Luitenant Armand Monteverde vliegt met 290 km/h door de dichte mist. Piloten met ervaring in het poolgebied noemen dit ‘door melk vliegen’, en de 27-jarige Amerikaan ziet niets dan wit om zich heen.
Toen hij opsteeg, was er geen wolkje aan de lucht. Maar nu is het uitkijken geblazen, want Monteverde weet dat de fjord geflankeerd wordt door steile klippen. En verderop wacht een 250 meter hoge muur: de Groenlandse ijskap.
Geroutineerd kijkt Monteverde op de hoogtemeter, ook al heeft hij daar nu niet zo veel aan. Het instrumentenpaneel zegt alleen hoe hoog ze boven de zeespiegel vliegen, niet wat de afstand is tussen de B-17 en de ijsmassa eronder.
Op 9 november 1942 moet Monteverde de moeilijkste beslissing van zijn leven nemen. Als hij hard aan de stuurknuppel trekt, komt de B-17 misschien net boven de ijswand uit, maar dat kost tijd, want zelfs zonder bommen weegt het toestel meer dan 22 ton. Het is dus allesbehalve zeker dat de manoeuvre slaagt.

Toen het vliegtuig draaide, raakte één vleugel de grond. En dat was fataal.
Hij kan ook omkeren en wegvliegen uit de fjord. Zijn copiloot Harry Spencer denkt dat het vliegtuig zich ongeveer 30 meter boven het ijs bevindt, en Monteverde besluit een ruk naar links te maken met het toestel.
Deze keuze blijkt noodlottig. Een krakend geluid vult de cabine – alle spullen en bemanningsleden zonder gordel worden de lucht in geslingerd.
Op dat moment realiseert Monteverde zich dat hij niet meer boven de fjord vliegt, maar boven de ijskap. De linkervleugel ploegt door de sneeuw en even later maakt de bommenwerper een scherpe bocht over het ijs.
De romp breekt net achter de vleugels af. 200 meter verder komt het toestel tot stilstand.
De B-17 heeft geen warme kleren aan boord, en slechts voor een paar dagen voedsel. Op de ijskap kan het wel 40 graden vriezen, dus de bemanning is in levensgevaar. De ramp is het begin van een van de gevaarlijkste reddingsoperaties van de Tweede Wereldoorlog. Diepe afgronden, crashes en gangreen eisen Amerikaanse levens.
Verkenning gaat mis
Tussen 1941 en 1945 namen Amerikaanse vliegtuigen met bestemming Europa de kortere weg via Groenland. Bommenwerpers en transportvliegtuigen vlogen af en aan.

De kortste weg naar Europa: tijdens de Tweede Wereldoorlog konden vliegtuigen niet direct van de VS naar Groot-Brittannië vliegen. Daarom werden ze in Groenland gestationeerd. Van daaruit vlogen ze via IJsland naar Groot-Brittannië.
Monteverde en zijn bemanning waren net met hun gloednieuwe B-17 (bijgenaamd Flying Fortress) in Groenland aangekomen toen hun reis naar Europa werd onderbroken. Er werd een transportvliegtuig vermist en iedereen die beschikbaar was moest de lucht in om het te zoeken.
Op 9 november 1942 steeg Monteverde op van Bluie West One (BW-1) – het huidige Narsarsuaq Airport – in het zuidwesten van Groenland. Drie uur later stortte hij neer in de dichte mist en had hij zelf dringend hulp nodig.
Door de crash was de bommenwerper in twee stukken gescheurd, die achter elkaar terechtkwamen. Monteverde, Spencer en vijf anderen zaten nog in het wrak, terwijl sergeant Alfred West door de voorruit was gevlogen en bloedde uit wonden aan zijn hoofd en knieën.
Technicus Paul Spina was er slechter aan toe. Het negende en laatste bemanningslid van het Flying Fortress was door een raam in het plafond gevallen en lag op het ijs. Zijn arm was op twee plaatsen gebroken.

Na Kauffmann negeerden ook andere Deense diplomaten bevelen uit het bezette Denemarken.
Amerikanen uitgenodigd door ‘koning van Groenland’
Tegen de wil van de Deense regering in gaf de Deense ambassadeur in de VS, Henrik Kauffmann, de VS toestemming om bases in Groenland te vestigen. Groenland was Deens grondgebied, maar Denemarken zelf was bezet door de Duitsers en de ambassadeur vond dat hij daarom zelfstandig mocht handelen.
Op 9 april 1941 ondertekende Kauffmann ‘in naam van de koning’ een verklaring die de Amerikanen onbeperkte toegang tot Groenland gaf en de VS toestemming verleende om het eiland tegen de Duitsers te verdedigen. Na dit incident kreeg de ambassadeur de bijnaam ‘koning van Groenland’.
De Deense regering ontsloeg hem op staande voet, beschuldigde hem van verraad en nam zijn bezittingen in beslag. Kauffmann trok zich hier niets van aan en bleef tijdens de oorlog zijn eigen buitenlandse beleid voeren. Na de bevrijding kreeg hij gratie en werd hij minister in de eerste naoorlogse regering van Denemarken.
Door de sneeuwvlagen kon Spina het vliegtuig of zijn kameraden niet zien en door de kou verloor hij het gevoel in zijn blote handen.
‘Kan iemand me naar binnen helpen? Het is ijskoud!’ riep hij voordat hij het bewustzijn verloor.
Botten weer op hun plaats gezet
Toen Monteverde was bijgekomen, maakte hij zijn veiligheidsgordel los en ging hij op zoek naar Spina. Omdat de voorkant van het vliegtuig compleet verwoest was, trok de piloot de technicus de staart van het toestel in, waar ook de rest van de bemanning inmiddels schuilde.
Toen Spina weer bij bewustzijn was, probeerde Monteverde de gebroken botten in diens onderarm op hun plaats te zetten – een half uur lang, zonder verdoving.
Toen de arm eindelijk weer goed zat, maakte Monteverde een spalk van een stuk aluminium die hij vastbond met parachutestof. Intussen wikkelden de anderen zich in dekens en parachutes en bleven ze hun vingers en tenen bewegen om bevriezing te voorkomen.
De dorst was het volgende probleem voor de Amerikanen. Om uitdroging te voorkomen, aten ze sneeuw. Dit leste hun dorst echter niet, maar bezorgde ze wel diarree.
Nu pas merkten ze dat het staartgedeelte gevaarlijk dicht bij een afgrond lag. Gletsjers bewegen met een ongelijke snelheid, en door de wrijving tussen verschillende delen ontstaan er diepe kloven. Als de kloof achter de staart groter zou worden, zou de romp erin zakken en de mannen meesleuren.
Diezelfde avond ontdekten de Amerikaanse bases in Groenland dat het Flying Fortress van Monteverde niet was teruggekeerd. Maar omdat de bemanning geen noodsignaal had kunnen versturen, wist niemand waar het toestel was. De volgende ochtend vertrokken 17 vliegtuigen om het te zoeken.

Volgens een Amerikaanse overlevingsgids moest de bemanning een scheermes meenemen voor het geval ze neerstortten.
Handboek waarschuwt voor volle baard
Scheer je regelmatig
● FOUT: Volgens het handboek van de US Air Force moest je geen baard laten staan. De uitgeademde lucht kon bevriezen en de baard veranderen in een ijsklomp die bevriezing kon veroorzaken. De andere tips in het handboek waren beter.
Bevriezing nooit masseren
● JUIST: Als de bemanning van de B-17 een handboek had gehad, hadden ze bevroren lichaamsdelen waarschijnlijk niet gemasseerd, wat de wonden erger maakt.
Laat jezelf zien met rook
● JUIST: In het handboek stond ook dat je een rokend vuur moest maken met kerosine om zoekvliegtuigen te waarschuwen.
De reddingsvliegtuigen zochten vooral boven het gedeelte van de ijskap waar de B-17 naartoe was gestuurd – een gebied zo groot als de stad Utrecht. Maar ze moesten ook de 500 kilometer lange route vanaf de basis volgen.
Geen enkel vliegtuig kon het wrak vinden en de dag erna moest de zoekactie worden afgeblazen omdat er een hevige sneeuwstorm woedde – in de winter bepaald geen uitzondering in Groenland.
In een diepe ijskloof
Een dag later klaarde het weer op en Monteverdes mannen haalden meer dan een meter sneeuw van het wrak, zodat de groene vleugels vanuit de lucht te zien zouden zijn.
Later die dag gingen Spencer en navigator Bill O’Hara op verkenningstocht om de gevaarlijke kloven in de buurt te markeren. In het heldere weer konden ze de Baai van Køge zien liggen, en ze schatten dat de afstand niet meer was dan 15 kilometer (in werkelijkheid was het slechts 11 kilometer).
Ze besloten met z’n allen richting de kust te trekken omdat ze dachten dat ze daar meer overlevingskansen zouden hebben.

De Groenlandse ijskap is soms wel 1500 meter dik, en de gletsjerspleten zijn vaak even diep.
Gletsjers zijn verraderlijk en je moet er heel voorzichtig overheen lopen. Al op 50 meter van het wrak ging het dan ook mis. Spencer stapte op een ogenschijnlijk stevige sneeuwbrug, die instortte en hem mee de diepte in trok.
Spencer dacht dat zijn 22-jarige leven voorbij was toen hij, na een vrije val van zo’n 3 seconden, hard op zijn rug terecht kwam. Als door een wonder had een ijsblok zo groot als een auto zich op 30 meter diepte in de kloof vastgeklemd en zijn val gebroken.
Verdwaasd keek Spencer om zich heen en hij constateerde dat het ijsblok waar hij op lag de enige richel vormde die hij kon zien. Als hij 2 meter verder naar links was gevallen, was de ijskap zijn graf geworden. Vanaf de oppervlakte hoorde hij O’Hara schreeuwen: ‘Touw, breng een touw!’
Spencer besefte dat de sneeuw van de sneeuwbrug zijn val had gebroken. Hij ging rechtop zitten en riep dat hij in orde was. Toen kwam het ijsblok los en viel het de diepte in.

Het Duitse bevoorradingsschip Externsteine was aan het lossen toen het op 4 november 1944 werd veroverd door de Amerikanen.
Hitlers bases in Groenland kwamen onder vuur
Het weer in Europa ontstaat vaak boven de Noordpool. Daarom liet nazi-Duitsland in 1942 vier geheime weerstations in Groenland bouwen. Er volgde een bloedige klopjacht.
In maart 1943 ontdekte een Deense sleehondenpatrouille dat de Duitsers een geheim weerstation hadden gebouwd op Sabine Ø, een eiland aan de oostkust van Groenland.
De Duitsers spotten de sleeën en achtervolgden de twee Deense soldaten. Hun basis werd veroverd. Midden in de nacht moesten de vijf mannen van de sleehondenpatrouille vluchten omdat de Duitse boten in de meerderheid waren en automatische wapens aan boord hadden. De Deense basis werd door de vijand platgebrand.
De patrouille voorzag de Amerikanen van gedetailleerde informatie, waardoor het weerstation op Sabine Ø twee maanden later kon worden gebombardeerd.
30 kilometer verderop lag nog een Duits weerstation, dat de sleehondenpatrouille in april 1944 aanviel. Tijdens het gevecht raakte een Duitse luitenant dodelijk gewond. Zes weken laten verlieten de Duitsers het station.
Het laatste weerstation van Hitler in Groenland lag 250 kilometer naar het noorden en werd op 4 november 1944 bestormd door 200 Amerikaanse soldaten die door ijsbrekers aan land waren gebracht.
Gelukkig voor Spencer werd de gletsjerspleet steeds smaller, zodat het ijsblok na een paar meter weer vast kwam te zitten. Even later kon de copiloot met een touw van parachutelijnen omhoog worden getrokken.
Na dit ongeluk beseften de mannen pas hoe gevaarlijk het was om te proberen de kust te bereiken. Toen meer mannen bevriezingsverschijnselen begonnen te vertonen, werd het ook fysiek onmogelijk. Vooral O’Hara had erg veel last.
Hij had dagenlang geweigerd om zijn laarzen uit te trekken, maar Monteverde wist hem uiteindelijk over te halen. De huid op zijn tenen was al geel, groen en blauw geworden en in het vlees zaten diepe kloven.
Om de bloedsomloop weer op gang te brengen, masseerden de anderen urenlang O’Hara’s voeten en hielden ze ze tegen hun buik om ze op te warmen.
Vingers branden van de pijn
Naarmate de dagen verstreken, vond de bemanning steeds meer spullen, die ze op de vloer van het staartgedeelte legden.

Kapitein Monteverde (l) met twee andere overlevenden, co-piloot Harry Spencer (midden) en Don Tetley.
Dekens, tassen en de bekleding van de vliegtuigstoelen dienden als isolatie om de kou buiten te houden. Ze hingen een dekzeil over het open uiteinde van de vliegtuigstaart.
Hun angst om dood te vriezen en de snel slinkende voorraad proviand werden slechts overschaduwd door één grote zorg: de afwezigheid van reddingsvliegtuigen. Zonder radio leek het onwaarschijnlijk dat iemand het wrak toevallig zou vinden.
Tijdens de crash was de radioapparatuur van de B-17 vernield en de dozen waarin die zat, dienden nu als windscherm.
Toen het weer opklaarde, onderzocht telegrafist Lolly Howarth de apparatuur en ontdekte dat de meeste radiobuizen de crash hadden overleefd.
Howarth wilde proberen de radio te repareren, maar als telegrafist wist hij alleen hoe een radio werkte, niet hoe hij er een moest bouwen. En hij moest met blote vingers in de bijtende kou werken, want Monteverde wilde geen risico nemen met vonken en de brandstof in het staartgedeelte.
‘Gecrasht op gletsjer. Leven nog, stuur snel hulp.’ Noodsignaal van de B-17, 16 november 1942.
Howarth kon maar een paar minuten achter elkaar aan de radio werken voordat hij weer naar binnen moest om zijn handen warm te wrijven, net zo lang tot zijn vingers leken te branden. Hij huilde van de pijn, maar ging toch door. En op 16 november – een week na de crash – kreeg hij de radio aan de praat.
De bemanning was opgelucht en Howarth stuurde snel zijn eerste bericht de ether in. De ontvanger werkte echter nog steeds niet, dus hij wist niet of iemand zijn signaal had ontvangen.
‘PN9E (de naam van het vliegtuig, red.) gecrasht op gletsjer. Leven nog, stuur snel hulp.’
Voedsel valt als bommen
Gelukkig werd het signaal van Howarth opgepikt. Een paar dagen later wist hij ook de ontvanger te repareren en hoorde hij dat alle 14 Amerikaanse bases in Groenland aan het zoeken waren.

Een Noorse waaghals bracht met een Douglas C-54 Skymaster voedsel naar Monteverde en zijn hongerige bemanning.
Helaas zorgde een storm ervoor dat er acht dagen lang geen vliegtuigen konden opstijgen. Op 24 november waren de vooruitzichten nog steeds slecht, maar toch besloot de Noorse piloot Bernt Balchen een poging te wagen.
De 43-jarige Balchen was kolonel bij de Amerikaanse luchtmacht en commandant van de Amerikaanse basis Bluie West Eight in Groenland.
In een Douglas C-54 Skymaster vloog hij over Groenland om de B-17 te redden. Aan boord had hij voldoende voedsel, slaapzakken, warme kleren, medicijnen en twee kleine gasbrandertjes waar de bemanning zich mee kon opwarmen. Ondertussen bereikte de storm windsnelheden van 280 km/h.
‘20 minuten lang werden we rondgeslingerd als een blad in een orkaan. Dit was het ergste noodweer dat ik ooit in een vliegtuig heb meegemaakt – de storm heeft me bijna het leven gekost,’ schreef Balchen later in zijn memoires.
Toen hij het gebied rond de Baai van Køge bereikte, zag hij de B-17, die er volgens hem uitzag als een geplette libelle.

Gelukkig voor de bemanning was Bernt Balchen in 1942 in Groenland. De Noor was gewend om te vliegen in de extreme kou en stormen.
Noorse piloot werd held van reddingsoperatie
Alleen een ervaren piloot kon de B-17 in de sneeuw vinden. Voor de Noor Bernt Balchen was het de zoveelste prestatie in zijn indrukwekkende carrière.
De Noor Bernt Balchen (1899-1973) ging als tiener bij het Franse Vreemdelingenlegioen en vocht in 1918 in de Finse Burgeroorlog. In 1929 vloog hij als eerste over de Zuidpool.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog trainde hij Noorse piloten in het kamp Little Norway in Canada, tot de Amerikanen hem selecteerden om het bevel te voeren over een luchtmachtbasis in Groenland. Hij voerde verschillende riskante reddingsacties uit.
Zo landde hij zijn watervliegtuig ooit op een smeltwatermeer bovenop de ijskap. Vervolgens loodste hij een reddingsteam veilig door de mist en tussen de gletsjerspleten door en redde 13 neergestorte mannen.
Balchen hield van de Noordpool, maar kende de gevaren.
‘Als je op de Noordpool vecht, gelden andere regels. Meestal win je, maar soms verlies je, en de Noordpool kent geen genade,’ schreef hij later in een van zijn boeken.
Omdat de storm de eerste parachutes met voorraden ver weg blies van het wrak, vroeg Balchen de neergestorte Amerikanen via de radio dekking te zoeken. Vervolgens ‘bombardeerde’ hij hen met kratten met voedsel.
Na twee weken op een minimaal rantsoen – twee stukjes kaas en twee biscuitjes per man per dag – konden de mannen eindelijk hun buik vol eten.
Reddingsvliegtuig landt ver weg
Balchen liet weten dat hij het wrak had gevonden, maar dat een reddingsactie heel riskant zou zijn. Vanuit de lucht zag de Noor dat het wrak tussen diepe kloven lag. Alleen vanuit het noorden leek het mogelijk om de B-17 heel voorzichtig te benaderen.
Voordat hij terugvloog naar de basis, stuurde hij een bemoedigende mededeling naar Monteverde en zijn mannen: Het kustwachtschip Northland lag in de baai ten zuiden van het wrak en een Amerikaanse basis met sleehonden en sneeuwscooter was ook niet ver weg.

Het watervliegtuig USCGC Northland speelde een cruciale rol bij de reddingsoperatie.
Terwijl ze op hulp wachtten, ging O’Hara’s toestand snel achteruit. Gangreen had zijn voeten aangetast, de navigator was verward en weigerde te eten.
Howarth stuurde een smeekbede via de radio:
‘De situatie is kritiek. Iemand is ernstig ziek. Schiet op.’
Dit bericht zette de Northland aan tot actie – een Grumman J2F-watervliegtuig met piloot John Pritchard en radio-operator Benjamin Bottoms aan boord steeg op.
Na een vlucht van een uur maakten ze een gewaagde landing op de ijskap, 3 kilometer van het wrak. Daarvandaan liepen ze voorzichtig naar het neergestorte toestel.
Monteverde ontving hen met de woorden:
‘Jullie hadden niet moeten landen, misschien komen jullie niet meer weg.’
Waarop Pritchard antwoordde: ‘Dan blijven we toch gezellig!’
Met zijn bevroren voeten kon O’Hara niet naar het watervliegtuig lopen, en dat gold ook voor Spina met zijn gebroken arm, dus werden twee anderen aangewezen om als eersten geëvacueerd te worden.

De Amerikanen noemden de primitieve sneeuwscooters waarmee een deel van de bemanning van de B-17 werd geëvacueerd motorsleds.
Terug aan boord van de Northland kreeg Pritchard een heldenontvangst en de twee geëvacueerde bemanningsleden kregen koffie en hete soep.
Diezelfde avond bereikten twee sneeuwscooters de B-17 vanuit een klein weerstation, Ice Cap Station. Luitenant Max Demorest en sergeant Don Tetley brachten antibacteriële sulfapreparaten mee voor O’Hara’s voeten en waren van plan om een aantal bemanningsleden evacueren.
Hun plan mislukte echter toen Demorest de volgende ochtend probeerde een ogenschijnlijk stevige sneeuwbrug over te steken. Door het gewicht van de sneeuwscooter stortte de sneeuwbrug in en verdween hij in de diepte.
Ondertussen landden Pritchard en Bottoms met hun watervliegtuig. Monteverde stuurde hen direct terug naar de Northland om touw te halen om Demorest te redden – en radioman Howarth moest mee.
Gletsjer was levensgevaarlijk





Het wrak van de B-17
De B-17 stortte op slechts 11 kilometer van de Baai van Køge neer. Maar door verwondingen en het verraderlijke terrein kon de bemanning onmogelijk de kust bereiken.
Hutje stuurde hulp
Vanaf het weerstation Ice Caption Station reden twee sneeuwscooters naar het wrak om zo veel mogelijk mensen te evacueren. Het station was een hutje in the middle of nowhere.
Schip deed mee met reddingsactie
Het kustwachtschip Northland kon vanwege het ijs de kust niet bereiken. Daarom werd het watervliegtuig ingezet.
Watervliegtuig neergestort
Na één succesvolle evacuatie ging het mis met het watervliegtuig van de Northland. Het stortte neer in een storm. De piloot, radiotechnicus en een bemanningslid van de B-17 kwamen om.
Noodkamp in de sneeuw
De reddingsoperatie per sneeuwscooter verliep via het noorden om de gletsjerspleten te vermijden. Eén man kwam om en de rest moest kamp opslaan en drie weken in de sneeuw wachten op hulp.
Waarom Monteverde slechts één van zijn mannen liet evacueren blijft een mysterie, maar dat besluit redde levens. Op de terugweg vloog ook Pritchard in dezelfde ‘melk’ die de crash had veroorzaakt. Het watervliegtuig stortte neer, de drie inzittenden kwamen om.
De tijd drong voor Demorest, en de gangreen van O’Hara werd steeds ernstiger. Tetley wilde een nieuwe poging doen om de kust te bereiken, maar had twee mannen nodig om hem te helpen. Eén man moest voorop lopen om te kijken of het ijs sterk genoeg was om de sneeuwscooter te dragen, terwijl de ander op O’Hara lette.
Copiloot Spencer werd als verkenner aangewezen, terwijl mechanicus Clarence Wedel hem op sneeuwschoenen volgde en O’Hara in de gaten hield.
Om de ergste gletsjerspleten te vermijden, ging Tetley eerst naar het noorden, zoals Balchen had gezegd. Een paar uur later zou hij naar het oosten gaan om een dag later Ice Cap Station te bereiken. Maar de ijskap had andere plannen.

Door bevriezing stopt de bloedtoevoer naar de tenen, waardoor ze uiteindelijk zwart worden.
Na een paar uur bereikte Tetley een sneeuwbrug die hem, de sneeuwscooter en O’Hara kon dragen, maar toen Wedel erop stapte verdween hij voorgoed in de diepte.
Geschokt gingen de drie anderen verder, tot de sneeuwscooter 10 kilometer ten noorden van het wrak van de B-17 motorpech kreeg. Ze moesten kuilen in de sneeuw graven om te schuilen voor de ijskoude wind.
Vliegtuigen die Monteverde moesten bevoorraden ontdekten Tetleys kamp en dropten daar ook voedsel. Dagen werden weken, en het ging steeds verder bergafwaarts met O’Hara: zijn huid werd geel, afgezien van zijn tenen die door de gangreen in zwarte stompjes waren veranderd. Morfine hielp tegen de pijn, maar hij werd steeds apathischer.
Op een nacht kwam het dode vlees los van het levende, en zijn voeten vielen eraf. Alles onder de enkels bleef in zijn laarzen zitten.
Er waren 74 dagen verstreken sinds het ongeluk, en inmiddels was de moed iedereen in de vliegtuigstaart in de schoenen gezonken. De radio die Howarth had gerepareerd werkte niet meer, dus ze konden geen berichten meer sturen of ontvangen. Er zat niets anders op dan afwachten.

Volgens de fabrikant was de Catalina-vliegboot niet geschikt voor een buiklanding op het ijs, maar Bernt Balchen wilde het toch proberen.
Pas na 89 dagen liet het weer toe dat Tetley, O’Hara en Spencer van de ijskap werden geëvacueerd. Bernt Balchen landde in een Consolidated PBY Catalina-vliegboot en droeg de uitgemergelde O’Hara aan boord. Dat ging makkelijk, want de navigator woog nog maar 36 kilo – 46 kilo minder dan toen hij in Groenland aankwam.
Door de levensgevaarlijke gletsjerspleten rond de B-17 was landen uitgesloten, en toen de Groenlandse winter zich opnieuw van zijn slechtste kant liet zien, werd de redding van Monteverde nogmaals uitgesteld.
De kapitein en zijn twee verzwakte bemanningsleden overwogen zelfmoord, maar na 129 dagen op het ijs werden ze opgepikt door hondensleeën, die naar Tetleys oude kamp waren gebracht.
Van daaruit zouden ze met het vliegtuig verdergaan, maar opnieuw werd de evacuatie twee weken uitgesteld. Pas na 148 dagen verliet het trio de ijskap.
De eindfase van de reddingsactie verliep ook niet vlekkeloos. De vliegboot kon niet opstijgen en één motor raakte oververhit. Toen de motor in brand vloog, besefte Balchen dat het toestel te zwaar was.
Hij stapte uit en bracht drie van zijn mannen met sleeën naar de kust. Zonder hun gewicht kon de copiloot opstijgen.
Van de negen bemanningsleden aan boord van de B-17 kwamen er twee om, terwijl drie dappere mannen de dood vonden toen ze hen probeerden te redden van de ijskap. De bemanning van het transportvliegtuig dat Monteverde moest zoeken, overleefde het niet.