Mexicaanse Robin Hood kwam in opstand
Emiliano Zapata wilde alleen het land van zijn dorp terug van de wrede grootgrondbezitter. Maar hij zette heel Mexico in brand. Tien bloedige jaren lang vochten de opstandelingen voor hun recht.

Zapata’s opstandelingen waren eerder boeren dan soldaten. Ze hadden vaak hopeloos verouderde geweren.
De groep mannen staat al uren te wachten voor een landgoed in Zuid-Mexico. Hun aanvoerder, rebellenleider Emiliano Zapata, heeft een afspraak met een kolonel van het regeringsleger.
Overste Jesús Guajardo heeft Zapata beloofd zich met zijn regiment bij de opstandelingen te voegen.
Zapata heeft de soldaten en munitie hard nodig, want hij vecht al negen jaar voor herverdeling van de grond.
Het hek gaat open. Een soldaat van de kolonel meldt dat er binnen eten en koude biertjes op hen wachten. Zapata laat zijn wantrouwen varen en kiest tien mannen om mee naar binnen te rijden.
Een erehaag staat klaar om Zapata te begroeten. Ze vuren twee keer in de lucht, maar als het derde schot moet klinken, richten ze hun wapen op Zapata. Het is een hinderlaag, beraamd door de president zelf.
Een regen van kogels doorzeeft Zapata, die dood is voor hij de grond raakt. De grootste held van de Mexicaanse revolutie is er geweest.
Grondbezit gaf macht
Toen de revolutie tien jaar eerder in 1910 begon, zat dictator Díaz al 34 jaar vast in het zadel.
Zijn recept voor het landsbestuur was een combinatie van omkoping, keiharde onderdrukking van de boeren en arbeiders en het uit de weg ruimen van iedereen die hem dwarszat.
In de steden leefden de fabrieksarbeiders in erbarmelijke omstandigheden; hun loon was zo laag dat ze hun gezinnen nauwelijks konden voeden.
Op het land was het leven al niet beter. Sommige boeren hadden nog eigen land, maar de grondbezitters pikten steeds meer in.
Als de boeren bezwaar maakten, brandden de grootgrondbezitters hun dorpen plat of zetten ze onder water.
De boeren konden dan alleen nog overleven door voor de landheer te werken.
Bovendien moesten ze tegen torenhoge prijzen in de winkel van het landgoed inkopen doen, en diverse landeigenaren rommelden met de uitbetaling van de lonen, zodat de landarbeiders al snel peónes werden, schuldslaven.
Regelmatig verkochten de grondbezitters elkaar landarbeiders. Ook veroorloofden ze zich vrijheden als het droit de seigneur, het recht om als eerste de nacht met een maagd op het landgoed door te brengen.
Als schuldslaven ervandoor gingen, werden ze vervolgd door de rurales, de paramilitaire troepen van de president, die hen doodsloegen om een voorbeeld te stellen.

Straatgevechten op leven en dood hoorden bij de revolutie. Ook vrouwen en kinderen werden als soldaat geronseld.
Noodlottige misstap
De verarmde bevolking van Mexico was al 32 jaar in de ijzeren greep van Díaz, toen deze zelf ongewild het startschot tot de revolutie loste.
In 1908 verkondigde hij in een interview met een Amerikaanse journalist in een overmoedige bui dat Mexico nu klaar was voor een democratisch bestuur.
Hij vertelde ook dat hij zelf niet aan de verkiezingen in 1910 zou meedoen en verzocht presidentskandidaten om zich te melden.
Díaz meende geen woord van wat hij zei en dacht dat geen enkele gegadigde naar voren durfde te stappen.
Maar dat gebeurde wel, uit onverwachte hoek.
Francisco Madero was een tenger mannetje met een dun sikje dat zijn
wijkende kin moest verbergen. Hij was vegetariër, spiritist, maar bovenal zoon van een van Mexico’s rijkste families.
Madero dacht dat hij een medium was dat in contact stond met geesten, zoals de geest van zijn jongere broer, die stierf toen hij vier was.
In 1908 hadden geesten Madero verteld dat hem een grote nationale opdracht wachtte.
In zijn streek had Madero met eigen ogen gezien hoe wreed de rurales van Díaz een betoging de kop indrukten, en hij was ervan overtuigd dat de geesten wilden dat hij de armen democratie en een beter leven zou geven.
Hij kocht met eigen geld oppositiekranten op, waarin hij schreef over zijn visioenen en zijn streven om de nieuwe president van Mexico te worden.
Door zijn afkomst kon Díaz hem niet zonder meer uit de weg ruimen, zoals hij gewoonlijk deed met zijn tegenstanders.
Madero’s beloftes van sociale rechtvaardigheid vonden veel weerklank: hij toerde in 1910 rond en werd overal enthousiast ingehaald.
Díaz zag het met lede ogen aan. De dag voor de verkiezingen liet hij Madero oppakken.
Nog één keer kon Díaz op de presidentszetel plaatsnemen, maar Madero’s woorden hadden een lawine in gang gezet.

Vaak volgden vrouwen hun mannen in de revolutie. Sommige ‘soldaderas’ werden ware heldinnen.
Zapata trekt ten strijde
In de lente van 1910 was Zapata het zat. Hij verzamelde een leger van 80 man, bewapende ze en nam het land gewapenderhand terug.
Gek genoeg doken er geen rurales van de president op. Meestal maakten die korte metten met opstandige boeren, maar president Díaz had wel wat anders aan zijn hoofd.
Terwijl de boeren van Anenecuilco hun overwinning vierden, ontsnapte presidentskandidaat Francisco Madero uit de gevangenis naar Texas, in de VS.
Hier schreef hij pamfletten met als strekking dat hij de rechtmatige president van Mexico was, en dat de revolutie op zondag 20 november om 18.00 uur begon.
Zelf wilde Madero die dag de grens met Mexico over met een eenheid van 400 man, die zijn oom bijeen zou brengen.
Toen Madero zijn oom die dag trof, had deze maar een handjevol mannen bij zich.
Teleurgesteld gaf Madero zijn plan op. Maar het Mexicaanse volk had zijn woorden gehoord.
Oproer breidt zich uit
Die dag, 20 november 1910, gaven opstandelingen in het noordelijke gewest Chihuahua gehoor aan de oproep van Madero. Boeren in het zuiden volgden het voorbeeld en namen hun land terug.
De strijd breidde zich in 1911 uit naar 18 van de 21 deelstaten. Díaz hield het voor gezien en ging naar Frankrijk.
Madero kwam aan de macht en nam zijn intrek in het presidentieel paleis. De revolutionairen legden de wapens neer.
Zapata gaf zijn volle steun aan Madero, wiens woorden hem de kracht gegeven hadden om op te staan tegen de grootgrondbezitters.
Zapata was er vast van overtuigd dat het recht zou zegevieren en zei tegen een verslaggever dat hij zijn strijdmakkers ging ontwapenen en weer het land zou gaan bewerken, want, zo zei hij:
‘Het enige wat ik met de revolutie wilde, was het dictatoriale bewind wegkrijgen, en dat is nu gelukt.’

In 1919 wordt Zapata in de val gelokt en vermoord. Korte tijd later valt zijn leger uit elkaar. Carranza, die een jaar later zelf het slachtoffer van een aanslag wordt, zit achter de moord. Zapata’s lichaam wordt getoond aan de inwoners van Morelos.
Tweespalt Madero en Zapata
Maar de meningsverschillen tussen de twee mannen, in de strijd nog zo eensgezind, kwamen al snel aan het licht.
Madero’s plannen waren vaag. Ingrijpende veranderingen had hij niet in gedachten. Zapata echter had gestreden voor concrete landhervormingen, die nu op zich lieten wachten.
Voor de boeren van Morelos was er nauwelijks iets veranderd, en net als andere revolutionairen voelde Zapata zich door zijn idool verraden.
Ze namen de wapens weer op. Madero hoopte desondanks dat ze het eens konden worden en stuurde in 1911 een onderhandelaar naar Zapata. Maar het antwoord maakte hem bitter: ‘Ik was Madero’s trouwste bondgenoot.
Maar nu niet meer. Madero heeft niet alleen mij, maar ook mijn leger, de bevolking van Morelos, ja, heel Mexico verraden.’
Zapata stuurde de gezant terug met het bericht: ‘Zeg hem dat ik over een maand met 20.000 man in Mexico-Stad ben en met alle plezier de trappen van het Chapultepec-paleis (het regeringsgebouw, red.) zal beklimmen, hem eruit gooi en aan de hoogste boom van het park opknoop.’
De kans op een vreedzame oplossing was verkeken, en opnieuw brandde de strijd in alle hevigheid los in Morelos.
De gevechten sloegen over naar andere zuidelijke gewesten. Er kwam een nieuwe opperbevelhebber van het leger, generaal Juvencio Robles.
Robles had onder dictator Díaz geleerd hoe je met harde hand een opstand neerslaat, maar Madero had Robles niet in de hand. Zijn bijnaam ‘de Fakkel’ dankte hij aan zijn voorliefde dorpen die hij ervan verdacht te heulen met de revolutionairen, plat te branden.
Zapata kreeg zelf de bijnaam ‘Atilla van het zuiden’, omdat hij zijn gevangenen altijd doodde.
Madero’s bewind eindigde met de decena trágica, de Tragische Tiendaagse (9-19 februari 1913), toen de wrede en drankzuchtige generaal Huerta de troepen van president Madero versloeg.
Huerta, wiens bijnaam ‘de Jakhals’ was, gaf bevel Madero ter plekke dood te schieten. Stijfkop Zapata weigerde de generaal te erkennen, die korte metten met hem wilde maken.
Zapata's zege
Huerta overwoog om de inwoners van Morelos, die hij ervan verdacht aanhangers te zijn van Zapata, te deporteren, hun dorpen plat te branden en er nieuwe bewoners te huisvesten.
Door dit vooruitzicht sloten honderden boeren zich bij Zapata aan, die nu sterk genoeg was om op 23 april 1913 een aanval te wagen op het 500 man sterke garnizoen van Huerta in de stad Jonacatepeq.
Na 36 uur viel de stad en had Zapata het grote wapendepot van het garnizoen in handen.
Gesterkt door het succes van Zapata in het zuiden laaide de opstand tegen Huerta in het noorden op. De rebellenleiders bestreden zowel Huerta als elkaar, en Mexico werd één groot slagveld.
De economie nam een duikvlucht door Huerta’s onvermogen leiding te geven en de burgerbevolking kampte met epidemieën en hongersnood.
Op 15 juli 1914 besefte Huerta dat het spel uit was en vluchtte hij naar het buitenland. Daarna losten zwakke leiders elkaar af.
Pas in 1917 werden de revolutionairen het eens en stelden ze de vroegere gouverneur Venustiano Carranza als nieuwe president aan.
Zapata had zich al jaren niet met de machtsstrijd in het noorden bemoeid en woonde in het dorp Tlaltizapán in Morelos, waar hij zijn idealen van lokale democratie en gemeenschappelijk eigendom van productiemiddelen wilde realiseren.
Eerst had hij wel vertrouwen in president Carranza. Maar toen diens nieuwe grondwet, waarin sociale rechtvaardigheid werd toegezegd, met geen woord repte van landhervorming, verklaarde Zapata de overheid de oorlog.
In de twee jaren daarop was het weer onrustig in Morelos. Regeringstroepen werden overvallen en de ene na de andere rijksambtenaar werd om het leven gebracht.
De beloningen die werden uitgeloofd waren vergeefs, want de bevolking weigerde om de inmiddels legendarische Zapata aan te geven.
In 1919 ging kolonel Guajardo wegens dronkenschap in diensttijd achter de tralies. In een brief nodigde Zapata hem uit om zich bij de opstandelingen aan te sluiten.
Maar de brief werd door de bewakers onderschept, en Guajardo kon kiezen: of hij lokte Zapata in de val, of hij kreeg de kogel wegens verraad.
Het werd het eerste, en Zapata liep op 10 april 1919 in een hinderlaag.
De volgende dag werd Zapata’s lijk op het plein van de naburige stad Cuautla tentoongesteld.
Eerst kon de bevolking niet geloven dat haar held dood was, de waarheid drong maar langzaam door. Zapata’s leger viel uiteen en Morelos werd door regeringstroepen bezet.
Op 21 mei 1920 kwam president Carranza bij een aanslag om, en de nieuwe president, de voormalige rebellenleider Álvaro Obrégon, verkondigde dat de revolutie voorbij was. Zapata’s landhervorming werd nooit gerealiseerd.

Zijn landhervorming is mislukt, maar Zapata inspireert de indiaanse bevolking nog altijd in haar strijd voor een beter leven.