George Rodger en Will Lang ploften neer in een stoel in het café van Hotel Albergo Oriente. De twee journalisten van het Amerikaanse weekblad Life waren naar Bari in Zuid-Italië gestuurd. Die avond, 2 december 1943, keken ze naar de levendige haven, tevreden dat er op slechts een paar honderd kilometer van het front niets van het oorlogsgeweld te merken viel.
De Duitsers waren uit Zuid-Italië verdreven, winkels waren weer bevoorraad en de haven van Bari lag vol vrachtschepen. Omdat de geallieerden het Zuid-Italiaanse luchtruim beheersten, had Bari de verduistering opgeheven en de dokken baadden in het licht, zodat de soldaten tanks, munitie en voorraden aan land konden brengen voor de verdere geallieerde opmars.
Maar terwijl de correspondenten bijpraatten, klonk het luchtalarm en even later werden Lang en Rodger door een drukgolf van hun stoel geblazen. Scherven van de caféruiten regenden op hen neer. De twee kwamen versuft overeind en renden naar de haven, waar de volgende Duitse vliegtuigen hun dodelijke lading dropten. Nieuwe knallen weerklonken in de smalle straten, waar huizen instortten.
‘Door de rook zagen we acht schepen hevig branden. Eentje zonk terwijl het geisers van vuur spuwde.’ Journalist Will Lang vanuit de haven van Bari
Wanhopige burgers liepen elkaar onder de voet om pleinen te bereiken, waar ze hoopten veilig te zijn voor de instortende huizen. Enkelen zochten vertwijfeld de ruïnes af naar overlevenden en riepen de Heilige Maagd aan: ‘Madonna, Madonna Mia!’
In de haven troffen de twee Amerikanen een hel van vuur en dood aan.
‘Door de rook zagen we acht schepen hevig branden. Eentje zonk terwijl het geisers van vuur spuwde,’ telegrafeerde Lang later naar de redactie van Life.
‘Daar gaat Montgomery’s munitie,’ merkte Rodger cynisch op terwijl hij foto’s nam van de brandende schepen.
Wat niemand in Bari kon weten was dat een van de schepen een veel gevaarlijker lading had dan alleen munitie en bommen. Honderden mensen zouden in de dagen daarop hevig lijden en sterven – maar tegelijkertijd bracht de ramp een jonge arts op het spoor van een doeltreffend geneesmiddel tegen kanker.

George Rodgers aangrijpende foto’s van de aanval op Bari werden gecensureerd en pas na de Tweede Wereldoorlog vrijgegeven.
Geruchten over gif leiden tot paniek
Dagen na het bombardement op Bari werd luitenant-kolonel en legerarts Stewart Alexander wakker gebeld in de Noord-Afrikaanse stad Algiers. De stem in de hoorn gebood de 29-jarige arts naar Frederick Blesse te gaan, hoofdchirurg van het geallieerde Noord-Afrikaanse hoofdkwartier. Binnen 10 minuten was Alexander op weg. Net als zijn vader, een drukbezette huisarts in New Jersey (VS), was hij gewend om snel uit de veren te komen.
Blesses briefing was kort. De Duitse radio had het nieuws uit Bari gelekt: in 20 minuten hadden 105 Duitse JU 88-bommenwerpers 28 schepen tot zinken gebracht en honderden zeelieden gedood. Een harde klap voor de geallieerden, pochte de Duitse omroeper. Maar erger nog, overlevenden van de aanval stierven aan onbekende oorzaken.
Het Britse commando had deskundige hulp ingeroepen om de zaak uit te zoeken, legde Blesse uit. En Stewart Alexander, een expert in chemische wapens, was er de juiste man voor.

Stewart Alexander bleef wroeten naar de waarheid over de herkomst van het gifgas.
De arts kwam op 7 december in Bari aan en werd naar het hospitaal gebracht, dat uitpuilde van de gewonde zeelieden. Toen Alexander de patiëntendossiers las, was hij geschokt: de eerste nacht waren er meer dan 400 zeelieden in het ziekenhuis beland, velen besmeurd met olie uit de kapotte motoren van de schepen. Het personeel was overbelast en gaf de zeelieden warme dekens en thee – een wasbeurt en schone kleren zaten er even niet in.
De volgende morgen kregen ze hun gezwollen ogen niet open. De paniek greep om zich heen in het ziekenhuis, volgens een rapport van oogarts Bernard Gluck.
‘Het gerucht, dat ’s morgens de kop opstak en tegen de middag zo goed als bevestigd werd, was dat er mosterdgas was gebruikt.’
Het bijtende gas had in de Eerste Wereldoorlog soldaten verblind en hun huid aangetast. Het internationale Protocol van Genève had chemische oorlogvoering in 1925 verboden, maar Hitler nam het niet zo nauw. En als de nazi’s echt gas hadden gebruikt in Bari, zouden de gevolgen gruwelijk zijn en zou de oorlog finaal uit de hand lopen.
Maar Alexander kon daar nog even niet aan denken. De overlevenden moesten eerst behandeld worden.

De Britse luchtafweer in Bari schoot hopeloos tekort.
Britten onderschatten de Luftwaffe
In september 1943 hadden de Britten Bari zonder slag of stoot ingenomen. De Duitsers dropen af en de Luftwaffe vormde geen bedreiging meer, volgens de Britse luchtmaarschalk Arthur Coningham.
Tegen de oorlogscorrespondenten schepte hij op dat de Britse luchtmacht, de RAF, ‘alle weerstand in het Middellandse-Zeegebied had uitgeschakeld’, en hij voegde eraan toe: ‘Ik beschouw het als een persoonlijke belediging als de Luftwaffe iets cruciaals zou proberen in dit gebied.’
Intussen lag Bari er vrijwel onbeschermd bij. De basis voor geallieerde vliegtuigen was ruim 130 kilometer verderop. Bari had slechts één luchtafweerbatterij toen de 105 Duitse bommenwerpers over de stad vlogen. Slechts twee werden er neergehaald, terwijl de Duitsers 28 schepen tot zinken brachten en er nog eens 12 beschadigden.
Prikkende wolk stinkt naar knoflook
De lucht stonk naar braaksel en urine toen Alexander werd rondgeleid door Britse artsen. Overal lagen gewonden en stervenden in bedden en op brancards. Om plaats te maken werden de zwaarst getroffenen naar een zaal gebracht met de naam ‘Death Ward’, waar zij hun laatste adem uitbliezen en in lakens werden gewikkeld. Een timmerman maakte doodskisten van sinaasappelkisten, maar hij kon de vraag niet bijbenen en de doden werden in lagen opgestapeld.
Volgens artsen hadden de gewonden een zwakke pols en een lage bloeddruk. Bloedtransfusies hielpen niet. Integendeel, de stervenden waren apathisch en wisten niet wat er gebeurde. Een jonge matroos stond op met de woorden: ‘I’m fine,’ waarna hij morsdood achterover viel in bed.

Mosterdgas kan zich door kleding heen vreten en grote brandwonden en zweren op het lichaam veroorzaken.
De patiënten hadden een verbrande huid, beurse plekken en vergrote geslachtsdelen. Velen konden niet meer plassen van de pijn. Meerdere zeelieden stonden op uit hun ziekbed en zwierven door de gangen, gek van de dorst. Ze rukten hun kleren en verbanden af omdat ze vanbinnen in brand leken te staan, en schreeuwden het uit tegen de geschrokken verpleegsters.
Veel patiënten kregen zweren ‘zo groot als ballonnen, zwaar van het vocht,’ noteerde de Britse verpleegster Gwladys Rees in haar verslag, waarin ze ook opmerkte: ‘Onze patiënten zijn vergiftigd door iets onbegrijpelijks.’
Alexanders nieuwsgierigheid was gewekt. In Edgewood, een militair onderzoekscentrum in Maryland, VS, had de jonge legerarts een jaar eerder mosterdgas getest op levende konijnen. De dieren kregen blaren en hun vacht verbrandde. Toen Alexander de patiënten in Bari onderzocht, zag hij dezelfde verwondingen. De mannen hadden hun haar en wenkbrauwen nog, dus de wonden konden niet veroorzaakt zijn door vuur of een explosie.

Stewart Alexanders rapport, met foto’s van soldaten die getroffen waren door mosterdgas, werd meteen door het Amerikaanse leger als geheim bestempeld.
Bovendien zeiden de zeelieden dat er tijdens de aanval een enorme wolk was opgestegen uit een van de schepen in de haven. De neerslag van deze wolk had hun huid aangetast.
‘Ze spraken ook van een “knoflookgeur”. Sommigen grapten achteraf dat het waarschijnlijk de hoeveelheid knoflook was die de Italianen aten,’ schreef Alexander in zijn notities.
De arts was zeker van zijn zaak, want mosterdgas kon – ondanks zijn naam – naar knoflook ruiken. Toen Alexander aan ziekenhuisdirecteur kolonel Wellington J. Laird vroeg of een van de geallieerde schepen gifgasbommen aan boord had, was het antwoord: ‘De havenautoriteiten hebben daar geen informatie over.’
Daarop besloot Alexander de zaak zelf te onderzoeken.

Vijf maanden lang probeerden 240.000 geallieerde troepen de nazi’s uit Montecassino te verdrijven.
Aanval stuit geallieerde opmars
Tot een half miljoen mannen stonden klaar om de Duitsers uit Italië te verdrijven. Door het bombardement op Bari gingen tonnen oorlogsvoorraden verloren en kwam de geallieerde opmars naar Rome tot stilstand.
Vanaf 10 juli 1943 trokken geallieerde troepen door Zuid-Italië. Na gevechten met het Britse 8e Leger onder generaal Bernard Montgomery en het Amerikaanse 5e Leger onder generaal Mark Clark trokken de Duitsers zich terug naar Rome. Voor de geallieerden was de stad van cruciaal belang.
‘Hij die Rome inneemt, bezit Italië,’ verkondigde de Britse premier Winston Churchill.
Generaal Clark dacht dat Rome half oktober veroverd zou zijn, maar door zware regen stroomden de rivieren in Italië over en liepen voertuigen vast in de modder op de wegen.
Bijna een half miljoen geallieerde troepen waren afhankelijk van bevoorrading vanuit de bevrijde Zuid-Italiaanse havens van Taranto, Brindisi en Bari. Om de geallieerden een halt toe te roepen gaf de Duitse leider in Italië, luchtmaarschalk Albert Kesselring, opdracht tot de aanval op Bari op 2 december 1943.
Hier lagen 37 vrachtschepen met voorraden voor de geallieerden vrijwel onbeschermd, en na een bombardement van 20 minuten was meer dan 31.000 ton munitie, brandstof, voedsel en medische benodigdheden in vlammen opgegaan of in zee gezonken.
De schade aan de haven van Bari was zo ernstig dat deze pas na ruim twee maanden weer op volle capaciteit draaide. Door de zware verliezen hadden de geallieerden te weinig bommen en vliegtuigbrandstof om in februari 1944 de Duitse opmars bij het Italiaanse klooster van Montecassino op te houden. De strijd duurde tot mei 1944 en was de bloedigste in Italië. Er vielen ruim 75.000 doden en gewonden.
Churchill wil niets horen over gas
Al kon hij zijn vermoedens niet bevestigen, Alexander gaf het ziekenhuispersoneel opdracht de gewonden te behandelen als slachtoffers van gifgas. Al snel bleek dat het mengsel van olie en neerslag uit de mysterieuze wolk grote schade aan de huid van de zeelieden had toegebracht.
Alexanders theorie werd bevestigd toen Britse duikers dagen later fragmenten van verbrijzelde bommen vonden op de bodem van de haven van Bari. Bij nader onderzoek bleek dat het geen gewone bommen waren, maar Amerikaanse M47A2-mosterdgasbommen van 50 kilo.
‘Dat is onmogelijk, er is hier geen mosterdgas.’ Britse havenofficieren toen Stewart Alexander ze ondervroeg
De productie van chemische wapens was niet verboden bij het Protocol van Genève. En de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt en de Britse premier Winston Churchill hadden Hitler herhaaldelijk gedreigd met represailles als hij naar het gevreesde wapen zou grijpen. Een Duitse gifgasaanval zou worden beantwoord met ‘maximale vergelding’, waarschuwde Roosevelt nog in het voorjaar van 1943. Het bewijs dat de bedreigingen serieus waren, lag nu op de bodem van de haven van Bari.
Maar toen Alexander een antwoord eiste van de Britse havenautoriteiten in de stad, kreeg hij nul op het rekest.
‘Mosterdgas?’ antwoordde een Britse havenofficier, die zijn hoofd schudde toen Alexander hem ondervroeg. ‘Dat is onmogelijk, er is hier geen mosterdgas.’
De arts was stomverbaasd, want het bewijs was zonneklaar, en hij gaf niet op. Na gesprekken met de patiënten maakte hij een kaart van de plaats van de schepen in de haven op de avond van de aanval. Al snel werd duidelijk dat de ergst getroffen zeelieden in de buurt van het Amerikaanse oorlogsschip SS John Harvey waren geweest, dat geëxplodeerd en gezonken was. Niemand van de bemanning had het overleefd.

De USS Harvey was een zogeheten Liberty Ship – een groot legervrachtschip dat goedkoop in grote aantallen geproduceerd kon worden.
Alexander vroeg de Britten om de papieren van de SS John Harvey om op te helderen of het schip gifgasbommen aan boord had gehad, maar kreeg geen antwoord. Omdat hij zijn vermoedens niet kon bevestigen, betwijfelde Alexander of de zeelieden in Bari wel de juiste behandeling kregen. Gefrustreerd nam hij nu een drastische stap.
In januari 1943 had Alexander Roosevelt en Churchill ontmoet op de geallieerde top in Casablanca, en hij had de moed om zijn conclusie aan de twee leiders te telegraferen.
‘De brandwonden werden veroorzaakt door mosterdgas.’ Toen Churchill het telegram ontving, snauwde hij: ‘De Amerikaanse man ter plekke heeft het mis.’
Roosevelt, daarentegen, antwoordde: ‘Houd mij volledig op de hoogte.’
De president ging mee in Alexanders theorie en wilde horen of de jonge arts erin geslaagd was de vergiftiging van de zeelieden te behandelen. Als de Duitsers zouden overstappen op chemische oorlogvoering, zou Alexanders veldwerk van onschatbare waarde zijn voor de geallieerden.
Alexander hield het feit dat het gifgas waarschijnlijk afkomstig was van het Amerikaanse schip SS John Harvey voor zich. Zolang de Britten weigerden de papieren voor de lading van het schip te overhandigen, had hij geen bewijs.

De visserij is nog steeds een belangrijke bedrijfstak in Bari, waar bijvoorbeeld inktvis rauw wordt gegeten.
Gifgas nog steeds op de zeebodem
Een onbekend aantal mosterdgasbommen ligt nog in de Adriatische Zee bij Bari. Tussen 1946 en 1999 hebben vissers intacte of halfvergane bommen in hun netten opgehaald, en in 1999 meldden de artsen Giorgio Assennato en Donato Sivo van de universiteit van de stad dat het ging om honderden slachtoffers.
Vaak ontploffen de bommen als ze boven water komen – het gas heeft op de koude zeebodem liggen sluimeren, maar reageert als het met de warme lucht in aanraking komt.
In 239 gevallen veroorzaakten de gifrestanten zulke ernstige huid- en oogletsels dat vissers in het ziekenhuis belandden. Er zijn ook Italiaanse vissers die chronische longaandoeningen of kanker kregen door blootstelling aan het mosterdgas.
Verscheidene patiënten hadden niet eens in Bari gevist, maar in de zee bij Brindisi, ruim 100 kilometer verderop.
Het Amerikaanse leger heeft nooit de taak op zich genomen om de 2000 mosterdgasbommen te ruimen die na het bombardement op Bari in zee belandden.
Britten sussen de boel
Aangemoedigd door de woorden van de president liet Alexander autopsie op de doden uitvoeren, en elke morgen pluisde hij de medische dossiers na. Op een ochtend rezen de haren hem te berge van bepaalde cijfers. Bloedmonsters van patiënten bleken extreem weinig witte bloedcellen te bevatten. Bij één zeeman was het aantal in drie dagen gedaald van 20.000 per kubieke millimeter tot slechts 400.
Normaal hebben gezonde mensen circa 11.000 witte bloedcellen per kubieke millimeter, en aangezien dit celtype het lichaam tegen ziekten beschermt, duidde het hoge aantal op de eerste dag op een infectie.
De cijfers waren bijzonder interessant omdat Alexander al eerder zoiets had waargenomen. In het onderzoekscentrum Edgewood was het aantal witte bloedcellen van zijn proefkonijnen tot nul gedaald, terwijl het beenmerg van de dieren – waar de cellen worden gevormd en waar kankercellen kunnen ontstaan – inteerde.
‘Als mosterdgas dit kan doen, wat kan het dan niet betekenen voor iemand met leukemie?’ Stewart Alexander
Aangezien cellen worden gevormd door deling, zou mosterdgas misschien het woekeren van kankercellen kunnen tegengaan, zo redeneerde Alexander. Misschien kan een niet-dodelijke dosis van het gif voorkomen dat kankercellen zich via de bloedbaan in het lichaam verspreiden en zo bloedkanker, ook bekend als leukemie, genezen.
Een gedachte schoot Alexander door het hoofd: ‘Als mosterdgas dit kan doen, wat kan het dan niet betekenen voor iemand met leukemie?’
In vervoering sprong hij op vanachter zijn bureau en hij rende door de ziekenhuisgang, roepend: ‘Meer bloedtesten, ik wil meer bloedtesten!’
Alexander verzamelde ook huidmonsters en stukjes lever en nieren van de dode zeelieden, en liet ze voor verder onderzoek naar Edgewood sturen.

In de begintijd van de chemotherapie na de Tweede Wereldoorlog werden tal van chemicaliën getest om de meest doeltreffende combinatie te vinden.
Chemotherapie valt zieke en gezonde cellen aan
Artsen kunnen chemische stoffen gebruiken om kankercellen te doden, maar chemotherapie tast ook gezonde cellen aan en eist zijn tol van het lichaam. Vaak is het een race tussen de kanker en de gezondheid van de patiënt.
De eerste systematische proeven met chemotherapie vonden begin jaren 1940 plaats, toen de Amerikaanse artsen erachter kwamen dat kankercellen zich veel sneller delen dan normale cellen, en gaan woekeren.
Een gif dat nieuwe cellen doodt, zal daarom eerder kankercellen aanvallen dan gezonde. Bij de eerste proeven kregen patiënten met lymfeklierkanker stikstofmosterdgas, een vloeibare versie van mosterdgas, toegediend via een infuus in de arm of een injectie.
De resultaten waren veelbelovend, maar de behandeling tastte ook andere cellen aan die zich van nature vaak delen. Zoals in het beenmerg, dat zorgt voor nieuwe bloedcellen, ons haar en ons spijsverteringsstelsel. Toch bleven artsen zoeken naar betere combinaties van chemicaliën.
Met zo’n overweldigend bewijs van gifgas ging de dokter nu naar de commandant van de haven van Bari, de Britse majoor Harry Wilkinson, en legde zijn bevindingen voor.
‘Onder druk,’ zoals Alexander het later beschreef, bekende de majoor: de SS John Harvey had 540 ton mosterdgasbommen aan boord. De lading was zo geheim dat slechts weinigen in de geallieerde legerleiding ervan wisten. Als de Duitsers via hun spionnen in Bari lucht zouden krijgen van de geallieerde gifgasbommen, zou Hitler zelf wel eens chemische oorlogvoering kunnen gaan toepassen.
Om de zaak de kop in te drukken kreeg het personeel van het ziekenhuis van Bari opdracht de vermelding van gifgasverwondingen in de medische dossiers te veranderen in ‘brandwonden veroorzaakt door vijandelijk optreden’.
Alexander diende een klacht in bij de directeur van het ziekenhuis, de Britse kolonel Joseph Bayley, maar ving bot. Als Alexander in de zaak bleef wroeten, zou hij voor de krijgsraad komen, dreigde Bayley. Alexander gaf het op en keerde na 10 dagen terug naar Algiers.
Naast het vervalsen van medische dossiers verboden de geallieerden de Italiaanse kranten te schrijven over burgerslachtoffers van het gifgas. Maar toen honderden burgers van Bari, net als de zeelieden, last bleven houden van huidkloven en ontstoken ogen moest de Amerikaanse legerleiding in februari 1944 toegeven dat gifgas de ramp had veroorzaakt.
Zo werkt chemotherapie
Al is chemotherapie sterk ontwikkeld sinds de eerste experimenten met stikstofmosterdgas, sommige van de meest gebruikte chemicaliën werken in wezen nog steeds op dezelfde manier.
Pionier in de strijd tegen kanker
Alexander kon zijn onderzoek toch niet loslaten en schreef het rapport ‘Toxic Gas Burns Sustained in the Bari Harbor Catastrophe’. Het leger bestempelde de tekst direct als geheim, maar de arts stuurde een kopie naar de onderzoekers in Edgewood, en binnen enkele weken wisten de Amerikaanse legerartsen ervan. Onder hen kolonel Cornelius P. Rhoads, de koppigste kankeronderzoeker van de VS.
Als hoofd van de afdeling chemische wapens van het Amerikaanse leger had Rhoads vrij toegang tot geheime rapporten zoals dat van Alexander. Na lezing schreef Rhoads aan de jonge arts, noemde zijn werk een ‘klassieke veldstudie’ en vroeg kopieën op van de medische dossiers van de zeelieden. Alexander stuurde Rhoads 40 dossiers uit Bari die hij had weten te bemachtigen.
Rhoads was zeer enthousiast over Alexanders bevindingen omdat deze eerdere experimenten aan de Amerikaanse Yale University ondersteunden. Hier hadden artsen een kankerpatiënt geïnjecteerd met chemicaliën in de hoop dat ze de kankercellen zouden doden.
‘Kanker is onze grootste vijand.’ Legerarts en pionier in het kankeronderzoek Cornelius P. Rhoads
De behandeling was al bekend onder de naam chemoterapeutikum, en de theorie was zo’n 50 jaar eerder geformuleerd door de Duitse wetenschapper Paul Ehrlich. Omdat kanker een van de grootste mysteries van de geneeskunde is, deinsden wetenschappers er niet voor terug om zelfs zeer giftige geneesmiddelen uit te proberen in de strijd tegen de dodelijke ziekte – en veel kankerpatiënten waren bereid om menselijke proefkonijnen te zijn.
Een van de middelen die op Yale werd getest was stikstofmosterdgas, HN2, een variant van mosterdgas. De behandeling was veelbelovend, want tumoren slonken erdoor. Chemotherapie was nog maar een experimentele behandeling, maar met Alexanders rapport had Rhoads nu honderden bewijzen dat mosterdgas de celdeling vertraagde. Zo, hoopte Rhoads, zouden stoffen als HN2 het middel tegen kanker kunnen zijn.
In de maanden daarna sprak Rhoads op medische congressen in de VS en met prominente zakenlieden. De boodschap was altijd dezelfde: ‘Kanker is onze grootste vijand.’ Zonder behandeling zouden er 12 miljoen Amerikanen per jaar aan sterven, benadrukte hij.
Met zijn redenaarstalent en Alexanders prestaties haalde hij het autoconcern General Motors over om 4 miljoen dollar te schenken aan een centrum voor kankeronderzoek voor topwetenschappers in de natuurkunde, biologie en scheikunde. Het doel van het centrum was intensief onderzoek te verrichten naar de ontwikkeling van chemotherapie als ‘frontale aanval’ op kanker.

In 1955 werd de eerste onderzoeksprijs toegekend in de categorie chemotherapie.
Van de loopgraven naar het ziekenhuislaboratorium
Rond de 20.000 soldaten stierven aan gifgas tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het zoeken van artsen naar een middel tegen het nieuwe wapen leidde tot de ontwikkeling van de moderne chemotherapie.
1891 – Chemotherapie voor het eerst getest
De Duitse scheikundige Paul Ehrlich injecteert synthetische medicijnen bij twee malariapatiënten. De dokter hoopt dat de middelen de malariaparasieten doden. Na 8-10 dagen voelen de twee patiënten zich merkbaar beter. Ehrlich noemt de methode chemotherapie – een chemisch geneesmiddel voor ziekte.
1917 – Soldaten stikken
De Duitsers gebruiken voor het eerst mosterdgas tijdens een veldslag bij de Belgische stad Ieper. Om het wapen te onderzoeken verrichten Franse en Britse legerartsen autopsie op de doden. Veel vergiftigde soldaten hebben geslonken lymfeweefsel en weinig witte bloedcellen.
1942 – Eerste test op een mens
De artsen Alfred Gilman en Louis Goodman van de Yale University in de VS testen varianten van mosterdgas op een 47-jarige Poolse emigrant met terminale kanker. De patiënt, J.D. genoemd, leeft even op maar sterft na 45 dagen aan lymfeklierkanker.
1949 – Eerste chemo goedgekeurd
Stewart Alexanders rapport geeft het chemo-onderzoek een impuls en de Amerikaanse gezondheidsautoriteiten keuren chemotherapie goed voor de behandeling van kanker. Een van de eerste behandelingen is met stikstofmosterd.
1958 – Combikuren redden kinderen
De combinatie van verschillende chemische stoffen die bij kankerpatiënten worden ingespoten, levert veelbelovende resultaten op. Zowel kinderen als volwassenen met leukemie zijn erbij gebaat. Soms verdwijnt de kanker volledig. Dit spoort artsen aan om betere combinaties te vinden.
1982 – Hormoonbehandelingen winnen terrein
Antihormonen blijken doeltreffend te werken voor patiënten met borstkanker en prostaatkanker. Door de hoeveelheid geslachtshormonen te onderdrukken, worden kankercellen in bijvoorbeeld de borst niet gestimuleerd; ze sterven af.
1999 – Stamcellen zijn het nieuwe wapen
Wetenschappers ontdekken dat stamcellen de negatieve effecten van chemotherapie ondervangen. De stamcellen worden uit het beenmerg van de patiënt gehaald en na de behandeling terug in het lichaam gebracht. Nu stimuleren ze de bloedproductie en het immuunsysteem, die door de therapie zijn aangetast.
2019 – Immuunsysteem moet aan de bak
Kanker schakelt de immuuncellen van het lichaam uit, waardoor ze gaan sluimeren in plaats van kankercellen te bestrijden. Met behulp van speciale signaalstoffen hebben artsen nu een manier gevonden om de immuuncellen weer te wekken. De stoffen worden geïnjecteerd op de plaats van de tumor, zoals in een moedervlek.
Boek verbreekt de stilte
Op een augustusdag in 1945 werden de plannen voor het ‘Sloan-Kettering Institute for Cancer Research’ bekendgemaakt, en het jaar daarop kon Rhoads zijn ‘chemisch gereedschap,’ zoals hij het noemde, onthullen. Geïnjecteerde doses van HN2 zouden kankerpatiënten genezen. Rhoads vroeg Alexander als assistent, een enorme carrièresprong voor een jonge, onbekende legerarts.
Ondanks het vooruitzicht van een vorstelijk salaris, onderzoek naar ‘de interessante observaties’ van mosterdgas, zoals Rhoads het noemde, en mogelijk een opzienbarend geneesmiddel tegen kanker, hapte Alexander niet toe. De jonge dokter was net vader geworden, en het gezinsleven riep. Bovendien was de oorlog voorbij en Alexander had zijn vader beloofd de familiepraktijk in New Jersey over te nemen.
Op 16 april 1948 opende het Sloan-Kettering Institute zijn deuren voor de behandeling met chemotherapie van de eerste kankerpatiënten. En die was veelbelovend: door de HN2-doses slonken de tumoren van de patiënten, al stierven velen aan de behandeling.

De arts Cornelius P. Rhoads (tweede van links) legt de plannen uit voor het Sloan-Kettering Institute for Cancer Research, dat nu nog bestaat.
Stewart Alexanders rapport over Bari werd in de VS openbaar in 1959, nadat Glenn B. Infield erop was gestuit. De gepensioneerde gevechtspiloot had zich voorgenomen om zo veel mogelijk overlevenden van de giframp op te sporen en te interviewen. De zeelieden en het ziekenhuispersoneel mochten er van de militaire censuur niet over naar huis schrijven, maar velen stemden er in de jaren 1960 in toe met Infield te spreken.
Het resultaat was het boek Disaster at Bari uit 1971, waarin het publiek voor het eerst kon lezen over de ramp, ondanks de pogingen om deze geheim te houden.
Vandaag de dag weet niemand hoeveel zeelieden en burgers in de stad zijn omgekomen, maar naar schatting zijn het er zeker 2000. Voor verpleegster Gwladys Rees was het ergste dat het personeel de nabestaanden niet kon vertellen wat er gebeurd was.
‘We voelden ons verraden,’ herinnerde de verpleegster zich later verbitterd.
Maar de tragedie van 2 december 1943 heeft indirect ook miljoenen levens over de hele wereld gered. Mede dankzij de inspanningen van Stewart Alexander begrepen artsen uiteindelijk hoe een dodelijk gifgas kon worden gebruikt in de strijd tegen kanker.