Terwijl fanatieke Japanse soldaten de laatste resten van het Chinese leger uit Shanghai verdrijven, komt een groep hoge Japanse officieren op 15 november 1937 bijeen in een verlaten huis. In het tijdelijke hoofdkwartier van het Japanse 10e Leger is het kanongebulder in de verte te horen.
Het verzet in Shanghai is bijna gebroken, maar de verovering van de Chinese havenstad heeft drie maanden gekost en er zijn 40.000 Japanners gesneuveld. Na deze tegenslag heeft de top van het keizerlijke leger in Tokio besloten de opmars op te schorten en een verdedigingslinie 100 kilometer landinwaarts in China op te zetten.
Maar de officieren in het hoofdkwartier zijn niet blij met het bevel uit Tokio. Het liefst zouden ze verder oprukken en de nieuwe Chinese hoofdstad Nanking veroveren. Majoor Terada Masao neemt als eerste het woord:
‘De Chinese troepen trekken zich op dit moment terug naar de hoofdstad. We moeten de linie overschrijden en ze tot in Nanking achtervolgen.’
Masao spreekt met autoriteit. Hij ziet eruit als een trotse samoerai in zijn kaki uniform, en de officieren vallen hem bij. Ze weten zeker dat het Chinese verzet gebroken zal zijn als de hoofdstad valt. Nanking is de poort tot de rest van China.
‘Als we snel uit deze crisis willen komen, moeten we handelen nu de vijand zijn wonden likt en Nanking veroveren.’ De Japanse generaal Iwane Matsui
Een zachte stem mengt zich in de discussie. Majoor Iketani Hanjiro herinnert de aanwezigen eraan dat de Slag om Shanghai veel van ze heeft gevergd en dat de troepen uitgeput zijn. In plaats van een massale aanval op Nanking stelt hij een reeks kleinere offensieven voor.
‘We moeten heel voorzichtig te werk gaan,’ waarschuwt Hanjiro, maar zijn woorden zijn aan dovemansoren gericht. Alle overige officieren steunen de agressieve strategie van Masao: het voltallige Japanse leger zal oprukken naar Nanking om de vijand de genadestoot toe te brengen.
Het negeren van het bevel van de legerleiding komt neer op muiterij, maar de officieren vinden dit offensief de beste manier om de oorlog te winnen. Zelfs de nieuwe opperbevelhebber van het 10e Leger, Iwane Matsui, is het ermee eens.
‘Als we snel uit deze crisis willen komen, moeten we handelen nu de vijand zijn wonden likt en Nanking veroveren,’ legt Matsui uit in een telegram aan Tokio.
Drie dagen later draagt hij zijn troepen op door te stoten naar de Chinese hoofdstad, 270 kilometer verderop. De soldaten willen zich graag bewijzen na de schande van de trage verovering van Shanghai. Met 40 kilometer per dag stomen ze op naar hun nieuwe doelwit, en onderweg groeien hun vechtlust en wraakzucht.
De soldaten weten nog niet dat ze de komende weken enkele van de ergste misdaden tegen de burgerbevolking van de Tweede Wereldoorlog zullen plegen.

Japan had eind 1937 de grote Chinese steden veroverd. De soldaten rukten op vanuit Mantsjoerije (donkerblauw), dat sinds 1932 door Japan bezet werd gehouden.
Chinese soldaten zijn net zwervers
Aan het offensief richting Nanking gingen tientallen jaren van strijd tussen de twee sterkste landen van Azië vooraf. Maar waar China in de jaren 1920 werd geteisterd door interne verdeeldheid tussen de nationalisten van de Kwomintang en de communisten, was het Japanse keizerrijk economisch en technologisch sterk genoeg om grondgebied van China op te kunnen eisen.
De Japanners maakten aanspraak op Mantsjoerije in het noordoosten van China, dat Japan en Rusland sinds de 19e eeuw afwisselend in handen hadden gehad.
Toen de economische depressie begin jaren 1930 toesloeg in Japan, nam de behoefte aan Chinese grondstoffen alleen maar toe. Het conflict laaide op met de Chinese invasie van Mantsjoerije in 1931.
De Chinezen wisten de Japanners niet te verdrijven, en na zes jaar bezetting en plaatselijke schermutselingen brak er in 1937 een regelrechte oorlog uit. Japan viel de vroegere hoofdstad Peking aan en slokte steeds meer van China op, tot uiteindelijk de havenstad Shanghai veroverd was.
Maar het offensief was stroever gelopen dan de Japanners hadden verwacht. Binnen drie maanden waren 100.000 Japanse soldaten gesneuveld.

Veel nieuwe gebouwen in Nanking zagen er westers uit, zoals het nationale theater, dat in 1936 voltooid was.
Nanking was modernste stad van China
‘Van een uit zijn voegen gebarsten dorp, verscholen achter zijn enorme stadsmuur, heeft Nanking zich ontwikkeld tot een van de meest progressieve metropolen van China,’ zo schreef journalist Julius Eigner van National Geographic na een bezoek aan de Chinese hoofdstad in 1937.
Eigner had Nanking 10 jaar eerder voor het eerst aangedaan. Toen lagen grote delen ervan in puin vanwege de burgeroorlog, en de 300.000 inwoners hadden nauwelijks elektriciteit en riolering.
Maar toen de nationalistische Kwomintang onder Chiang Kai-shek de stad in 1927 veroverde en uitriep tot hoofdstad van China, trokken er drommen mensen naar Nanking, dat uiteindelijk meer dan een miljoen inwoners kreeg. Nieuwe gebouwen schoten als paddenstoelen uit de grond, vele van beroemde architecten in westerse art deco-stijl.
De soldaten die eind november 1937 naar Nanking marcheerden, waren dan ook moe en verbolgen. Maar ze hadden geen keus: als Japan zich wilde vestigen als de enige supermacht van Azië, moest de vijand worden verslagen.
De legerleiding in Tokio zag al snel in dat de Japanse generaals niet te stuiten waren en paste de strategie aan. Op 28 november sprak de legertop zijn steun uit voor de operatie. Het idee was dat de verovering van de hoofdstad een vernedering zou zijn voor de Chinese leider Chiang Kai-shek en dat zijn regime dat niet zou overleven.
Zoals verwacht rekenden de Japanners onderweg af met het verzet, maar het was sterker dan ze hadden gedacht. In sommige steden hadden de Chinezen zich verschanst in pill boxes: kleine versterkte betonnen bunkers. De Japanners verloren veel mannen bij pogingen deze sterke verdedigingswerken de baas te worden.

Chiang Kai-shek was niet alleen de politieke leider van China, maar ook commandant der strijdkrachten.
De Chinese troepen ontbrak het echter aan materieel en ervaring. Toen de oorlog met Japan uitbrak, was Chiang Kai-shek nog maar net begonnen met zijn ambitieuze modernisering van het leger. De meeste soldaten waren erg jong en slecht getraind. Zoals de Japanse soldaat Shiro Azuma schreef over een groep gevangengenomen Chinese troepen:
‘Ze zagen eruit als een stel zwervers, en ze keken allemaal als idioten uit hun ogen. Het voelde raar dat we ons leven op het spel hadden gezet om tegen deze domme slaven te vechten. Sommigen waren maar 12 of 13 jaar oud.’
‘Vecht tot de dood’
De verhalen over de succesvolle opmars van de Japanners leidde tot paniek bij de achtergebleven inwoners van Nanking. Zij hadden eind november gezien hoe elke dag zo’n 3000 gewonde soldaten in de stad aankwamen.
Toen de vijand in de eerste weken van december de stadspoorten naderde, was iedereen met geld en de juiste connecties de stad allang ontvlucht. Circa de helft van de 1 miljoen inwoners bevond zich nog in Nanking.
Op 8 december werd de grond ook bevelhebber Chiang Kai-shek te heet onder de voeten. Samen met zijn vrouw ontvluchtte hij de hoofdstad, die ten dode opgeschreven was.
Een dag eerder had hij legerleider Tang Shengzhi bevolen achter te blijven met een kleine 90.000 soldaten om ‘tot de dood te vechten’.

In een poging de Japanse opmars te stoppen, bliezen de Chinezen veel bruggen op. Die werden echter snel herbouwd.
Keizerrijk past de blitzkrieg toe
Met het zelfvertrouwen van het Japanse leger zat het wel snor toen 80.000 soldaten China binnenvielen. Een groot deel van de legertop was ervan overtuigd dat het hele Chinese vasteland in een paar maanden veroverd kon zijn.
Sinds 1931 was de Japanse samenleving sterk gemilitariseerd, en toen het keizerrijk het in 1937 opnam tegen China, beschikte het over het sterkste en modernste leger van Azië. China was verscheurd door een burgeroorlog en had slecht getrainde troepen.
De Japanners maakten gebruik van de ongelijke krachtsverhoudingen en overrompelden de Chinezen met een blitzkrieg.
In de eerste fase van de oorlog was dat een zeer effectieve strategie. Eind juli 1937 veroverden de Japanners de steden Peking en Tianjin in een paar dagen. De aanvallen op meerdere steden tegelijk met troepen van de landmacht, luchtmacht en marine waren een voorproefje van de blitzkrieg waarmee de nazi’s een paar jaar later een groot deel van Europa onder de voet liepen.
De Japanse opmars viel stil bij Shanghai, dat de Chinezen drie maanden lang verdedigden. Daarna wilde Japan snel Nanking veroveren, maar het ging vanaf dat moment stroever.
De opperbevelhebber van het Japanse leger, Iwane Matsui, hoopte echter dat het zo ver niet zou komen. In een poging een bloedbad te voorkomen stuurde hij op 9 december een luchtvloot naar Nanking om duizenden pamfletten af te werpen.
‘De beste manier om de onschuldige burgers en het cultureel erfgoed van Nanking te beschermen, is door middel van overgave,’ stond er te lezen in de tekst, die door de generaal zelf was ondertekend.
‘We treden streng en meedogenloos op tegen degenen die zich verzetten, maar stellen ons vriendelijk en ruimhartig op jegens degenen die Japan geen vijandschap tonen. U heeft 24 uur om zich over te geven, anders breekt de hel los.’
De Chinese commandant Tang Shengzhi praatte op zijn meerderen in om capitulatie toe te staan, maar het antwoord van Chiang Kai-shek was helder:
‘We moeten de stad uit alle macht verdedigen. We kunnen geen centimeter grondgebied afstaan,’ schreef hij op 10 december in een telegram aan Tang.
Diezelfde middag gaf generaal Matsui zijn troepen bevel om de aanval te openen.
‘We moeten winnen, al betekent dat dat we allemaal sterven.’ De Japanse generaal Wakizaka Jiro tegen zijn mannen
Om Nanking in te nemen moesten de Japanners een diepe gracht oversteken en een manier zien te vinden om langs de 20 meter hoge muur te komen die sinds de 14e eeuw aanvallers buiten de deur had gehouden.
Generaal Matsui had een strategie uitgestippeld: voor een succesvolle actie was een tangbeweging nodig, waarbij de Japanners de verdediging op vier cruciale punten tegelijk aanvielen, zodat de Chinezen hun krachten moesten verdelen.
Om kans van slagen te hebben, moesten de Japanners onder meer de hoogvlakte Yuhuatai innemen, maar dat viel zwaar tegen. Het terrein van de vlakte was ruig, en de Chinezen hadden er talloze prikkeldraadversperringen opgeworpen. De verdedigers verschansten zich in betonnen bunkers en loopgraven en bestookten de vijand met een regen van kogels.
Duizenden Japanners lagen gewond op de grond toen de vlakte uiteindelijk was veroverd. Vrijwel de hele Chinese divisie van 8000 man was weggevaagd.
In 1944 produceerde het Amerikaanse ministerie van Oorlog de documentaire *The Battle of China* als onderdeel van de serie *Why We Fight*. Die bevat enkele van de weinige bewaard gebleven filmfragmenten van de gevechten om Nanking.
Ook bij de historische stadspoorten van Nanking vloeide er bloed. Toen de Japanners ontdekten dat de Chinezen de brug naar de ‘Poort der Verlichting’ in het zuiden nog niet hadden opgeblazen, probeerden ze uit alle macht door de kleine opening te breken terwijl hun artillerie de achtergelegen huizen bestookte.
Maar de Chinezen gaven zich nog niet over, en toen de Japanners de muur naderden, bekogelden ze ze zelfs met brandend hout. Ook deze wanhoopsactie kon de vijand niet stoppen. Zoals generaal Wakizaka tegen zijn troepen zei:
‘We moeten winnen, al betekent dat dat we allemaal sterven.’

Japanse soldaten steken de gracht rond Nanking over op wankele pontons.
Haven wordt een inferno
Na twee dagen felle strijd was gebleken dat de Chinezen ondanks hun gebrek aan training bereid waren tot de laatste man te vechten. Het kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel toen generaal Tang op 11 december een telegram van Chiang Kai-shek kreeg, waarin die zijn eerdere bevel tegensprak:
‘Als je de situatie niet onder controle kunt houden, grijp dan je kans om de troepen terug te trekken uit de stad om het leger in stand te houden voor toekomstige tegenaanvallen.’
Als er iets was waarvoor Chiang Kai-shek banger was dan een Japanse invasie van de hoofdstad, was het wel een verdere verzwakking van zijn macht. De leider van de nationalistische partij maakte zich zorgen dat een langdurige veldslag om de stad hem kwetsbaar zou maken voor zijn politieke aartsvijanden van de communistische partij, die hem altijd naar het leven stonden.
Hoewel Tang walgde toen hij het bericht van de leider van het land las, volgde hij het bevel op. Om 3.00 uur droeg hij zijn onderofficieren op om alle soldaten uit de stad te evacueren. De terugtrekking, die de volgende dag begon, veranderde Nanking in een chaos.

De Japanners vieren feest op de stadsmuur van Nanking na dagen van felle gevechten.
De Chinese soldaten achter de muren probeerden naar de haven te komen om via de Jangtsekiang weg te varen. De Japanners waren de stad nu binnen, en iedereen die een uniform droeg of verdacht werd van samenwerking met de Chinese troepen, werd gedood.
In een wanhopige poging om er als burgers uit te zien, drongen Chinese soldaten winkels binnen om alledaagse kleren te pakken te krijgen. Sommige overvielen zelfs op klaarlichte dag gewone burgers en beroofden die van hun kleren.
Bij de haven werden honderden mensen vertrapt door de mensenmenigte die een plekje probeerde te bemachtigen op een van de weinige boten die zouden vertrekken uit de stad – binnenkort de hel op aarde.
Commandant Tang Shengzhi wist aan boord van een boot te komen en hoorde vanaf de achtersteven hoe het geschreeuw van de inwoners boven de rokende puinhopen van stad uitsteeg.
Verkrachting en moord aan de orde van de dag
Toen de Japanners Nanking op 13 december bestormden, waren er bijna geen soldaten meer. De burgerbevolking van ruim een half miljoen mensen hoopte dat er een rustige tijd zou aanbreken onder Japans gezag. Zo ging het niet.
‘Het leven van een varken is meer waard dan dat van een Chinees, simpelweg omdat je een varken kunt eten.’ De japanse soldaat Shiro Azuma
Tientallen jaren was het Japanse volk gehersenspoeld met anti-Chinese propaganda. De soldaten kregen in hun training te horen dat het doden van een Chinees niets anders was dan het pletten van een insect onder je laars. In zijn dagboek schreef de Japanse soldaat Shiro Azuma:
‘Het leven van een varken is meer waard dan dat van een Chinees, simpelweg omdat je een varken kunt eten.’
De rekruten werd geleerd dat hun belangrijkste eigenschap loyaliteit aan het vaderland was. Hun eigen leven was niets waard. Shiro Azuma beschreef het gevoel vele jaren later:
‘Als mijn leven niet belangrijk was, dan werd dat van de vijand nog een stuk minder waard.’
Boven op de indoctrinatie kwam een half jaar van bloedige strijd, waarin Japanse soldaten hun kameraden hadden zien sneuvelen. Dit wekte haatgevoelens op, die tijdens de bezetting volop naar boven kwamen.
Al bij de verovering van de stad werden Chinezen die hun handen omhoog staken doodgeschoten. Honderden mannen werden doodgemarteld, vaak als een sadistisch tijdverdrijf voor de Japanners. En tijdens de zes weken lange, chaotische bezetting van Nanking werden naar schatting 80.000 vrouwen verkracht.
De documentaire *The Battle of China* bevat ook enkele van de weinige fragmenten van het Bloedbad van Nanking. Die werden China uit gesmokkeld door een ziekenhuismedewerker.
Zoals een Chinese krant begin 1938 schreef: ‘Elke dag ging er geen uur voorbij of er werd wel een onschuldige vrouw weggesleurd door een Japanse soldaat om verkracht te worden.
De meest sadistische Japanners ontdekten al snel dat ze konden doen waar ze zin in hadden zonder zich zorgen te hoeven maken over strafmaatregelen van hun meerderen. Toen het verkrachten begon te vervelen, dwongen ze familieleden om incest met elkaar te plegen.
In slechts een paar weken veranderde Nanking in de hel op aarde.
‘Overal was bloed. Het was alsof de hemel zich had geopend en het bloed regende,’ vertelde Tang Shunsan, die in Nanking woonde, vele jaren later.

Talloze onschuldige Chinezen werden zonder pardon onthoofd. De Japanners zetten overal in de stad afgehakte hoofden neer om de burgers af te schrikken.
Japanse troepen verloren alle moraal
Verkrachtingen, onthoofdingen, gedwongen incest en levende verbrandingen waren aan de orde van de dag voor Chinese burgers tijdens de bezetting van Nanking, die het ergste in de Japanners naar boven bracht.
Tang was een van de gelukkigen die de kennismaking met de Japanners overleefden. De leerling-schoenmaker werd door de bezettingstroepen gevangengenomen en met honderden anderen naar een massagraf aan de rand van de stad gebracht. Het lag al vol dode Chinezen, en de verse gevangenen moesten zich aan de rand in een rij opstellen.
Vervolgens begonnen de Japanners de mannen een voor een te executeren.
Eerst onthoofdden ze de gevangenen en hieven ze triomfantelijk hun bloederige trofeeën in de lucht, waarna ze de hoofden achteloos in het graf gooiden. Later, toen de soldaten vermoeide armen hadden gekregen van al dat onthoofden, sneden ze alleen nog de keel van de Chinezen door. Dat werd Tangs redding.
Toen de gevangene naast hem van oor tot oor werd opengesneden, viel de man achterover en sleurde hij Tang mee in zijn val. Geen van de soldaten had gezien dat Tang per ongeluk in het massagraf was gevallen. Hij bleef roerloos liggen terwijl de lichamen boven op hem belandden.
Nadat de meeste soldaten waren vertrokken, bleven er een paar achter, die hun bajonetten in de lijken staken om er zeker van te zijn dat iedereen dood was. Tang gaf geen kik toen hij meerdere keren doorboord werd. Hij werd een paar uur later gevonden door twee vrienden, die hem in hun huis in veiligheid brachten.

De Deen Bernhard Sindberg redde duizenden Chinezen door hen te verbergen in de cementfabriek waar hij werkte.
Een lichtpuntje in de duisternis
Er was echter één oase van rust te midden van al het bloedvergieten. Ten westen van het centrum van Nanking lag een internationale veiligheidszone, die in het leven was geroepen om Chinese burgers te beschermen. Het gebied omvatte een aantal Chinese regeringsgebouwen, de Amerikaanse ambassade en een ziekenhuis.
De initiatiefnemers waren 27 buitenlandse zendelingen, journalisten en artsen, onder leiding van de Duitse zakenman John Rabe. De zone had een paar dagen na de Japanse invasie opgeheven moeten zijn, maar omdat het geweld hand over hand toenam, bleef hij in stand.

De heldhaftige daden van de nazi John Rabe zijn het thema van de Chinees-Duitse film John Rabe uit 2009.
Officieel erkenden de Japanners de internationale veiligheidszone niet, maar omdat Japan en Duitsland bondgenoten waren kon Rabe er als prominent lid van de nazipartij op toezien dat de soldaten de neutraliteit van het gebied grotendeels respecteerden.
Duizenden Chinezen werden ondergebracht in Rabes Siemens-fabriek en konden vluchten zonder dat de Japanners iets in de gaten hadden.





‘China’s Oskar Schindler’ is nog geliefd
‘De goede man van Nanking’ noemen de Chinezen de Duitse zakenman John Rabe. Hij leidde de internationale veiligheidszone en zette zijn eigen leven op het spel om dat van duizenden Chinezen te redden.
Veiligheidszone was enige rustige plek
Toen de Japanners Nanking innamen, spraken 27 buitenlanders af een veiligheidszone van 3,9 km2 in te stellen, met in totaal 25 vluchtelingenkampen. Overal in de zone werden Chinezen ondergebracht, en velen wisten de stad heelhuids te verlaten.
Vrouwenuniversiteit beschermde tegen verkrachting
Minnie Vautrin was een Amerikaanse zendeling en voorzitter van de vrouwenuniversiteit Ginling College. Tijdens de Japanse bezetting vocht ze als een leeuw om de 10.000 vrouwelijke vluchtelingen die er zaten te beschermen.
Hakenkruis in de tuin hield bommen weg
Tijdens Japanse bombardementen stelde John Rabe zijn huis open voor Chinezen. Op het grasveld lag een grote hakenkruisvlag, want Rabe wist dat de Japanners de Duitse nazipartij respecteerden en hun bondgenoot niet voor het hoofd wilden stoten.
Verslaggevers brachten misdaden naar buiten
In de Amerikaanse ambassade zaten correspondenten van onder meer The New York Times, die in de stad waren gebleven om verslag te doen van de gruwelijkheden. Om hun artikelen naar buiten te krijgen, moesten ze de stad ontvluchten.
Na een chaotische bezetting van zes weken verklaarde Japan dat Nanking onder Japans gezag stond. Korte tijd later stopte het bloedvergieten en werden veel soldaten teruggetrokken. Toen waren meer dan 100.000 Chinezen vermoord en was een derde van de stad platgebrand.
Naar schatting richtten de Japanners voor in totaal 972 miljoen dollar aan materiële schade aan in Nanking, wat naar huidige maatstaven 18,2 miljard dollar zou zijn.
In Japan zelf werd de verovering van Nanking groots gevierd, en het bloedbad werd in de doofpot gestopt. De meeste mensen verwachtten dat heel China zou vallen, maar omdat de arrogante Japanners zeer zware eisen stelden, wezen de Chinezen hun capitulatievoorstel van de hand.

In het museum voor het bloedbad in Nanking staan duizenden paren schoenen op een rij als symbool voor de slachtoffers.
De herinnering aan Nanking is nog levend
In 2014 werd 13 december, de dag waarop het Bloedbad van Nanking begon, uitgeroepen tot nationale herdenkingsdag in China. Op hun beurt hebben de Japanners al decennialang moeite de misdaden van hun land te erkennen.
Sinds 1955 komt Nanking voor in Japanse schoolboeken, maar de omvang van het bloedbad wordt door de Japanse regering weggemoffeld. En pas sinds 1994 krijgen leerlingen te horen dat het Japanse leger in de Tweede Wereldoorlog 20 miljoen slachtoffers maakte, vooral in China.
De weinige Japanse soldaten die over hun aandeel in de slachtpartij verteld hebben, kregen veel kritiek en werden zelfs bedreigd. Een prominent lid van de liberaaldemocratische partij, Ishihara Shintaro, zei in 1990:
‘De mensen zeggen dat de Japanners een holocaust gepleegd hebben in Nanking, maar dat klopt niet. De Chinezen hebben dat verhaal verzonnen.’
Tot op de dag van vandaag bagatelliseren sommige Japanse historici de omvang van het bloedbad.
De strijd werd verder opgevoerd, en toen Japan in 1941 Pearl Harbor bombardeerde, moest het keizerrijk op veel fronten tegelijk vechten. Op 8 september 1945, acht jaar na de geweldsorgie, ondertekenden Japanse generaals in Nanking de capitulatie van de circa 1 miljoen Japanse troepen die zich nog in China bevonden.
In 1948 werd generaal Iwane Matsui als verantwoordelijke voor het bloedbad ter dood veroordeeld door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Datzelfde jaar werden drie Japanse militairen geëxecuteerd door de Chinese regering vanwege betrokkenheid. Hierna verdween het donkere hoofdstuk uit de geschiedenis naar de achtergrond, en tientallen jaren lang was de gebeurtenis buiten China vrijwel onbekend.
In Japan wordt er nog steeds gediscussieerd over de omvang van het geweld, maar de getuigenverklaringen spreken voor zich. De Amerikaan George Fitch bevond zich in de veiligheidszone. Voor hem staat het buiten kijf dat de oorlogsmisdaden in Nanking zeer ernstig waren:
‘Het is het verhaal van een bijna ondenkbare misdaad. Het is het verhaal van een horde ontaarde criminelen die een ongekende beestachtigheid botvierde op een vreedzaam, vriendelijk en gehoorzaam volk. Ik ben van mening dat de misdaden hun weerga niet kennen in de moderne geschiedenis.’