De uren vóór de capitulatie van Japan
Na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki wil de Japanse keizer capituleren. Maar een groepje fanatieke officieren weigert deze vernedering te aanvaarden. Ze willen de keizer tegenhouden en tot de laatste man vechten. Dat zou de totale ondergang van Japan betekenen.

Het enorme keizerlijke paleis in Tokio vormde in de laatste nacht van de Tweede Wereldoorlog het toneel van dramatische gebeurtenissen.
Een bloedig drama begint
Het is 15 augustus 1945, één uur ’s nachts. Het is nog maar een week geleden dat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vielen. In Tokio klinkt het luchtalarm, en Amerikaanse bommenwerpers zoemen boven de stad.
De inwoners kruipen dicht tegen elkaar in hun houten huisjes en hopen dat de volgende atoombom niet op hem valt. Intussen tekent zich achter de muren van het keizerlijk paleis een drama af.
Het hoofd van de keizerlijke lijfwacht, generaal Mori, kijkt op de klok in zijn kantoor. Anders dan de rest van de Japanse bevolking weet hij dat de oorlog snel voorbij zal zijn.
Over 11 uur, als de staatsomroep NHK de capitulatierede van keizer Hirohito uitzendt, zal de bevolking weten dat de oorlog afgelopen is en dat Japan verloren heeft.
Tegenover Mori zitten twee jonge officieren: de kolonels Ida en Shiizaki. Ze horen bij een geheim genootschap van officieren die van mening zijn dat een overgave gezichtsverlies betekent, en zien maar één uitweg: tot het bittere einde vechten en een eervolle dood sterven.
Om de schaamte van een nederlaag af te wenden hebben ze een plan in werking gesteld dat moet voorkomen dat de toespraak uitgezonden wordt. Ze rekenen op
de steun van andere officieren.
De twee kolonels wachten zwijgend op het brein achter het complot, majoor Hatanaka. De stilte is pijnlijk, en uiteindelijk voelt Ida zich gedwongen iets te zeggen: ‘Generaal Mori, we denken dat er nog een kans is om Japan de schande van een overgave aan de vijand te besparen.
Maar daarvoor moet de keizerlijke garde zich bij ons aansluiten.’ ‘Ik sympathiseer met u en respecteer uw doelstelling. Onder andere omstandigheden zou ik wellicht uw zienswijze hebben gedeeld, maar het is te laat.
Ik heb gezworen de wil van de keizer uit te voeren,’ zegt Takeshi Mori, die de goddelijke keizer moet beschermen. Deze bevindt zich een paar honderd meter van het kantoor van de generaal.
Op dat moment verschijnt majoor Hatanaka in de deuropening. Hij dacht dat Mori de coup steunde, maar als hij doorkrijgt dat dat niet het geval is, wordt hij rood van woede. Hij trekt zijn pistool en schiet de generaal dood.
Vlak daarna wordt een van de naaste medewerkers van generaal Mori onthoofd. Het hoofd valt op de vloer, die onder het bloed komt te zitten.
Kolonel Ida kijkt Hatanaka verschrikt aan. ‘Er was geen tijd voor een discussie, dus ik heb hem gedood. Wat had ik anders moeten doen?’ vraagt majoor Hatanaka zich hardop af.
Er is geen weg meer terug. De coup is in gang gezet, en Hatanaka handelt snel. Hij pakt het officiële stempel van Mori en drukt het op een vals bevel dat hij van tevoren heeft geschreven.
De order draagt het bevel van de keizerlijke lijfwacht over aan hemzelf, zodat hij de garde kan opdragen om het paleis te doorzoeken op de opname van de rede
van de keizer.
Ondanks de onverwachte weerstand van Mori lijkt succes binnen handbereik, en Hatanaka verheugt zich erop de Japanse eer te kunnen redden. Hij is bereid om zijn eigen leven en dat van miljoenen Japanse burgers in de waagschaal te stellen, en zelfs de totale vernietiging van het land te riskeren.
Harry S. Truman stelt een ultimatum
Een paar weken eerder, op donderdag 26 juli 1945, hadden keizer Hirohito en zijn staf een ultimatum ontvangen uit Potsdam, waar de geallieerde leiders het verloop van de oorlog bespraken.
De Amerikaanse president Harry S. Truman, de Britse premier Winston Churchill en de leider van de Chinese nationalistische regering Chiang Kai-shek eisten de onmiddellijke en onvoorwaardelijke overgave van Japan.
Als de Japanners geen gehoor gaven aan de eis, zouden ze de gevolgen aan den lijve ondervinden: ‘De geallieerden roepen de Japanse regering op tot een onvoorwaardelijke overgave.
Het alternatief is een ogenblikkelijke, volledige verwoesting,’ luidde het ultimatum. Maar het Japanse bewind overwoog niet eens te capituleren.
Op 28 juli 1945 verkondigde premier Suzuki dat Japan de verklaring van Potsdam naast zich neer zou leggen. Hij wilde de eisen van de geallieerden met mokusatsu – dodelijk stilzwijgen – tegemoet treden.
De Japanners kwamen er echter al snel achter dat de dreigementen niet loos waren geweest. Op 6 augustus gooiden de Amerikanen de atoombom Little Boy op de stad Hiroshima. 80.000 inwoners waren op slag dood.
Op 8 augustus verklaarde de Sovjet-Unie, die zich tot dan toe afzijdig had gehouden in Azië, het keizerrijk de oorlog, en een dag later brachten de Amerikanen een tweede atoombom tot ontploffing boven Japan.
Deze keer werd de stad Nagasaki verwoest. ‘Japan kan een nucleaire regen van verwoesting verwachten als Tokio zich niet snel overgeeft,’ zei de Amerikaanse
president Harry S. Truman stellig.
Dat gaf de doorslag voor de Japanse keizer, die rapporten onder ogen had gekregen over de verwoestingen die in Hiroshima en Nagasaki aangericht waren.
Op 14 augustus, rond het middaguur, bracht een vastberaden Hirohito zijn ministers op de hoogte van zijn besluit om tegemoet te komen aan de eis tot overgave van de geallieerden.
‘Ik waardeer de opofferingsgezindheid van de Japanse soldaten voor hun keizer. Maar als de oorlog doorgaat, zullen honderdduizenden mensen om het leven komen.
Onze natie zal volledig verwoest worden en er zal niets dan as overblijven. Wat er met mij gebeurt, is niet van belang. Het enige wat nu telt, is het leven van mijn volk,’ sprak Hirohito met betraande ogen.
Ook de meeste ministers hielden het niet droog. De keizer verliet de vergadering om met twee radiotechnici zijn capitulatierede op te nemen.
De volgende dag zou de toespraak worden uitgezonden. Het Japanse volk zou uit de mond van de keizer zelf horen dat de oorlog en de verschrikkingen voorbij waren.
De coup begint
Later diezelfde middag riep de minister van Oorlog, Korechika Anami, zijn staf bijeen. Hij vertelde dat hij samen met de andere hooggeplaatste officieren van het leger de beslissing van de keizer om zich over te geven steunde.
‘Ik kan me niet langer verzetten tegen het besluit van de keizer. En het leger dient in overeenstemming met zijn besluit te handelen.
Zelfs als het gevolg is dat we op het gras moeten slapen en van stenen moeten leven, verzoek ik u om uw best te doen om de nationale staat overeind te houden,’ sprak hij.
Majoor Kenji Hatanaka, een lid van de ministeriële staf, was woedend. Tot nu toe had hij als vanzelfsprekend aangenomen dat Anami – de machtigste figuur na de keizer – alles zou doen om capitulatie te voorkomen.
Hij kon het dan ook maar moeilijk verkroppen dat de minister van Oorlog bereid was een vernederende overgave te aanvaarden.
Hatanaka was geschokt dat zijn grote idool als een blad aan de boom was omgeslagen. Een paar uur eerder had Anami zich nog verzet tegen overgave aan de vijand.
Nu zag Hatanaka in dat hij niet op de oorlogsminister kon rekenen om de Japanse eer te redden.
Maar Hatanaka liet zich niet uit het veld slaan: ‘Ik wil liever tegen de vijand strijden dan mijn keizer en mijn land in diens handen te laten vallen,’ zei hij.
Hatanaka leefde volgende de erecode van de samoerai, bushido. Deze vereiste trouw, moed en eer tot de dood. Voor hem stond een overgave aan de geallieerden gelijk aan de ultieme, ondraaglijke schande, haji.
Hatanaka komt in opstand
Nu hij niet op de steun van de minister kon rekenen, nam Hatanaka zelf de leiding van de opstand op zich. In de uren die volgden probeerde hij zo veel mogelijk mensen achter zich te scharen.
Op 15 augustus om 1 uur ’s nachts had hij de steun van zes kolonels voor zijn in allerijl uitgedachte samenzwering. Maar er ontbrak nog een sleutelfiguur: als Hatanaka generaal Mori en diens keizerlijke garde niet aan zijn zijde had, was de coup al bij voorbaat mislukt.
En daar staat Hatanaka dan, met een rokend pistool in zijn hand boven het levenloze lichaam van generaal Mori. Nu Mori weggevallen is, is de coup nog veel moeilijker uit te voeren.
Majoor Hatanaka twijfelt echter geen moment. Hij is ervan overtuigd dat hij deed wat noodzakelijk was om de eer van het vaderland te redden. Maar er zijn twee complicaties.
Het lichaam van Mori moet verdwijnen, en het hele paleiscomplex is verduisterd vanwege de aanhoudende Amerikaanse bombardementen.
In de vele gebouwen en lange gangen is het aardedonker, wat het de samenzweerders moeilijk maakt om de twee grammofoonplaten met de toespraak te vinden.
Hatanaka maakt dan ook snel gebruik van het valse bevel van Mori. Hij draagt de keizerlijke garde op om het paleis af te sluiten en te doorzoeken.