Jood dook onder in Hitlers leger

Solomon Perel is een 16-jarige Duitse jood. Hij is op de vlucht geslagen naar het door de Sovjets bezette deel van Polen, maar in 1941 omsingelen de Duitsers zijn woonplaats. Solomon verzint een list en moet zijn leugens tot in detail onthouden terwijl hij onderduikt in het hol van de leeuw.

© U.S. Holocaust Memorial Museum & Imageselect

Voor Solomon Perel is de aanblik van Duitse soldaten een nachtmerrie. Met hun met roet ingesmeerde gezichten, motorbrillen en stalen helmen zien ze er in zijn ogen uit als monsters.

De 16-jarige Solomon is nazi-Duitsland ontvlucht en heeft twee jaar doorgebracht in een kindertehuis bij Grodno in het huidige Wit-Rusland.

Maar in juni 1941 begonnen de Duitsers aan Operatie Barbarossa en vielen ze de Sovjet-Unie binnen.

Als versteend kijkt hij nu toe hoe ze de inwoners van zijn dorp op een rij opstellen.

Al snel beseft hij dat alle joden afgevoerd worden naar een bos om doodgeschoten te worden. Als de Duitsers niet zeker weten of iemand joods is, trekken ze zijn broek omlaag en kijken ze of hij besneden is.

Solomon staat urenlang te wachten en denkt dat zijn laatste uur geslagen heeft.

Hij haalt zijn identiteitsdocumenten tevoorschijn, waarop staat dat hij joods is. Zonder dat de Duitsers het zien, maakt hij met zijn hak een gat in de grond en gooit hij de papieren erin. Dan veegt hij er aarde overheen.

‘Nee, ik ben geen jood, ik ben een etnische Duitser.’ Solomon Perel

Bevend van angst staat hij nu als eerste in de rij bij de tafel van een Duitse officier. Als die vraagt of hij joods is, krijgt hij een ingeving.

Solomon antwoordt meteen in vloeiend Duits: ‘Nee, ik ben geen jood, ik ben een etnische Duitser.’

Een jonge Pool achter Solomon maakt bezwaar in gebroken Duits: ‘Hij ... jood!’ De doodsbange Solomon ontkent de aantijging. Tot zijn verbazing geeft een Duitse soldaat de Pool een klap voor zijn kop en roept hij ‘Bek houden!’

Solomon wordt vriendelijk verzocht opzij te stappen. Hij heeft zijn leven met een list gered.

De komende vier jaar zal hij zijn sluwheid nog vaak nodig hebben terwijl hij zich schuilhoudt tussen de nazi’s die hem en alle andere joden dood willen hebben.

Toen de nazi’s de macht grepen, raakten de joden hun rechten kwijt.

© Shutterstock

Familie Perel zat klem tussen twee ideologieën

Volksduitser: de perfecte leugen

Solomon kwam op 21 april 1925 ter wereld als het vierde kind van het gezin Perel in het plaatsje Peine tussen Braunschweig en Hannover.

In de Weimarrepubliek was het leven goed en had Solomon een gelukkige jeugd, maar toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, werd alles anders.

Twee jaar later was de jodenvervolging zo hevig geworden dat de Perels naar Łódz in Polen vluchtten. Die stad had een grote joodse gemeenschap, dus integreren was makkelijk.

Toen Hitler-Duitsland in 1939 Polen binnenviel, trokken Solomon en zijn broer Isaac verder naar het oosten.

Maar in 1941 konden ze niet op tijd wegkomen toen de Duitsers het Russische deel van Polen onder de voet liepen.

Tienduizenden Polen vluchtten voor de Duitsers naar het oosten.

© Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Duitsers en Russen zetten Polen klem

Hitler en Stalin trokken samen op in het begin van de oorlog. Op 1 september 1939 vielen Duitse troepen Polen binnen, en 16 dagen later viel het Rode Leger het land in de rug aan.

Na een maand gaven de Polen zich over, en Duitsland bezette de westelijke helft van het land. Al snel gingen er geruchten dat alle joden in getto’s zouden worden opgesloten.

Daarom besloten de ouders van Solomon Perel hem en zijn broer naar het oosten te sturen. Hun zus zou later komen.

‘We moesten een paar honderd kilometer naar het oosten zien te komen. Het idee was om de Boeg over te steken, de nieuwe grens van de Sovjet-Unie, en ons bij de Russen aan te sluiten. We dachten dat we daar veilig zouden zijn,’ schreef Solomon.

Een week voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog spraken Hitler en Stalin in het geheim af Polen onderling te verdelen. Dat redde Solomons leven.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Op de vlucht

Solomon woont van 1935 tot 1939 in het Poolse Łódz met zijn ouders, zijn broers Isaac en David en zijn zus Bertha.

David wordt opgeroepen voor het Poolse leger en door de Duitsers gevangengenomen. Een paar maanden na de invasie vragen hun ouders de 14-jarige Solomon en de 29-jarige Isaac naar het Russische deel van Polen te vluchten.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Trein naar het oosten

Solomon en Isaac nemen eerst de trein naar Warschau. Ze krijgen er hulp van een fabriekseigenaar voor wie Isaac heeft gewerkt. Hij zoekt een vluchtroute naar het oosten en weet dat de Russen niet op vluchtelingen schieten.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Zware tocht door de velden

In Warschau stappen de broers op de trein naar de grens tussen het Duitse en Russische deel van Polen. De laatste 90 kilometer leggen ze te voet af. Ze betalen boeren om hun koffers op een paardenkar te vervoeren.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Ongeluk op de rivier

Eind december 1939 proberen de broers de Boeg over te steken in een bootje, maar dat slaat om. Solomon wordt door een Rus gered van de verdrinkingsdood.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

Hitler valt Sovjet-Unie binnen

Solomon en Isaac gaan door naar Białystok, waar ze afscheid nemen. Isaac wil zijn ex-vriendin in Vilnius bezoeken, en Solomon wordt door een joodse hulporganisatie in een kindertehuis in Grodno geplaatst. Daar is hij als Duitse troepen in 1941 binnenvallen.

Ullstein Bild Dtl./Getty Images

In juni 1941 viel Solomon dan ook in handen van een eenheid van de 12e Duitse Pantserdivisie.

Toen een officier hem verhoorde, deed hij alsof hij een Volksdeutscher was: een van de vele etnische Duitsers die al eeuwenlang in Oost-Europa woonden.

De officier geloofde hem. Niemand van de 12e Pantserdivisie trok zijn verhaal na.

‘Ik, een joodse jongen, had me aangesloten bij de verschrikkelijke vijand.’ Solomon Perel

Solomon werd naar het Duitse kamp gebracht, waar hij eten kreeg, zich kon wassen en een uniform kreeg dat veel te groot was.

Hoewel hij 16 jaar was, was Solomon met zijn 1,60 meter een kop kleiner dan de lange Duitse soldaten. Toen hij zichzelf zag in de buitenspiegel van een geparkeerd voertuig in het kamp, liepen hem de koude rillingen over de rug:

‘Ik had mezelf flink in de nesten gewerkt. Ik had geen idee hoe ik me hoorde te gedragen. Ik was bang, niet alleen voor de mannen om me heen, maar ook voor mezelf. Ik weet niet wie ik het meeste vreesde.’

‘Ik, een joodse jongen, had me aangesloten bij de verschrikkelijke vijand. Ik moest alles uit de kast halen om mijn zelfbeheersing niet te verliezen en de levensgevaarlijke waarheid niet naar buiten te laten komen.’

Solomon moet constant improviseren

Het werd er niet minder spannend op toen Solomon werd ontboden bij een van de sergeants van de eenheid. Hij nam plaats in een Volkswagen die als mobiel kantoor dienstdeed.

De sergeant zat voorin, en de achterbank lag vol met allerlei mappen en paperassen.

‘Je papieren alsjeblieft,’ zei de man. Solomons hart sloeg over. Als hij de waarheid vertelde en zei dat hij zijn papieren had begraven, was hij ten dode opgeschreven.

Daarom borduurde hij voort op de leugen waarmee hij was begonnen.

‘Al mijn identiteitsdocumenten zijn verloren gegaan bij het grote Duitse artilleriebombardement in het omsingelde gebied waar ik me bevond,’ zei hij.

De sergeant keek hem begripvol aan. Hij haalde een schrijfmachine tevoorschijn en deed er een papier in. ‘Hoe heet je?’ Solomon antwoordde automatisch: ‘Perel.’

Onmiddellijk gingen de alarmbellen rinkelen in Solomons hoofd, en hij dacht bij zichzelf: ‘Wat heb je gedaan? Je hebt zojuist al je overlevingskansen verspeeld. Een joodsere naam dan Perel bestaat er niet.’

Gelukkig vloog er net een Duits vliegtuig over het kamp, dat even verderop bommen gooide. De sergeant had hem niet verstaan en riep:

‘Wat? Wat zei je precies?’ Daarom kwam Solomon met een andere naam op de proppen die ongeveer hetzelfde klonk.

‘Ik heet Perjell.’

Een andere Duitse soldaat had het gehoord en bevestigde: ‘Perjell is een gewone naam onder etnische Duitsers in Litouwen.’

De sergeant vroeg Solomon om zijn voornaam. Omdat hij zijn joodse naam niet kon gebruiken, koos hij voor de eerste de beste naam die hem te binnen schoot: Josef.

Zo werd Solomon Perel Josef Perjell – een Duitse wees uit Oost-Polen van Litouwse komaf.

Bij de invasie van de Sovjet-Unie nam het Duitse leger Solomon Perel mee als tolk. De jongen sprak Duits en Russisch.

© Shutterstock

Solomons familie kwam oorspronkelijk uit Rusland, en na twee jaar in een kindertehuis in het door de Sovjets bezette Oost-Polen sprak hij vloeiend Russisch.

Daarom werd hij tolk voor de 12e Pantserdivisie, die oprukte naar Moskou in het oosten. Solomon bleek een aanwinst: hij vertaalde bevelen aan Russische krijgsgevangenen en hielp hij het verhoren van gevangengenomen officieren.

Op een dag werd hij zelfs opgehaald en een paar kilometer vervoerd om een artillerieofficier te helpen verhoren.

Het bleek te gaan om niemand minder dan de zoon van Jozef Stalin, die snel naar het hoofdkwartier werd overgebracht.

Daarna kreeg Solomon orders om zich te melden bij kapitein Von Münchow, die het bevel voerde over de eenheid.

Von Münchow was de zoon van een Pruisische aristocraat en een fanatieke nazi, en bejegende zijn ondergeschikten op een kille, afstandelijke manier.

Solomon wist zeker dat de kapitein argwaan had. Nu was het voorbij: hij zou onder de druk bezwijken.

De tiener klopte het stof van zijn uniform en repeteerde het verhaal van Josef Perjell opnieuw. Vervolgens deed hij een schietgebedje en ging hij naar de tent van de kapitein.

Kapitein doet een bijzonder aanbod

Er stonden twee bewakers voor Von Münchows tent. Om zijn rol van Josef Perjell zo goed mogelijk te spelen, sloeg Solomon zijn hakken tegen elkaar en bracht hij de Hitlergroet. Toen hij binnenkwam, zag hij de kapitein glimlachen.

Von Münchow vroeg of Solomon weleens wijn geproefd had. Dat had hij vaak gedaan tijdens joodse ceremoniën, maar hij antwoordde van niet.

Het was een prettig gesprek, waarbij de kapitein Solomon trakteerde op Duitse Moezelwijn en lekkere koekjes. Uit niets bleek dat Von Münchow aan het verhaal van Solomon twijfelde: de kapitein stelde hem vragen over zijn leven en slikte het verhaal van Josef Perjell als zoete koek.

Hij prees hem zelfs om zijn moed. Toen nam het gesprek een onverwachte wending. Von Münchow zei dat hij een landgoed bezat bij Stettin, waar hij met zijn vrouw woonde.

Ze waren vermogend, maar hadden geen kinderen. Daarom wilde hij Solomon graag adopteren. De joodse tiener wist niet wat hij hoorde.

Het voelde of hij zijn familie verraadde toen hij stamelde: ‘Dat wil ik heel graag.’ Een gevoel van walging maakte zich van hem meester.

Von Münchow beloofde dat de papieren in orde zouden komen zodra Duitsland de oorlog had gewonnen. Toen Solomon de tent verlaten had, kreeg hij bijna geen lucht.

Als de oorlog voorbij was, zou Solomon Perel verdwijnen en moest hij voor altijd Josef von Münchow zijn.

In de herfst van 1941 kreeg Solomons eenheid drie dagen verlof, die hij doorbracht in een dorp bij Smolensk. Een gebouw deed dienst als badhuis, waar de soldaten zich in groepen konden wassen.

Er dreigde een nieuwe ramp. Meerdere mannen vroegen Solomon of hij mee wilde, maar telkens verzon hij een smoes.

Als hij met de anderen in bad ging, zouden ze ontdekken dat hij besneden was en was het over en uit met hem. Uiteindelijk was Solomon de enige die niet in bad was geweest.

Hij sloop het huis binnen en deed de deur van binnen op slot om pottenkijkers te weren. In een badkuip met water tot zijn knieën begon hij zijn smerige lichaam te schrobben.

Plotseling hoorde hij iemand fluisteren en voelde Solomon twee sterke armen om zich heen.

‘Maak me niet dood. Ik ben jong, ik wil leven.’ Solomon Perel

Een naakt mannenlichaam drukte zich tegen hem aan, en even later probeerde de man Solomon te penetreren.

De joodse jongen sprong geschrokken uit de badkuip.

Toen hij zich omdraaide, stond hij oog in oog met ziekenverzorger Heinz Kelzenberg. De man die al maanden zijn vriend was, had zichzelf van een heel andere kant laten zien.

Hij liet zijn ogen over Solomons lichaam glijden, en toen hij bij het kruis was, riep hij verbluft: ‘Ben je joods?’

Solomon raakte in paniek, en hij smeekte huilend: ‘Maak me niet dood. Ik ben jong, ik wil leven.’

Kelzenberg liep rustig op Solomon af, sloeg zijn arm om hem heen en zei:

‘Niet huilen, ze mogen je buiten niet horen. Ik wil je geen pijn doen en zal je geheim niet verklappen. Er is ook een ander Duitsland, dat je het weet.’

Kelzenberg beloofde plechtig dat hij de identiteit van Solomon niet zou onthullen, en ondanks het pijnlijke voorval bleven de twee vrienden. Solomon vertelde hem zelfs het hele verhaal over zijn verleden.

Nieuw gevaar dreigt in nazi-Duitsland

Toen de winter naderde, boog de 12e Pantserdivisie af naar het noorden om deel te nemen aan de belegering van Leningrad.

Solomons eenheid kwam er in een hevig artilleriebombardement terecht, waarbij veel doden vielen. Een van de gesneuvelden was ziekenverzorger Heinz.

Solomon was nu zijn beste vriend en enige vertrouweling kwijt. Vanwege de zware verliezen werd de eenheid overgeplaatst naar Estland om te herstellen. Daar bleef Solomon tolken tijdens verhoren van Russische krijgsgevangenen.

Af en toe kwam kapitein Von Münchow langs. Hij was blij dat zijn toekomstige adoptiezoon het goed deed.

Op een dag meldde hij dat het leger de jongste soldaten, die nog niet volwassen waren, naar Duitsland moest sturen.

Solomon zou naar een kostschool gaan en worden opgeleid om zijn vaderland later weer te dienen.

Jongens oefenden al op jonge leeftijd met een geweer.

© Keystone/Stringer/Getty Images

Jongeren werden gehersenspoeld

Solomon zag het helemaal niet zitten om naar Duitsland af te reizen, waar de geheime politie Gestapo overal verklikkers had. Hij kon echter niet weigeren en wist een weifelend ‘dank u’ uit te brengen.

Niet veel later werd hij op de trein naar Berlijn gezet. Hij kreeg gezelschap van een mooie blondine in een beige uniform.

Ze zaten samen in een coupé, en terwijl zij enthousiast vertelde over het vaderland en de nazipartij, kreeg Solomon het idee dat ze hem wel leuk vond.

Met een paar versiertrucs die hij van de soldaten had geleerd, begon hij met haar te flirten. Solomons vermoeden bleek juist, want ze stortte zich plotseling in zijn armen en begon hem te kussen.

Ze maakte aanstalten om een stap verder te gaan, maar Solomon wist zich te beheersen. Ze mocht niet ontdekken dat hij besneden was.

Bij aankomst in Berlijn hoorde hij naar welke kostschool hij zou gaan: een van de beste Hitlerjugend-scholen van het land, waar de toekomstige leiders van het Derde Rijk werden opgeleid.

De school stond in Braunschweig, slechts 20 kilometer van Peine, waar het gezin Perel vandaan kwam. Tijdens de treinreis ernaartoe vroeg Solomon zich af of iemand hem van vroeger zou kunnen herkennen.

De joodse tiener werd van het station in Braunschweig gehaald door twee jonge mannen in een bruin uniform. Die waren van zijn nieuwe school.

Ze brachten Solomon naar de directeur, Bannführer Mordhorst, die graag over zijn belevenissen aan het Oostfront wilde horen.

Volgens Mordhorst had Solomon in Rusland laten zien dat hij geschikt was om opgenomen te worden in een SS-divisie.

Maar helaas was hij daar met zijn 1,60 meter niet lang genoeg voor, en zijn haar was ook te donker voor de SS.

Solomon deed tegenover Mordhorst of hij teleurgesteld was, maar in werkelijkheid was hij maar wat blij dat dat hem bespaard bleef en dat hij op school kon beginnen.

Solomon Perel (vooraan in het midden) met medeleerlingen op de kostschool voor kinderen van arische ouders.

© U.S. Holocaust Memorial Museum

Gebrek aan doucheschuim

Het leven als leerling wende snel voor Solomon. Hij kreeg les in technische en academische vakken en rassenleer, en droeg het bruine uniform van de Hitlerjugend.

Hij moest nog steeds op zijn hoede zijn: het was vooral van belang om nooit naakt te zijn samen met andere leerlingen. De gezamenlijke douche vormde een probleem.

Er zat weliswaar een matglazen afscheiding tussen elke douchecabine, maar hij was pas veilig als hij in zo’n cabine was en met zijn rug naar de anderen kon gaan staan.

Solomon kleedde zich altijd uit in een hoekje, waar hij niet te zien was, en liep in zijn onderbroek naar een cabine.

De eerste weken had hij nog een restje van de luxe zeep die hij aan het Oostfront had gekregen. Die schuimde goed, en hij kon zijn kruis daardoor aan het zicht onttrekken.

Maar toen de zeep op was, moest hij het stellen met het product dat hij van de school kreeg. Dat stonk en was bijna niet aan het schuimen te krijgen.

De andere leerlingen mopperden ook over de slechte zeep, die ze reines Judenfett noemden: puur jodenvet.

Zijn besneden penis begon zo’n groot probleem te worden voor Solomon dat hij op een dag probeerde een nieuwe voorhuid te maken.

Eerst rekte hij de huid zo ver uit als hij kon, waarna hij een touw strak om zijn geslachtsorgaan bond in de hoop dat de huid vast zou groeien.

Een tijdlang ging hij in elke pauze naar het toilet om te kijken of er schot in de zaak zat en om het touw aan te trekken als het was losgeraakt.

Al snel kreeg hij last van een pijnlijke ontsteking, en teleurgesteld moest Solomon het idee opgeven.

In de aula van de kostschool werd een naziversie van kerst gevierd.

© U.S. Holocaust Memorial Museum

Een paar dagen lang verging hij van de pijn, en zijn merkwaardige tred trok de aandacht van zijn klasgenoten. Tijdens een oefening in marcheren vroeg een 14-jarige leerling Solomon:

‘Waarom houd je je rug niet recht als je marcheert? En waarom loop je niet in de pas?’

Solomon antwoordde snel: ‘O, ik heb gewoon rugpijn, verder is er niets aan de hand.’

Toen de jongen achterdochtig vroeg waarom hij daar dan niet mee naar de schoolarts ging, antwoordde Solomon:

‘Je gaat toch niet met elk dingetje naar de dokter?’

Daarmee legde hij de jongere leerling het zwijgen op, die voortaan bewondering had voor Solomons wilskracht.

De pijn ging weer voorbij, maar het onderwijs in rassenleer aan de Hitlerjugend-school was een terugkerende psychologische kwelling voor Solomon.

De leraar legde uit dat het ‘bondgenootschap van Duits bloed’ uit zes rassen bestond. Het noordse was het meesterras, dat alleen in Noorwegen geheel zuiver was.

Daarna kwamen natuurlijk de Duitsers zelf. Finnen, andere West-Europeanen, Roemenen en enkele volken uit de Baltische landen mochten meedoen omdat ze in de loop der tijden genoeg Germaans bloed hadden gekregen.

‘Kijk eens naar Josef hier. Hij is een typisch voorbeeld van het arische, Oost-Baltische ras.’ Solomon Perels leraar

De docent nam ook alle misdaden onder de loep die de joden volgens de propaganda van de nazi’s gepleegd hadden.

De leerlingen moesten joden leren herkennen aan hun uiterlijk en manier van doen. De koude rillingen liepen Solomon over de rug als hij het woord ‘jodentrekjes’ hoorde.

Elke keer weer was hij bang dat een klasgenoot naar hem zou kijken en zou zien dat degene die als Josef Perjell door het leven ging, die trekjes vertoonde.

Toen de leraar Solomon op een dag vroeg naar het bord te komen tijdens een les over rassenleer, raakte hij in paniek. In zijn autobiografie schreef Solomon:

‘Ik stond op en liep naar het bord, alsof ik over de plank moest lopen. Ik voelde me als een onschuldige toeschouwer die een arena vol gladiatoren in werd gestuurd. Ik kon geen kant op en de grond ging niet open om me te verzwelgen, zoals ik zielsgraag had gewild.’

Iedereen in de klas staarde Solomon aan. Tot zijn verbazing werd hij echter niet te kijk gezet als jood. In plaats daarvan zei de onderwijzer vriendelijk:

‘Kijk eens naar Josef hier. Hij is een typisch voorbeeld van het arische, Oost-Baltische ras.’

Solomon haalde opgelucht adem en dacht bij zichzelf dat de nepwetenschap van de nazi’s zojuist had gefaald.

Zelfs deze leraar, die een expert zou moeten zijn in het herkennen van joden, zag Josef Perjell in plaats van de zwartharige jood Solomon Perel.

De lange marsen met de andere jongens van de Hitlerjugend, de strijdliederen en de kameraadschap hadden invloed op Solomon Perel.

© Regionaal Archief Nijmegen

Jarenlange indoctrinatie hakte erin bij Solomon

Verkering levert nieuw gevaar op

Normaal hield Solomon zich verre van sociale activiteiten en bracht hij zijn vrije tijd vooral alleen door. Maar op een dag, toen hij onder druk gezet was om met zijn klasgenoten mee uit te gaan, ontmoette hij Leni Latsch.

Zij was lid van de Bund Deutscher Mädel, de meisjesversie van de Hitlerjugend. De twee tieners waren op slag verliefd op elkaar.

Binnen de kortste keren wist de hele school dat ze verkering hadden, en Solomon droomde ervan ooit zijn ware identiteit te kunnen onthullen aan Leni.

Maar het bleef bij dromen: het risico was te groot. Toch leidde de relatie ertoe dat hij zijn hart kon uitstorten.

‘Zeg eens, Josef, ben je echt Duitser?’ Moeder van Solomon Perels arische vriendin

Op een dag, toen Solomon aanklopte bij Leni, deed haar moeder open. Ze zei dat Leni nog niet thuis was, maar dat Solomon best binnen mocht komen om te wachten.

Hij mocht in een behaaglijke leunstoel plaatsnemen, en Leni’s moeder ging tegenover hem zitten. Het was haar opgevallen dat de verhalen van de jongen over zijn leven niet altijd met elkaar klopten.

Met een ernstig gezicht vroeg ze hem: ‘Zeg eens, Josef, ben je echt Duitser?’

Tot dan toe had Solomon altijd ontwijkend geantwoord op lastige vragen of ter plekke een leugen verzonnen, maar tot zijn eigen verbijstering antwoordde hij: ‘Nee, Frau Latsch, ik ben geen Duitser. Ik ben jood.’

Solomon had meteen spijt dat hij de waarheid er had uitgeflapt. In zijn memoires schreef hij: ‘Zodra ik de woorden had gesproken, schrok ik me rot. Mijn lichaam trilde en mijn knieën knikten. Ik wist nog te mompelen: “Geef me alstublieft niet aan bij de Gestapo.”’

Mevrouw Latsch kwam overeind, liep naar Solomon toe en kuste hem op het voorhoofd. Ze beloofde zijn geheim niet te verklappen.

Opnieuw had Solomon heel veel geluk gehad: hij was voor de tweede keer ontdekt, en voor de tweede keer had hij de waarheid verteld aan een Duitser die de jodenvervolging niet bleek te steunen.

De moeder van zijn vriendinnetje drukte hem op het hart dat hij niet tegen anderen uit de school moest klappen, zelfs niet tegen haar eigen dochter, want ze wist niet zeker of die wel te vertrouwen was. ‘Kinderen zijn vandaag de dag zo anders dan vroeger,’ zei ze.

Met de tram door het getto

In december 1943 miste Solomon zijn ouders zo hevig dat hij besloot in zijn kerstvakantie naar Łódz af te reizen om hen te gaan zoeken.

In zijn bruine Hitlerjugend-uniform stapte hij uit de trein en liep hij in de richting van het joodse getto, waar de nazi’s duizenden joden hadden opgesloten.

Hij dacht terug aan zijn vier gelukkige jaren in Łódz terwijl hij door de straten van de stad wandelde.

Bij de muur van het getto ging hij op een stapel puin staan om naar binnen te kunnen kijken. Wat hij zag was vreselijk: als schimmen bewogen broodmagere joden in vodden zich voort door de straten.

Het leek wel alsof de wind bepaalde welke kant deze levenloze, grijze massa op ging. De tranen liepen Solomon over de wangen. Als zijn vader en moeder in deze hel zaten, moest hij hen zien te bereiken.

Om het getto van Warschau stonden hogen muren. Solomon Perels ouders zaten er gevangen tot ze door de nazi’s werden vermoord.

© Shutterstock

Solomon ging door het grote hek naar binnen en werd tegengehouden door een verblufte bewaker. Uit de davidsster op zijn hoed bleek dat hij bij de joodse politie van het getto hoorde.

Achter Solomon kwam een Duitse soldaat aangerend, die zei dat het getto alleen voor joden was, maar als hij naar de andere kant van de stad wilde, kon hij de tram nemen die er dwars doorheen reed.

Solomon stapte op de tram, maar toen die het getto binnenreed, deed de joodse politie alle deuren op slot om ervoor te zorgen dat er geen bewoners insprongen.

Vanuit de voorste wagen speurde Solomon naar zijn ouders. Hij wist waar ze woonden, want toen hij in het kindertehuis in Grodno zat, hadden ze hem brieven gestuurd.

Toen de tram langs het adres reed, drukte Solomon zijn neus tegen de ruit, maar de ramen van het appartement waren donker. Hij vocht tegen de tranen, maar moest zich sterk houden.

Toen de tram een bocht om reed, zag hij iets vreselijks: een paar mannen duwden een open wagen voort met een doek erover.

Het doek bedekte de graatmagere armen en benen die over de rand bungelden echter niet. De mannen haalden lijken uit de goot en gooiden ze achteloos op de wagen alsof het zakken aardappelen waren.

Solomon kon de gedachte niet onderdrukken dat zijn ouders mogelijk op die wagen lagen. Zouden ze zo aan hun eind komen?

De rest van de kerstvakantie nam hij elke dag de tram door het getto om hen te zoeken, maar het was vergeefs. 1944 brak aan, en hij moest teleurgesteld terug naar Braunschweig.

Solomon krijgt hulp van bom

In juli 1944 was Duitsland aan de verliezende hand, maar de nazi’s waren nog druk bezig met het creëren van een ‘raszuiver’ Duits volk.

Solomon werd opgeroepen bij een afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Braunschweig en kreeg daar het verzoek om zijn Duitse afkomst met officiële documenten te documenteren.

Solomon overhandigde de papieren die hij in Polen van de 12e Pantserdivisie had gekregen.

Dat was echter niet genoeg: hij moest de documenten produceren die hij van het kindertehuis in Grodno in Wit-Rusland had ontvangen.

Dat kon hij niet, want daar had nooit een Volksduitser genaamd Josef Perjell gewoond.

Toen hij weer op straat stond, moest hij naar adem happen. Hadden de autoriteiten hem door?

Diezelfde avond werd Braunschweig door de geallieerden gebombardeerd, en alsof de piloot Solomons beschermengel was, viel er een bom recht op het kantoor van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Alle archieven in het gebouw gingen in rook op – inclusief de documenten waarin de identiteit van Solomon in twijfel werd getrokken. Daarom kon hij op de Hitlerjugend-school blijven.

Jood moet Hitler-Duitsland verdedigen

Begin 1945 stak het Rode Leger de oostgrens van het Derde Rijk over, terwijl Amerikaanse en Britse troepen vanuit het westen oprukten.

Solomon werd opgeroepen voor de Volkssturm, een militie van oude mannen, vrouwen en jongens die Hitlers laatste hoop vormde. Nu moest een jood Hitlers rijk helpen redden.

‘Nu worden we doodgeschoten.’ Medesoldaat van Solomon Perel

Solomons eenheid werd in april naar een brug aan het front gestuurd om die te bewaken, en in de verte hoorden ze de kanonnen bulderen.

Het geluid van de geallieerde opmars wekte wat hoop: misschien kon Solomon ooit wel weer als Solomon Perel door het leven gaan.

Terwijl Solomon en zijn eenheid lagen te slapen, werd het kamp bestormd door Amerikaanse troepen, die de slaapdronken soldaten tegen een muur zetten.

‘Nu worden we doodgeschoten,’ fluisterde een jongen, maar Solomon verstijfde. Het lukte hem niet om te roepen: ‘Stop, ik hoor niet bij hen, ik ben jood.’

In plaats daarvan dacht hij eraan hoe ironisch het zou zijn als hij op zijn 20e verjaardag door zijn redders zou worden doodgeschoten.

Maar de schoten kwamen niet. De jonge soldaten werden ontwapend en weggestuurd.

Solomon Perel leeft nog. Hij is 95 jaar oud en woont in Israël.

© DPA Picture Alliance/Imageselect

Perel ging naar Israël

Op weg door het katholieke Braunschweig stuitte Solomon op een kaalgeschoren man in een concentratiekamppak met een jodenster op de borst.

Hij sloeg een arm om hem heen en zei huilend: ‘Ik ben ook jood.’