De ergste Japanse oorlogsmisdaden

De Japanse bezetting van het Verre Oosten ontaardde in een orgie van geweld en onderdrukking van burgers, krijgsgevangenen en westerlingen.

Hongkong, de Britse kroonkolonie in China, valt binnen een paar weken als de Japanse troepen in 1941 aan hun onstuitbare opmars in het Verre Oosten beginnen.

De Japanse veroveraars gaan zich te buiten aan moord en verkrachting. In de door de Japanners veroverde gebieden in het Verre Oosten worden de lokale bevolking, westerse burgers en geallieerde krijgsgevangenen zwaar onderdrukt.

De soldaten hebben bevel om gevoelens van menselijkheid te beteugelen en zo wreed mogelijk te werk te gaan. Deze terreur moet ervoor zorgen dat niemand het in z’n hoofd haalt in opstand te komen.

Enorme bordelen voor de soldaten

Zeker 200.000 vrouwen werken als seksslaven voor de Japanse troepen. Eerst worden alleen Koreanen en Chinezen geronseld, maar later worden vrouwen uit heel Oost-Azië en Europa ‘troostmeisjes’. Verkrachting is ook gangbaar: in Hongkong worden in één maand 10.000 vrouwen misbruikt.

Honderdduizenden vrouwen werden tot prostitutie gedwongen. Vooral Koreanen trof dit lot.

Het bloedbad van Nanking

Eind 1937 nemen Japanse troepen de Chinese stad Nanking in. In ruim zes weken doden ze wel 300.000 burgers en krijgsgevangenen. Duizenden vrouwen worden verkracht en gedood; sommigen krijgen bajonetten of bamboestokken in hun geslachtsorgaan gestoken.

Chinezen in Singapore gedood

200 leden van de gevreesde Japanse militaire politie Kempeitai leiden begin 1942 een massamoord op etnische Chinezen in Singapore. Bijna 100.000 mannen tussen de 18 en 50 jaar worden systematisch gedood, omdat de Japanners hen zien als een potentiële bedreiging.

Java wordt slavenkamp

Op Java in Nederlands-Indië worden tussen vier en tien miljoen Javanen gedwongen om te werken voor de Japanners. Ze moeten onder meer fabrieken en spoorwegtracés uit elkaar halen, die vervolgens naar Japan of China worden gebracht. 270.000 Javanen worden naar elders verscheept om te werken. Slechts 52.000 keren er terug.

De dodenspoorlijn

In 1942 en 1943 moeten 180.000 Aziatische arbeiders en 60.000 geallieerde krijgsgevangenen, onder wie veel Nederlanders, 415 kilometer spoorlijn tussen Siam en Birma aanleggen. Ze bouwen ook een brug over de rivier de Kwai. De helft van de Aziaten en een kwart van de krijgsgevangenen komen door mishandeling en uitputting om.

Als de Amerikanen in februari 1945 oprukken naar de Filipijnse hoofdstad, moorden Japanse soldaten een tiende van de één miljoen inwoners uit, met als officiële reden dat voorkomen moet worden dat Filipijnse strijders de Japanners in de rug aanvallen. Grote delen van Manilla worden verwoest.

De straten van Manilla lagen bezaaid met lijken.

De dodenmars van Bataan

Zo’n 10.000 Amerikaanse en Filipijnse gevangenen komen in april 1942 om bij een dodenmars op het Filipijnse schiereiland Bataan. Meer dan zes dagen lang moeten de uitgeputte mannen zonder eten en drinken naar een kamp op 100 kilometer afstand lopen. Wie het tempo niet kan bijhouden, wordt gedood.

De Japanners doodden iedereen die niet mee kon komen.

Krijgsgevangenen op het menu

In Nieuw-Guinea maken Japanse eenheden zich schuldig aan kannibalisme. Een Indiase gevangene ziet in een kamp hoe Japanse bewakers elke dag een gevangene doden en opeten. Soms is de reden pure honger, maar vaker eten Japanse officieren vlees van de vijand als ritueel.

De Australische piloot Leonard Sifflet luttele seconden voordat Yasuno Chikao zijn hoofd afhakt.

De helleschepen

Geallieerde gevangenen moeten werken in Japan. Op de schepen zitten ze als haringen in een ton en velen sterven van dorst, hitte en zuurstofgebrek. De schepen zijn niet herkenbaar, en worden soms door geallieerde duikboten getorpedeerd.