In december 1941 begonnen de bewoners in het portiek van Olga Gretsjina te bezwijken aan de honger. Eerst de huismeester, toen zijn vrouw. A
ls onbeduidende arbeiders die niet van belang waren voor de verdediging van Leningrad kregen ze 125 gram brood per dag – twee sneetjes roggebrood.
Toen stierf de tuinman, de vader van het gehandicapte jongetje dat boven haar woonde. Olga zelf kreeg een wat groter rantsoen omdat ze in een munitiefabriek werkte.
In de kantine kon ze zo veel soep eten als ze wilde, en ze mocht zelfs eten meenemen voor haar oude moeder die bij haar inwoonde.
Op een avond om 23 uur werd er op de deur geklopt. Het was de buurvrouw.
‘Mijn zoon ligt op sterven. Ik smeek u, geef me een lepel zonnebloemolie. Dat kan hem redden,’ stamelde ze.
‘Maar ik heb geen olie,’ zei Olga.
‘Wel waar! Je moet het hebben. Je moet mijn zoon redden,’ antwoordde de vrouw, die steeds wanhopiger klonk.
Olga weigerde opnieuw en smeet de deur dicht. De volgende ochtend was de jongen dood, en Olga voelde zich een moordenaar. Ze had wel zonnebloemolie, maar die bewaarde ze voor haar moeder.
‘We gaan de stad bombarderen, de watervoorziening lamleggen en de burgers alles onthouden wat ze nodig hebben om te overleven.’ Adolf Hitler
Terwijl de mensen in Leningrad stierven, stortten hun huizen in.
Het Duitse geschut rond de stad vuurde de hele dag, en als er geen granaten vielen, werden er wel bommen gegooid.
Een paar maanden na het begin van het beleg in september 1941 waren de meeste energiecentrales door hun kolen heen.
De trams stonden stil op straat en er werd geen sneeuw meer geruimd.
De bewoners moesten zelf paadjes maken door de sneeuw en sjokten moeizaam door de straten, langs alle kapotgebombardeerde huizen.
Na verloop van tijd stapelden de lichamen zich op langs de paadjes door de sneeuw.
‘Vandaag, toen ik op straat was, liep er een man voor me. Hij kon maar met moeite de ene voet voor de andere zetten,’ schreef de student Elena Skrjabina in haar dagboek.
‘Hij ging op een brandkraan zitten. Ineens staarde hij naar boven, en vervolgens gleed hij langzaam op de grond. Toen ik bij hem was, was hij al dood.’
Leningrad was ten dode opgeschreven, en in de jaren die volgden zou het alleen nog maar erger worden.

De tragedie aan het Oostfront kreeg veel media-aandacht in de westerse wereld.
Duitsers hebben het goed
De Duitse soldaten in hun loopgraven op maar 10 kilometer van de stad kregen weinig mee van al dit leed.
De troepen van de Wehrmacht hadden ruim voldoende te eten. De veldkeukens bakten elke dag vers brood en de soldaten kregen warme soep met rund- of varkensvlees.
Sommigen hielden het bij soep en ruilden het brood voor seks met hongerige Russinnen.
De Duitse soldaten wisten donders goed dat ze een miljoenenstad aan het uithongeren waren en dat hun geschut ook burgerdoelen bestookte.
Op de kaarten die de artilleristen gebruikten, was de functie van gebouwen duidelijk aangegeven.
Doelwit nummer 88 en 89 waren ziekenhuizen, doelwit 709 was een kindertehuis en nummer 736 een crèche. Zo wilde Hitler het.
Leningrad moet uitgeroeid worden
Toen de Duitsers op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen, lag het plan voor Leningrad klaar: de bevolking moest dood.
Een paar weken na het begin van het offensief sprak Hitler met zijn naaste officieren. Hij was goedgeluimd en deed zijn visie voor de veroverde gebieden in het oosten uit de doeken.
‘De schoonheid van de Krim wordt toegankelijk via een snelweg. Het wordt de Duitse Rivièra,’ verkondigde hij.
Voor Moskou en Leningrad had hij andere plannen. Die moesten van de kaart worden geveegd en de bevolking moest sterven, want de Duitsers wilden al die Untermenschen niet voeden.
Zie de Duitsers oprukken naar Leningrad:
Legergroep Noord rukte snel op naar Leningrad.
De Sovjets waren ernstig verzwakt, want Stalin had tussen 1937 en 1939 40.000 officieren van landverraad beticht. 15.000 waren er doodgeschoten, de rest was naar Siberische kampen gestuurd.
De Russische soldaat Semjon Poetjakov beschreef het tekort aan goede officieren: ‘Het is één grote chaos.
We worden de hele tijd van de ene plek naar de andere gestuurd. Loopgraven aanleggen is het enige wat we doen.
We krijgen geen fatsoenlijke training. Ons regiment heeft nu eindelijk een instructeur, luitenant
Petrenko, maar aan zijn bevelen is geen touw vast te knopen. Hij is zelf niet goed opgeleid en is ons alleen maar tot last.’
De inwoners van Leningrad beseften dat de oorlog, die eerst zo ver weg leek, snel dichterbij kwam.
Naarmate de Duitsers naderden, werd de informatie die de bevolking bereikte steeds specifieker.
Burgers moesten loopgraven en tankversperringen aanleggen rond de stad. Ze spraken met Russische soldaten die op de terugtocht waren en kwamen er zo achter hoe snel de Duitse opmars in feite verliep.
Als ze terug waren in Leningrad, gaven ze de berichten door aan hun familie. De stad leek op een ramp af te stevenen.
Legerleiding wijst voedselhulp af
De partijleiding in Leningrad was ondertussen vooral bezig met het voorkomen van gezichtsverlies en nam geen maatregelen om hongersnood tegen te gaan.
Al in juli 1941 stuurde de minister van Handel, Anastas Mikojan, een aantal treinen vol voedsel naar de stad.
Maar maarschalk Kliment Vorosjilov, die de verdediging van Leningrad leidde, wilde daar niets van weten.
Hij liet de treinen tegenhouden, want hij was bang dat het Jozef Stalin ter ore zou komen dat
Leningrad niet op eigen benen kon staan.
De voedselhulp had honderdduizenden mensen het leven kunnen redden, maar de treinen werden naar andere delen van de Sovjet-Unie gestuurd. En dit was niet de enige blunder die Vorosjilov beging.
Hij was al sinds de Russische Burgeroorlog (1918-1920) een trouwe bondgenoot van Stalin, maar in de strijd tegen de Duitse oorlogsmachine schoot zijn strategisch inzicht tekort.
Zo was hij vooral bezig een volksleger van burgers uit Leningrad en de dorpen eromheen op de been te brengen.
Met argusogen keken de Russische soldaten naar de colonnes mannen en vrouwen die gaten in het front moesten dichten.
De ongetrainde burgers waren natuurlijk niet opgewassen tegen de Duitse tanks en vliegtuigen, en ze sneuvelden dan ook in groten getale.
Bovendien maakte Vorosjilov geen gebruik van de troepen die hij had. Hij leek niet te begrijpen hoe belangrijk het was om artillerie en infanterie samen te laten werken.
Vaak beval hij zijn troepen de Duitse stellingen te bestormen zonder artilleriesteun, waarop de Duitsers de Russen massaal neermaaiden.

De Duitsers wisten Leningrad in nog geen drie maanden te bereiken, maar namen de stad niet in.
Leningrad wankelt
Na het bloedbad bij de rivier de Loega zo’n 100 kilometer ten zuiden van Leningrad was het helemaal duidelijk dat Vorosjilov de Duitsers niet kon stuiten.
De maarschalk probeerde de opmars van de vijand een halt toe te roepen, maar zijn leger werd onder de voet gelopen.
Vorosjilov wist evenmin een ordelijke evacuatie van de stad op touw te zetten. Slechts circa 800.000 mensen werden gered voordat de Duitsers er waren.
Gelijktijdig naderde het Finse leger Leningrad vanuit het noorden.
De Finnen werkten niet samen met de Duitsers, maar wilden het gebied heroveren dat Rusland tijdens de Winteroorlog een jaar eerder had buitgemaakt. Er kwamen dus geen voorraden van die kant.
Toen de Duitsers op 8 september aan de oever van het Ladogameer ten oosten van de stad stonden, was deze van de buitenwereld afgesneden.
De Duitsers bereidden een beleg voor van Leningrad, dat toen nog 2,5 miljoen inwoners telde, onder wie 400.000 kinderen.
Hitlers bevel was helder: ‘We gaan de stad bombarderen, de watervoorziening lamleggen en de burgers alles onthouden wat ze nodig hebben om te overleven.’
In de eerste dagen gooiden de Duitsers dan ook de waterinstallaties en voedseldepots van de stad plat.
Wetenschappers moeten rekenen
Het Duitse leger nam wetenschappers in de arm om te berekenen hoe lang het zou duren voor Leningrad uitgehongerd was.
De Wehrmacht legde alle gegevens over het inwonertal, de voedselsituatie en de wintertemperaturen voor aan de onderzoeker Ernst Ziegelmeyer van het instituut voor voeding in München.
Ziegelmeyer sloeg aan het rekenen, en zijn conclusie was duidelijk: ‘Er is geen reden om het leven van onze soldaten op het spel te zetten.
De inwoners van Leningrad zullen toch wel omkomen, en dan kunnen we de stad binnentrekken zonder één soldaat kwijt te raken.’
Maar Ziegelmeyer had er geen rekening mee gehouden dat de Russen voedsel over het bevroren Ladogameer konden vervoeren.
Dat zou de bevolking redden. En terwijl de Duitsers bleven rekenen, gaf dictator Stalin op 10 september de verdediging van de stad in handen van zijn beste man, generaal Georgi Zjoekov.
De generaal veranderde de tactiek van het Rode Leger meteen.
De Russische schepen in de Finse Golf werden dichter naar de kust gestuurd om artilleriesteun te kunnen geven, en plotseling stuitten de Duitsers op verzet van betekenis.
Daardoor zette de Wehrmacht nog meer in op de uithongeringstactiek, ook om de soldaten wat rust te gunnen en de legergroep te kunnen hergroeperen na het lange offensief in de Sovjet-Unie.
Daarnaast besloot Hitler meer troepen in te zetten bij de aanval op Moskou.
De Legergroep Noord stuurde dan ook zijn belangrijkste tankeenheid – de 4e Pantsergroep – naar het front bij de hoofdstad. Daardoor was het moeilijker om nog in het offensief te gaan bij Leningrad.

Veel kinderen leden aan dystrofie, waarbij de spieren en botten worden afgebroken.
Zjoekov opent de aanval
Dat de Duitse troepen in hun loopgraven bleven, was echter niet genoeg voor Zjoekov. Hij verspilde geen krachten aan het evacueren van de bevolking, maar liet de weinige soldaten die hij had vele vergeefse aanvallen uitvoeren.
‘De man was een groot theoreticus en strateeg, maar hij keek niet op een leven meer of minder,’ aldus de radiotelegrafist Michail Nejsjtad over Zjoekov.
Luitenant-generaal Michail Doechanov ondervond de gevolgen van dit beleid aan den lijve. Hij leidde een brigade die eind september 1941 naar het vestingeiland Oresjek in het Ladogameer werd gestuurd.
Het eiland lag niet ver van de strategisch belangrijke stad Sjlisselboerg, die in handen van de Duitsers was.
‘Onze troepen werden op klaarlichte dag het Ladogameer over gestuurd. Ze maakten geen kans. We werden al snel vanuit de lucht gespot, en het liep uit op een slachtpartij. Van mijn eigen landingseenheid van 200 man kwamen er slechts 14 aan land,’ zei Doechanov.

Elke dag maakten de Duitse bombardementen nieuwe slachtoffers in Leningrad.
Kannibalisme wordt gemeld
Terwijl er buiten Leningrad hevig werd gevochten, bleven de inwoners aan de honger en de kou bezwijken. Met name in januari en februari 1942 was de honger nijpend. In elk van die maanden stierven ruim 100.000 mensen.
’s Avonds werden stapels lichamen op sleden naar de begraafplaatsen gebracht, maar daar bleven ze liggen omdat de grond bevroren was.
Ook werd er kannibalisme gemeld. In de straten lagen lijken die een arm, been of ander lichaamsdeel misten, en buren begonnen elkaar te beschuldigen van het eten van mensenvlees.
Maria Ivanovna maakte een geval mee. Ze werkte op de administratie van een wooncomplex en hoorde dat een van de gezinnen zich merkwaardig was gaan gedragen.
Toen ze langsging, zag ze dat er van de vele kinderen nog maar twee over waren.
‘De anderen zijn dood,’ verklaarde de moeder, maar Maria kreeg argwaan omdat de vrouw geen overlijdensakten had. Op het fornuis stond een pan te pruttelen.
‘Dat is lamsvlees,’ zei de moeder, die deed alsof haar neus bloedde. Maria tilde het deksel op en zag dat er een mensenhand ronddreef in de pan met soep.
Het voedselgebrek was ernstig, maar de evacuatie van de stad over het ijs van het Ladogameer begon pas toen Stalin in februari 1942 groen licht gaf.
Baby’s vallen van de vrachtwagens
Wie toestemming kreeg Leningrad te verlaten, was zijn leven echter nog niet zeker. Op het meer was geen dekking voor Duitse vliegtuigen.
‘We vonden bergen lichamen op het bevroren meer,’ vertelde Olga Melnikova, die als verpleegster was ingezet op de ijsroute over het Ladogameer.
‘De lijken waren in sjaals gewikkeld. We pakten ze voorzichtig uit en vonden baby’s van 8 tot 12 maanden en jongens en meisjes. Maar we zijn er nooit achtergekomen wie het waren,’ vertelde ze.
De meeste evacués waren zo hongerig dat ze nauwelijks konden bewegen – laat staan hun kinderen stevig vasthouden als de vrachtwagen waarin ze zaten over het hobbelige ijs denderde.
Maar de chauffeurs stopten niet, zelfs niet als er een kind uit de auto gevallen was. Het risico om door een Duitse bom te worden getroffen was te groot.
Niet álle burgers waren uitgehongerd. Elena Kotsjina werd geëvacueerd in het gezelschap van de zoon van een hoge partijfunctionaris, die helemaal niet had geleden tijdens het beleg.
Naast hem zat zijn vrouw, die opschepte over het goede leventje dat het gezin tot dan toe had geleid in de belegerde stad.
‘We aten het ene pak boter en chocola na het andere. Dat was vóór de oorlog wel anders.’
Toen Elena vroeg waarom ze de stad dan wilden verlaten, antwoordde de man kortaf:
‘Ik verveelde me in Leningrad. Er was niemand om lol mee te hebben, en ik kon niet meer uit dansen gaan.’
Er komt eten
Terwijl de inwoners van Leningrad werden geëvacueerd, begon er eindelijk wat voedsel binnen te komen. Aanvankelijk hadden alleen partijkopstukken en andere leden van de elite er profijt van, maar langzaam ging het broodrantsoen omhoog en werden de winkelschappen voller.
De stad had het ergste doorstaan. In maart 1942 daalde het maandelijkse sterftecijfer tot onder de 100.000, en vanaf 15 april reden de trams weer.
‘Op een ochtend hoorden we de bel van de tram rinkelen. De mensen vielen achterover van verbazing en verdrongen elkaar voor het raam. Zelfs degenen die alleen nog maar konden kruipen,’ aldus de verpleegster Vera Pavlova.
‘De tram die de hele winter stilgestaan had in de Bolsjojstraat, reed ineens langs. Je had de blijdschap moeten zien. De mensen kwamen tot leven en riepen vol vreugde naar elkaar: “Luister jongens, dit betekent dat we winnen!”’

In 1941 vierden de Duitsers dat ze op 10 kilometer van Leningrad stonden. Twee jaar later waren ze geen meter opgeschoten.
Russen zijn vijand te snel af
In de nazomer van 1942 wilden de Duitsers Leningrad de doodsteek geven, want de belegering hield te veel soldaten op hun plek rond de stad.
Bovendien was de uithongeringstactiek mislukt vanwege de transporten over het Ladogameer.
De geplande aanval kwam echter nooit op gang. Voor de Duitsers klaar waren, begonnen de Russen namelijk aan een offensief om het beleg te doorbreken door de bezette oever van het Ladogameer te heroveren.
Nu moesten alle Duitsers worden ingezet om die strook land te verdedigen, en dat lukte maar ternauwernood.
Al mislukte de aanval van het Rode Leger, de Duitsers waren niet meer in staat om Leningrad in te nemen.
Wehrmacht vlucht
Een half jaar later waagden de Russen nog een poging terwijl de Duitsers met een tekort aan voorraden kampten, en dit keer slaagde de aanval wel.
Op 18 januari 1943 verdreven de Sovjets de Duitsers van de oever van het meer. Nu hadden ze een smalle corridor in handen waarover Leningrad bevoorraad kon worden.
In combinatie met het feit dat veel inwoners inmiddels geëvacueerd waren, maakte dit het leven in de winter van 1943 iets draaglijker.
In januari 1944 werd de belegering van Leningrad eindelijk doorbroken toen het Rode Leger de Duitsers opnieuw aanviel en op de vlucht dreef.
‘’s Avonds kwamen we allemaal bij elkaar. Sommigen hadden wodka bij zich,’ aldus Olga Gretsjina.
‘Er werd gezongen, gelachen en gehuild. Het verdriet overheerste: er waren te veel mensen gestorven. We hadden onmenselijke beproevingen doorstaan. Maar we waren ook verward. Wat nu? Hoe zou het verdergaan?’
Olga’s ongerustheid was terecht. De Duitsers waren weg en de wederopbouw was begonnen, maar officiële erkenning van hun lijdensweg konden de inwoners van Leningrad op hun buik schrijven.
Stalin hield de stad in een ijzeren greep, want hij wilde voorkomen dat het lot van de bevolking tijdens het beleg naar buiten kwam.
Dagboeken en kunstwerken die van het lijden getuigden, werden gecensureerd of verboden.
Het enige verhaal dat naar buiten mocht komen, was hoe dapper het Rode Leger had gestreden.
De overige burgers van de Sovjet-Unie mochten niet weten dat honderdduizenden mensen waren gestorven vanwege incompetentie en onwil van de communistische top.
De overlevenden van Leningrad konden hun herinneringen aan het leed dan ook alleen met elkaar delen.