Ruim 80 jaar geleden werd in een voorstad van Berlijn het lot van miljoenen joden bezegeld.
Op 20 januari 1942 kwam een aantal nazileiders bijeen op de zogeheten Wannseeconferentie om te bespreken hoe Adolf Hitlers bevel voor de ‘definitieve oplossing van het jodenvraagstuk’ – de uitroeiing van de circa 11 miljoen joden in Europa – het best kon worden uitgevoerd.
De organisator was Reinhard Heydrich, het hoofd van de Sichterheitsdienst. Daarnaast waren er enkele vooraanstaande SS’ers en topambtenaren van diverse ministeries aanwezig.
Heydrich wilde zich verzekeren van de loyaliteit van de ambtenaren en de praktische richtlijnen voor de genocide coördineren.
Hitler nam het besluit
Uit de weinige notulen die bewaard zijn gebleven blijkt dat de nazi’s de joden in eerste instantie naar Oost-Europa wilden verdrijven. Daar moesten ze slavenarbeid verrichten tot de totale uitroeiing kon worden uitgevoerd.
Volgens sommige historici werd het eigenlijke besluit om de joden uit te roeien in Wannsee genomen. Maar alles wijst erop dat Adolf Hitler dit besluit nam in het najaar van 1941, en dat de genocide ten tijde van de conferentie al aan de gang was.
Zo waren Duitse doodseskaders – de Einsatzgruppen – al zes maanden bezig met het afslachten van Oost-Europese joden, en in het vernietigingskamp Chełmno werd zes weken vóór de Wannseeconferentie begonnen met het vermoorden van joden.