Maandenlang had geen mens iets gehoord van Adolf Hitler. Hij was zo’n abstracte persoon geworden dat er wilde geruchten in Duitsland de ronde deden.
Zo zou Hitler ze niet allemaal meer op een rijtje hebben en werd hij verborgen gehouden voor het volk.
Maar op nieuwjaarsdag 1945 klonk eindelijk weer de bekende stem op de Duitse radio.
Hitler verzekerde het volk ervan dat de beproevingen snel zouden wijken voor een gouden toekomst.
‘We weten wat de Anglo-Amerikaanse staatsmannen willen doen met het Derde Rijk, welke plannen de bolsjewistische heersers – en de internationale joden die er uiteindelijk achter zitten – hebben met het Duitse volk,’ zette hij uiteen met zijn kenmerkende Oostenrijkse accent.
Maar dankzij de nazi’s zou Duitsland zegevieren, beloofde de dictator.
‘Binnen enkele jaren zal de nationaalsocialistische staat met zijn energie en zijn initiatief alles herbouwen dat heden vernietigd is,’ sprak Hitler. ‘Onze steden worden machtiger en mooier dan ooit tevoren. De verwoeste legerkazernes maken plaats voor gezondere huizen voor Duitsers.’
Deze visioenen van de Führer deden geen recht aan de werkelijkheid die de Berlijners elke dag om zich heen zagen: grote delen van de stad lagen in puin na de luchtaanvallen van de geallieerden.
Dagelijks slonk het rijk; Duitse fabrieken, spoorwegen en boten werden vernietigd.
Stalins Rode Leger stond in Polen, slechts 500 kilometer vanaf Berlijn, en 6 miljoen soldaten, 91.000 kanonnen en 11.000 tanks zouden klaarstaan voor een groot offensief aan het hele Oostfront.

‘Geniet van de oorlog’
Hitler deed dit bericht af als ‘complete onzin’ en zou de verantwoordelijken het liefst laten opnemen in ‘het gesticht’. Daarom kwam het als een verrassing dat het Rode Leger op 12 januari onder meer de rivier de Wisła overstak en de week daarna al Warschau op de Duitsers had veroverd.
De Berlijners zagen de ontwikkeling aan met lede ogen, want het sadisme van de Russische soldaten was berucht. Toen het Rode Leger in oktober 1944 bijvoorbeeld het plaatsje Nemmersdorf in Oost-Pruisen veroverd had, werden alle vrouwen verkracht en vermoord.
‘Geniet van de oorlog – de vrede wordt vreselijk!’ zeiden de Berlijners met hun galgenhumor. En: ‘Ik houd de moed erin door de gedachte aan de ondergang van de nazi’s.’
Ooit waren er 4 miljoen Berlijners, en nu nog maar 2,8 miljoen – vooral vrouwen, kinderen, ouden van dagen en ‘oorlogsongeschikte’ mannen.
Meerdere malen per week werden de inwoners gewekt door een luchtalarm en moesten ze zich naar schuilkelders en andere beschutte plekken haasten. Ieder had een ‘noodkoffer’ met persoonlijke paperassen, geld en wat voedsel bij zich. Die koffer stond vaak bij de voordeur om hem snel te kunnen meenemen.
Journalist Ursula von Kardorff hield een dagboek bij: ‘Bijna elke dag twee keer luchtalarm, letterlijk op het uur af, ’s avonds om 20.00 uur en een om 23.00 uur. Na het bericht “vluchten boven Hannover-Braunschweig” begint de race naar de bunkers.’
Dankzij haar adellijke afkomst en haar contacten kreeg Ursula von Kardorff toegang tot de Speer-bunker vlak bij de Brandenburger Tor en de ministeries.
Hier konden ambtenaren schuilen in een aangename omgeving; er was stromend water en een oudere ceremoniemeester vertelde anekdotes over het hof van keizer Wilhelm. Soms dook Hitlers architect en minister van Bewapening Albert Speer op als hij in de stad was.
‘Hij komt bescheiden over en maakt een vriendelijke indruk. Niet zo’n blaaskaak,’ noteerde Ursula von Kardorff.
Voor de meeste Berlijners waren de bommen echter geen fijne onderbreking van het dagelijks leven met een kans op beschaafde gesprekken.
De te krappe openbare schuilplaatsen waren overvol en mensen werden doodgetrapt in de deuropening als de eerste bomaanslagen paniek in de wachtrij veroorzaakten.
De weinige toiletten in de bunkers raakten al snel verstopt, of ze waren constant bezet door wanhopige burgers die zich hier van het leven beroofden.
De betonblokken hielden stand, maar stonden bij een voltreffer te schudden, waardoor ieder gesprek verstomde.
Als het luchtalarm eindelijk voorbij was, stroomden mensen naar buiten om te zien of hun huis er nog stond. Vonken van de vele branden vlogen in het rond, schreef Konrad Warner, correspondent van een Zwitserse krant:
‘Mensen riepen elkaar toe: “U staat in brand! Sla het vuur uit!” Ik rende verder, de vonken op mijn jas en hoed steeds dovend.’
De meeste inwoners van Berlijn waren op de kelder onder hun eigen huis aangewezen. Daar waren ze in een mum van tijd, maar erg veilig was het niet.
Talloze huizen stortten in de loop van de oorlog in boven de kelders, waar de gevangenen levend verbrand werden of langzaam stikten door het zuurstoftekort, want hulp – als die al kwam – was lang onderweg. Berlijn had weliswaar een goede brandweer, maar die kon nauwelijks ergens komen door de constante luchtaanvallen van de geallieerden.
De 15-jarige Wolfgang Pickert had als ‘brandmelder’ de taak om op verkenning uit te gaan en de schade op te nemen als de eerste bommen waren gevallen. Een paar jaar eerder had hij door een snelle reactie een appartement gered – met slechts een emmer en een blusdeken had hij een brand weten te doven.
Nu ontdekte hij dat zelfs door de wol geverfde frontsoldaten in Berlijn het te kwaad kregen tijdens een luchtaanval.
‘Mijn vader, die het één keer heeft meegemaakt, was op van de zenuwen toen de aanval voorbij was.’
Het ruimen van de straten was een taak voor buitenlandse dwangarbeiders en willekeurige voorbijgangers die het bevel kregen te helpen. Overal lagen doden, die moesten worden verzameld en geïdentificeerd door familie of buren.


Bij de dierentuin van Berlijn stond een van de grote flakbunkers met luchtafweergeschut op het dak en plek voor 15.000 inwoners.
De Berlijnse brandweer vocht tegen de vlammen na de bijna dagelijkse luchtaanvallen.
Hitler komt naar Berlijn
Toen het grote offensief van het Rode Leger op 12 januari om 5 uur begon, sliep Adolf Hitler in het hoofdkwartier Adlerhorst aan de Rijn.
Van hieruit had hij een kleine maand tevoren het Ardennenoffensief geleid. Niemand in de Adlerhorst nam de opmars van de Russen vanuit het oosten op dit moment erg serieus. Om 12 uur maakte Hitlers adjudant hem pas wakker, waarna het dagelijkse programma volgde van vergaderingen, wandelingen en een kop avondthee.
Pas op de avond van de 15e stapte hij in zijn gepantserde trein om naar Berlijn te rijden. De volgende ochtend legde hij het laatste stuk naar de Rijkskanselarij per auto af.
Hij keek zijn ogen uit toen hij door zijn verwoeste hoofdstad reed.
Hij ontsnapte niet aan de overlast van luchtaanvallen. Voor de veiligheid moest hij de nachten doorbrengen in de grote Führerbunker die Albert Speer had gebouwd onder de tuin van de Rijkskanselarij. De nieuw gebouwde Rijkskanselarij zelf kon hij alleen overdag gebruiken.
Ondertussen rukte het Russische leger onverbiddelijk op door Polen en al snel staken de soldaten de grens over naar de Duitse provincie Silezië.
Ursula von Kardorff kreeg bezoek van een bevriend stel uit Breslau, door Hitler uitgeroepen tot een fort: een stad die zich met alle middelen moest verzetten.
Het stel zat in de laatste trein die vertrok voordat Breslau (nu Wrocław in Polen) werd omsingeld door het Rode Leger.
‘Ze vertelden over vluchtende mensen die elkaar onder de voet liepen, lijken die uit onverwarmde goederentreinen werden gegooid en moeders die gek waren geworden en niet wilden geloven dat de zuigeling in hun armen dood was,’ schreef de 33-jarige Von Kardorff in haar dagboek. En ze gaf toe dat ze haar schouders erover had opgehaald.
‘Je bent al zo afgestompt dat je je bijna geen voorstelling meer kunt maken van dergelijke gruwelijkheden.’







Hitlers laatste thuis
Dik beton beschermde de Führer tegen luchtaanvallen en granaten, maar toch drong de nederlaag zich op.
Hitlers kamer
In de Führerbunker had Hitler drie kleine kamers: een woon-, een werk- en een slaapkamer.
Hitler stond meestal laat op, om 11.30 uur, en begon de dag met een bad. De drie kamers waren met de inventaris van de Rijkskanselarij ingericht om de donkere kelder wat knusser te maken.
Aan de muur hing een portret van de Pruisische koning Frederik de Grote – Hitlers grote voorbeeld
Werkkamer
Voor de strategische kaart op de muur speelde Hitler veldheertje en verplaatste hij legers die er nauwelijks nog waren.
Eva Brauns kamer
Hitlers geliefde bracht de oorlog grotendeels door in Berghof, zijn Alpenresidentie. Tegen Hitlers wil sloot Eva Braun zich in maart 1945 bij hem aan in Berlijn.
Goebbels’ kamer
Propagandaminister Goebbels had als enige nazikopstuk een woning in de bunker.
Telefooncentrale
De Führerbunker had telefoonnummer 12 00 50 – op het laatst de enige manier van contact met de buitenwereld.
Nooduitgang
De route de bunker in en uit liep via de Rijkskanselarij en de Vorbunker.

Artsen en militairen onderzochten de 72 doden in Nemmersdorf.
Paniek in Duitsland door verkrachtingen
De massale verkrachtingen door het Rode Leger in een Duits dorp werden in Joseph Goebbels’ handen een propaganda-instrument.
Sinds de Duitsers in de zomer van 1941 de Sovjet-Unie hadden aangevallen, gingen ze er vreselijk tekeer. Maar vanaf 1944 namen de Russen wraak.
‘Duitsers zijn geen mensen,’ stond in een pamflet dat verspreid was onder de Sovjet-soldaten die op 21 oktober het Oost-Pruisische dorp Nemmersdorf bezetten.
Toen de Duitsers niet veel later Nemmersdorf terugveroverden, was het dorp een bloedbad.
‘Op het eerste erf stond een wagen. Daarop waren vier naakte vrouwen gekruisigd. In de huizen troffen we in totaal 72 vrouwen, kinderen en een oude man van 74 aan.
Allemaal dood. Er waren ook baby’s bij die met een stomp voorwerp op het hoofd geslagen waren,’ vertelde de soldaat Karl Potrek. Alle gedode meisjes en vrouwen, van 8 tot 84 jaar, waren verkracht.
Propagandaminister Joseph Goebbels greep het bloedbad aan om de Duitsers te waarschuwen en de soldaten te motiveren om er aan het Oostfront nog een schepje bovenop te doen.
Daarom werd Nemmersdorf grondig onderzocht en gedocumenteerd door een internationaal deskundigenteam.
Jongens vervangen mannen
Terwijl de burgers van Berlijn in bunkers en kelders kropen, vochten kinderen om hun stad te verdedigen.
Het luchtafweergeschut (flak genoemd) had nog maar enkele volwassen soldaten over; het grootste deel van de bemanning bestond uit 15- tot 17-jarige jongens van de jeugdorganisatie Hitlerjugend. Meisjes van de Bund Deutscher Mädel namen ook deel aan de strijd.
Ze mochten de trekker weliswaar niet overhalen, maar de meisjes bedienden zoeklichten, radar, afstandmeters en nog veel meer.
De jaren daarvóór had Berlijn de beste luchtafweer van Duitsland, want elk bombardement van de geallieerden op de hoofdstad sloeg een deuk in de reputatie van het naziregime als onfeilbaar.
Het meeste geschut was echter naar het front gebracht, en de Duitse gevechts-piloten hadden geen brandstof om het op te nemen tegen de golven van Britse en Amerikaanse bommenwerpers.
Naast luchtafweergeschut werd Berlijn alleen beschermd door zijn drie flaktorens. Deze betonnen versterkingen hadden ieder vier 128mm-luchtafweerka-nonnen met dubbele loop op het dak.
Aan de zijkanten hadden de torens platforms met machinegeweren van 20 mm en 37 mm.
De vijandelijke vliegtuigen kwamen niet zomaar langs de torens.
Als de Berlijners niet zaten te bibberen van angst, dachten ze aan voedsel. Hun rammelende maag herinnerde hen eraan dat het rantsoen klein was en de honger zelden verdreef. Sinds het uitbreken van de oorlog was de voedzaamheid van het dieet van de Duitsers 40 procent gedaald, en in de steden zag het er nog slechter uit.
‘Dat vieze voedsel is niet te vreten,’ schold een woedende collega van Ursula von Kardorff op een dag in de Deutsche Allgemeine Zeitung.
Daar moest ze om lachen, vertrouwde ze haar dagboek toe. Meestal was deze man de correctheid zelve.
Von Kardorff had meer geluk dan vele anderen: dankzij haar connecties met het ministerie van Bewapening kon ze daar onder andere salade, worst en broodjes kopen. Andere benodigdheden sloeg ze in op de zwarte markt.
Op 30 januari 1945 klonk de stem van Adolf Hitler opnieuw op de radio, want dit was de dag dat de nazi’s in 1933 de macht hadden gegrepen.
In voorgaande jaren werd dit feit gevierd met fakkeloptochten door de hele stad. Maar deze avond waren de straten verlaten en Hitler had het in zijn toespraak vooral over Stalins troepen, die nu op nog geen 100 kilometer afstand van de rivier de Oder stonden.
‘Het vreselijke lot dat zich nu in het oosten afspeelt en honderdduizenden mensen in de dorpen en op markten, op het platteland en in de steden vernietigt, zal uiteindelijk met een uiterste krachtsinspanning worden afgewend en teruggedreven, ondanks alle tegenslagen en beproevingen,’ sprak Hitler.
Sommige mensen geloofden hem nog.
‘Ik heb toch zo’n vertrouwen in ons lot,’ schreef een vrouw aan haar man, een krijgsgevangene in Frankrijk.
‘Het hele land is bereid om met de wapens in de hand te marcheren,’ vervolgde ze. ‘We hebben geheime wapens, die op het juiste moment zullen worden gebruikt, en natuurlijk hebben we de Führer, die we blindelings kunnen volgen.’
Bommenoffensief bereikt een piek
De Berlijners waren al helemaal gewend aan de nachtelijke bommenvluchten van de Britten toen de Amerikanen begin februari overdag begonnen aan te vallen.
Op 3 februari hadden 1000 bommenwerpers het spoor, overheidsgebouwen en de Rijkskanselarij als doelwit. Maar de burgers werden niet gespaard, aldus de 21-jarige kersverse moeder Ilse Schier.
‘Om 11 uur brak de hel los. De lucht was donker, maar de vlammen schetsten griezelige beelden en het stonk naar verbrande mensen. De vuurbommen vraten zich door de daken van de huizen, de rook maakte het ademen onmogelijk. In de metro was het een onbeschrijfelijke bende. De meute rende over de rails naar een doel dat niemand kende.’
Ook Ursula von Kardorff overleefde de dag. En net als vele anderen werd ze gek van al die ladingen bommen, waardoor ze geen oog dichtdeed: ‘Waarom gaat er niemand midden op straat staan om te schreeuwen “Nu is het genoeg”?’
Tijdens de aanval van de Amerikanen stierven 3000 Berlijners, onder wie de psychopathische rechter Roland Freisler van het Volksgerichtshof van de nazi’s.
De lijken werden in sporthallen gelegd waar nabestaanden de doden trachtten te identificeren. De slachtoffers lagen eerst op straat, maar de ‘lijkenparade’ was te confronterend voor de burgers.
‘In de Neuenburger Strasse werd een meisjesschool getroffen – honderden meisjes hadden hun toevlucht gezocht in de kelder,’ aldus Karl Deutmann, die de wacht hield bij staalbedrijf Mannesmann. ‘De ouders die zich later over de verminkte lichamen bogen, herkenden hun dochters niet meer.’
Het regime en de meest overtuigde nazi’s probeerden het moreel bij de Berlijners hoog te houden. Bij de ruïnes stonden vaak borden met ‘Verboden te plunderen’. Een overtreding zou met de dood worden bestraft.
‘Onze muren kunnen vallen, onze harten niet,’ schreeuwden teksten die op ruïnes overal in de stad waren gekalkt en op posters waren gedrukt.
‘Nonsens,’ schimpte Ursula von Kardorff. ‘Zoiets maakt toch alleen maar indruk op idioten.’
De dag na de aanval slaagde ze erin op de redactie van de krant te komen.
‘Je bent zo twee of drie uur onderweg hierheen. We zitten met z’n allen in een gigantische hal, zoals papegaaien in de dierentuin. Robots die iets moeten doen wat niemand meer begrijpt. Zo moeten we elke dag muurkranten vol schrijven met horrorverhalen over de Russen of idiote oproepen: “We zullen zegevieren omdat we moeten zegevieren!”’
Berlijn moest een bolwerk worden
Het codewoord was ‘Operatie Clausewitz’, maar de nazitop in Berlijn aarzelde om de stad te versterken – de inwoners zouden er maar door van streek raken. Toen het werk eenmaal begon, was het te laat.
Het verdedigingsplan ‘Operatie Clausewitz’ behelsde de aanleg van verdedigingsringen die de opmars van de Russen moesten stoppen met antitankgeulen, versterkte stellingen en barricades van trams en straatstenen. Maar de nazi’s staken de kop in het zand en stelden het plan uit.
In april moesten 70.000 Duitsers dan toch barricaden bouwen.
Vooral vrouwen en oudere mannen plus 17.000 Franse krijgsgevangenen werden aan het werk gezet. Maar het regime kon geen brandstof voor graafmachines of voldoende prikkeldraad en landmijnen leveren.
Het meeste werk ging zitten in de binnenste ring, ‘Zitadelle’ genoemd, die rond het regeringskwartier en de Führerbunker lag.



9 april 1945: Honderden vrouwen moesten geulen graven die de Russische tanks konden tegenhouden.
Trams werden van de rails getild en gebruikt om straten te barricaderen.
Veteranen uit 1914-1918 werden opgeroepen voor de Volkssturm en leerden met een nieuw wapen werken: de Panzerfaust.
IJzeren kruis voor 12-jarige helden
Toen de Amerikanen dagelijks begonnen aan te vallen, waagde Hitler zich zelden boven de grond. Jongens van de Hitler-jugend waren de enigen – afgezien van de kring rond de Führer – die hem zagen toen hij hun op 20 maart een IJzeren Kruis gaf in de tuin van de Rijkskanselarij.
Het evenement werd gefilmd voor de Wochenschau, de revue die iedere week vóór de speelfilm van de avond het nieuws bracht.
De Führer streek een paar jongens over hun wang, wat ze in alle ernst ondergingen. Ze spraken droogjes over hun inzet aan het front. Hitler hield zijn eigen hand vast – niemand mocht die zien trillen.
‘Misschien zijn we in wezen wel krankzinnige muizen in een enorme val,’ schreef Ursula von Kardorff in haar dagboek. ‘We razen nog steeds in het rond, maar een onzichtbare reus heeft de val al in zijn hand om hem in een regenton te laten plonzen.’
Terwijl Hitler eiste dat iedereen bleef vechten om de overwinning veilig te stellen, trof hij voorbereidingen om zijn eigen volk te vernietigen.
De dag vóór de overhandiging van het IJzeren Kruis aan de jongens van de Hitlerjugend had hij een document ondertekend dat later bekend werd als het ‘Nero-bevel’.
‘Voor de strijd om het bestaan van ons volk moeten we alle middelen inzetten om de strijdkracht van onze vijand te verzwakken en zijn verdere opmars te belemmeren,’ schreef Hitler.
Niets van waarde mocht in geallieerde handen vallen; de Duitsers verwoestten fabrieken, spoorlijnen, bruggen, elektriciteitscentrales en voedselmagazijnen.
Minister van Bewapening Albert Speer besefte dat dit het land onbewoonbaar zou maken en reisde allerlei plekken af om de lokale nazileiders ervan te weerhouden het bevel uit te voeren.
Jongeren en bejaarden opgeofferd
Al in 1944 waren alle Duitse mannen tussen de 16 en 60 opgeroepen voor de Volkssturm, een nieuw gevormd leger van jongeren, bejaarden en invaliden die aan de bak moesten, want het leger zette iedereen die ook maar enigszins bruikbaar was in voor de strijd.
De Volkssturm in Berlijn telde 60.000 man, maar alleen de beste eenheden kregen deugdelijke wapens; de rest moest het stellen met een allegaartje aan reservewapens en buitgemaakte geweren.
Propagandaminister Joseph Goebbels, die ook Gauleiter (politiek leider) van Berlijn was, liet de Volkssturm een eed afleggen aan Hitler.
Daarop marcheerde het ‘leger’ door de straten; de soldaten waren veelal gewapend met schoppen en gekleed in hun burgerkleding. Militaire training was uitgesloten vanwege het schrijnende tekort aan munitie.
‘Mijn vaderland, wees scherp van zin: de Führer zet bejaarden in,’ klonk een spitsvondig liedje dat gezongen werd op de melodie van Die Wacht am Rhein, een bekend Duits soldatenlied.
In een week klaargestoomd
De 17-jarige Helmut Altner was een van de vele tieners die in het voorjaar van 1945 werden opgeroepen. Op 29 maart verliet hij zijn huis en doorkruiste hij met gevaar voor eigen leven de stad om naar de kazerne in Spandau te gaan.
‘Berlijn lijkt uiteen te vallen,’ schreef hij in zijn dagboek. ‘De metro rijdt onregelmatig en vertragingen van een half uur zijn niet ongebruikelijk. Het treinverkeer staat vrijwel stil, want op veel plaatsen is de spoorlijn beschadigd.’
Op verschillende trajecten moesten hij en de andere reizigers lopen als ze er niet in slaagden een eind met een vrachtwagen mee te liften. Onderweg zag de jongen huizen die pas gebombardeerd waren, en 12-jarige jongens van de Hitlerjugend die lichaamsdelen uit het puin van de gebouwen moesten vissen.
Eenmaal aangekomen bij de kazerne kreeg hij een te grote uniformjas die wapperde rond zijn dunne lichaam.
Zijn broek daarentegen reikte maar tot aan zijn knieën. De daaropvolgende dagen schoot Helmut Altner een paar keer met zijn geweer en kreeg hij instructies over het afvuren van de Panzerfaust, een eenvoudig antitankwapen, en tot slot de waarschuwing dat deserteurs en lafaards ter plaatse zouden worden doodgeschoten. Op 7 april werd hij naar het front gestuurd.

Op 21 april reed het Rode Leger de buitenwijken van Berlijn binnen. Het einde was nabij.
Dag des oordeels kan beginnen
De Duitsers wilden de Russen stoppen bij de rivier de Oder.
Drie dagen lang woedde de strijd in de heuvels van de Seelower Höhen, waarna de Duitsers verslagen waren en de bestorming van Berlijn kon beginnen.
Op 19 april maakten de Britse bommenwerpers hun laatste vlucht naar Berlijn – het Rode Leger had rust nodig.
Het lot van Berlijn lag nu in de handen van de oude mannen van de Volkssturm en jongens als Helmut Altner. Vanuit zijn bunker beval Adolf Hitler ze te vechten tot de laatste druppel bloed.