Granger/Polfoto
Marie-Antoinette op het schavot

Marie-Antoinette was voor de beul

Als de revolutionairen Marie-Antoinette aanklagen voor incest en hoogverraad, heeft ze niets meer te verliezen. Het volk haat haar, haar kinderen zijn met geweld bij haar weggehaald en haar man vond de dood onder de guillotine. Op het schavot heeft ze alleen haar waardigheid nog over.

De revolutie slaapt nooit – en in de snikhete zomernacht van 9 op 10 augustus 1792 doet ook in het Tuilerieënpaleis in Parijs niemand een oog dicht. De strijd tussen de monarchie en de revolutionairen is de beslissende fase ingegaan, en tot verdriet van koningin Marie-Antoinette staat haar man, Lodewijk XVI, op het punt om de handdoek in de ring te gooien.

Weliswaar heeft de koning het slot de afgelopen tijd versterkt en zijn Zwitserse Garde bevolen tot de laatste man te vechten. Maar nu het tromgeroffel door de Parijse straten steeds dichterbij komt, zinkt de moed hem in de schoenen.

Besluiteloos doolt hij door zijn vertrekken: zal hij de strijd aangaan met het woedende gepeupel?

De pruik van de koning zit plat en rommelig, zijn paarse gewaad is gekreukt en bolt op om zijn dikke buik. Marie-Antoinette kan het niet aanzien.

Met tranen van boosheid in haar ogen doet ze een appel op haar man en smeekt hem zijn troepen toe te spreken en te motiveren – voor de eeuwenoude Franse monarchie en voor hun twee kinderen. Maar haar poging levert weinig op.

‘Men zegt dat ze komen. Mijn zaak is de zaak van alle goede burgers. We zullen ons dapper verdedigen, nietwaar?’ vraagt de lijkbleke koning zwakjes.

‘Leve de koning,’ klinkt het aarzelend van enkele in het rood geklede Zwitsers. Maar velen zwijgen, en de leden van de Parijse Nationale Garde, die zijn opgeroepen om de Tuilerieën te verdedigen, snuiven veelbetekenend.

Door een raam slaat Marie-Antoinette het schouwspel machteloos gade, en als haar man zich vernederd in zijn vertrekken terugtrekt, ziet ze het even niet meer zitten.

‘Het heeft geen zin. Hij heeft meer kwaad dan goed gedaan,’ zegt de koningin tegen haar hofdame.

Rond 7 uur ’s ochtends is het slot omringd door een menigte van een paar duizend man, bewapend met musketten, lansen, sabels en pure bloeddorst.

Binnen smeekt de raadgever van Lodewijk XVI de koninklijke familie te vluchten nu het nog kan.

‘Alleen in de Nationale Vergadering is Uwe Majesteit in veiligheid,’ dringt hij aan.

Dan grijpt Marie-Antoinette in. Ze weigert deze laatste, beslissende slag om de toekomst van de monarchie op te geven.

‘We hebben voldoende troepen om ons te verdedigen. Dit is het moment om te bepalen wie de macht heeft, de koning of de rebellen,’ verklaart de koningin beslist. De raadgever houdt vol en zegt dat heel Parijs op de been is.

‘Als u hier blijft, is uw eigen leven en dat van uw man en kinderen in gevaar,’ waarschuwt hij. Koning Lodewijk XVI hangt in zijn stoel en kijkt van zijn raadgever naar zijn vrouw, wier gezicht en nek rood zijn van de opwinding. Minutenlang is het stil, maar dan neemt Lodewijk uiteindelijk een besluit.

‘Laten we gaan,’ zucht hij. De koningin heeft geen andere keuze dan te gehoorzamen. Teleurgesteld volgt ze haar echtgenoot, met haar twee kinderen aan de hand.

‘We komen snel terug,’ luidt haar afscheidsgroet aan de bedienden en de hofhouding die achterblijven. Maar dit is de laatste keer dat ze voet in het paleis heeft gezet.

De Zwitserse Garde werd afgeslacht toen het gepeupel in augustus 1792 de Tuilerieën aanviel.

De Zwitserse Garde werd afgeslacht toen het gepeupel in augustus 1792 de Tuilerieën aanviel.

© Henri-Paul Motte

Koningspaar past niet bij elkaar

Het was maar 200 stappen van het Tuilerieënpaleis naar de Nationale Vergadering, maar voor Marie-Antoinette was de korte vlucht een afscheid van een extravagant leven als echtgenote van de autocratische Franse koning.

In mei 1770 was ze Frans geworden, toen ze van haar geboorteland Oostenrijk naar Frankrijk was gekomen om te trouwen met prins Lodewijk, erfgenaam van de meest prestigieuze troon van Europa.

Beiden waren ze nog kinderen – zij 14 jaar, hij een jaar ouder – maar verder hadden ze alleen hun blauwe bloed gemeen. Lodewijk was een plompe, gereserveerde, besluiteloze, ernstige eenling, terwijl zijn mooie bruid bruiste van energie.

Marie-Antoinette had aan het hof in Wenen een ongebruikelijk vrije opvoeding gehad, met veel feesten en vermaak. Aan het Franse hof van Versailles, dat 20 kilometer van Parijs lag, ging het er heel anders aan toe. Hier verliepen de dagen volgens vaste rituelen en heerste er een strikte etiquette.

Als de kans zich voordeed, ontvluchtte het meisje de bekrompen koninklijke residentie om naar Parijs te gaan.

Gehuld in de nieuwste gewaden maakte ze in het theater en de opera haar opwachting. Dat had wel een prijs, want het conservatieve hof haalde zijn neus op voor zo veel frivoliteit. En ook bij het Franse volk maakte ze zich niet geliefd – wat haar later nog duur zou komen te staan.

‘Waarom hebben ze zo’n hekel aan mij? Wat heb ik ze misdaan?’ vroeg ze haar man. Marie-Antoinette deed haar uiterste best om de weinige gewone burgers met wie ze in contact kwam, respectvol te behandelen. Anders dan de rest van het hof reed ze tijdens de jacht bijvoorbeeld nooit dwars door de graanvelden van de boeren heen.

Maar die voorkomendheid viel niemand op. Op spotprenten werd Marie-Antoinette afgeschilderd als een lichtekooi, die met zowel mannen als vrouwen het bed deelde. Ook werd er stevig geroddeld over haar dure hobby’s.

Nadat Marie-Antoinette in 1774 koningin van Frankrijk geworden was, liet ze bijvoorbeeld in de tuin van het hof van Versailles voor veel geld het minidorpje Le Hameau aanleggen. In een pittoresk landschap dartelden spierwitte lammetjes en bonte koeien rond kleine huisjes, een molen en een boerderij – een ware plattelandsidylle.

Zelfs de trouwe hofhouding vond de uitspatting ongepast.

‘Er is een vermogen gespendeerd om het modeldorp van de koningin een armoedig uiterlijk te geven. Dat geld had de koning kunnen investeren in de echte armen, om hun fatsoenlijke huizen te geven in plaats van krotten,’ klaagde de markies van Bombelles bijvoorbeeld.

In de tweede helft van de 18e eeuw holde de Franse economie achteruit, en halverwege de jaren 1780 stond de staat op de rand van een bankroet.

Oorlogen, verloren koloniën en wanbeheer hadden de staatskas leeg getrokken. En hoewel de koningin haar uitgaven terugschroefde en zich soberder ging kleden, werd zij toch het symbool van de ellende waarin het rijk verkeerde.

De crisis verergerde, en in 1789 konden veel Fransen niet eens meer een eenvoudige maaltijd betalen. De woede van het volk richtte zich op het hof, waar van de crisis niets te merken was. En zo trokken de Parijzenaren in oktober naar Versailles om om brood te vragen.

De kiem voor de revolutie, die zowel de monarchie als de koninklijke familie bedreigde, was gelegd.

Marie-Antoinette en Lodewijk in Versailles

Door de gedwongen verhuizing naar Parijs in 1789 veranderde het leven van het koningsgezin sterk.

© Corbis/Polfoto

Marie-Antoinette is strijdbaar

De duizenden uitgehongerde Parijzenaren in Versailles hielden het niet alleen bij klagen: onder dwang namen ze de koninklijke familie mee naar de hoofdstad. Voortaan moest Lodewijk XVI tussen zijn volk wonen.

Het Tuilerieënpaleis in Parijs stond al ruim 100 jaar leeg, maar werd in allerijl in gereedheid gebracht. De familie werd dag en nacht bewaakt. In feite waren het koninklijk paar en hun twee kinderen de gevangenen van de revolutionairen, en de koningin maakte zich zorgen.

‘We worden als misdadigers behandeld, het is bijna niet te verdragen,’ schreef ze in een brief aan een vriendin. ‘Het is vreselijk om altijd bang te zijn dat er iets met je geliefden gebeurt. We kunnen niet langs een raam lopen of we krijgen verwensingen naar ons hoofd. Als we met de kinderen gaan wandelen, worden we uitgescholden.’

Lodewijk XVI verwachtte dat de revolutie vanzelf zou uitdoven, maar dat gebeurde niet. De macht van de vorst werd juist steeds verder uitgehold, en het hele land was in rep en roer. Marie-Antoinette was er niet gerust op en spoorde haar man aan om actie te ondernemen en zijn gezag te herstellen, voor het te laat was.

Op aandringen van zijn vrouw klopte Lodewijk aan bij een aantal Europese vorsten. En zelf vroeg de koningin haar broer, keizer Leopold II van het Heilige Roomse Rijk, of hij zijn leger naar de Franse grens wilde sturen.

Daarnaast onderhandelde Marie-Antoinette heimelijk met revolutieleider Honoré de Mirabeau, een gematigde stem in het groeiende koor van extremisten. Hoewel de twee het over vrijwel alles oneens waren, wilden beiden de monarchie in stand houden.

De alliantie was echter van korte duur. In april 1791 stierf Mirabeau plotseling, en daarmee kwam er een einde aan de pogingen van de vorstin om de revolutie van binnenuit te keren. En in de nacht van 9 op 10 augustus 1792 drong een boze mensenmenigte opnieuw het huis van de koning binnen.

Nog één keer in de koets

‘We komen snel terug,’ had Marie-Antoinette beloofd voordat zij en haar familie hun toevlucht zochten in de Nationale Vergadering. Kort daarna bestormen 20.000 bloeddorstige Parijzenaren het paleis.

Bedienden en leden van de hofhouding worden neergestoken of uit het raam gegooid, en de Zwitserse Garde wordt tot de laatste man gedood. Lodewijk XVI is definitief van de troon gestoten.

In de Nationale Vergadering vinden de vluchtelingen slechts een tijdelijk heenkomen, want terwijl zij vanuit een loge meeluisteren, schaffen afgevaardigden de monarchie af en geven ze het bevel de koninklijke familie op te sluiten in de Temple, een voormalig tempeliersfort in Parijs.

Op 13 augustus om zes uur ’s avonds nemen Lodewijk Capet, zoals de revolutionairen de onttroonde koning noemen, Marie-Antoinette en de twee angstige kinderen voor het laatst plaats in de koninklijke koets.

De koetsiers hebben de opdracht gekregen langzaam en via een omweg naar de gevangenis te rijden, zodat de Parijzenaren kunnen genieten van de vernedering van de koninklijke familie.

Maar Marie-Antoinette, of ‘de Oostenrijkse’, zoals ze in de volksmond laatdunkend wordt genoemd, geeft geen krimp. Fier rechtop laat ze zich over de kasseien naar de gevangenis rijden.

Na een vergeefse vlucht keerde de koninklijke familie terug naar Parijs.

© Bridgeman

Vriendin van koningin gruwelijk vermoord

De dagen verstrijken terwijl de koninklijke familie een teruggetrokken bestaan leidt achter de hoge muren van de Temple. Lodewijk XVI geeft zijn zevenjarige zoon Lodewijk-Karel les in geschiedenis en aardrijkskunde, terwijl Marie-Antoinette schaakt, borduurt en Oostenrijkse kinderliedjes zingt voor haar 13-jarige dochter.

Hoewel de omstandigheden in de Temple soberder zijn dan de familie gewend is, zijn de maaltijden nog even overvloedig als altijd. De ex-koning doet zich tegoed aan soep, vlees en desserts, geserveerd met rode wijn en zelfs champagne.

Zijn vrouw eet echter met lange tanden. Ze snauwt de bedienden af en klaagt dat ze geen stap kan zetten zonder dat er een schildwacht in haar nek hijgt.

De gevangenen krijgen geen kranten, maar door het geroep van de krantenverkopers buiten de muren weet Marie-Antoinette dat er een heksenjacht gaande is.

Wie ervan verdacht wordt te sympathiseren met de koning, wordt gevangengenomen. Velen vinden de dood onder de guillotine, of worden door het volk gelyncht.

Op een dag in september 1792 komen de gruwelen even heel dichtbij. De gevangenen horen geschreeuw in de tuin.

Als Lodewijk vraagt wat er aan de hand is, krijgt hij een alarmerend antwoord: Marie-Thérèse Lamballe, eerste hofdame en goede vriendin van Marie-Antoinette, is vermoord. Haar hoofd is op een staak gezet, en de daders willen dat aan de voormalige koningin laten zien.

Marie-Antoinette slaakt een kreet en valt in zwijm. Het is de eerste keer dat haar kinderen zien dat hun moeder haar zelfbeheersing verliest.

De prinses de Lamballe werd met een hamer gedood en daarna verminkt.

© Léon-Maxime Faivre

Brieven vormen aanleiding voor doodstraf

Eind november 1792 wordt in het Tuilerieënpaleis een kist met persoonlijke brieven van Lodewijk gevonden. De koning had de kist in een muur laten metselen, maar een van zijn vertrouwelingen heeft gekletst.

En nu beschikt de republiek over doorslaggevend bewijs voor het verraad van de vroegere heerser: hij heeft in het geheim met buitenlandse vorsten gecorrespondeerd en hun gevraagd om de revolutie neer te slaan.

De haat vlamt feller op dan ooit, en Marie-Antoinette voorvoelt wat er staat te gebeuren. Weken slaapt of eet ze nauwelijks. Terwijl Lodewijk onbekommerd zijn buik nog ronder eet, verandert zijn eens zo mooie echtgenote in een bleke, breekbare vrouw met roodomrande ogen en wit haar.

Ze is zo mager dat haar kleren vormeloos om haar heen hangen. Haar krachten vloeien weg – en op een dag in december 1792 raakt ze ook haar man kwijt. Hij is aangeklaagd voor hoogverraad en wordt zolang het proces loopt een verdieping lager opgesloten dan zijn gezin.

Dag en nacht hoort Marie-Antoinette haar echtgenoot ijsberen in de kamer onder haar, maar zes weken lang is contact tussen het paar verboden. Op de avond van 20

januari 1793 mogen zij en de kinderen Lodewijk eindelijk zien, en ze weten waarom. De rechters hebben Lodewijk geen gratie verleend – een kleine meerderheid stemde voor de doodstraf onder de guillotine.

Marie-Antoinette klampt zich aan hem vast, de kleine kroonprins drukt zich tegen zijn ouders aan en zijn grote zus huilt met gierende uithalen. De voormalige koning is er nog het meest rustig onder. Hij heeft zich verzoend met het lot dat hem al een dag later ten deel zal vallen.

Het gezin moet afscheid nemen, en na een slapeloze nacht hoort Marie-Antoinette soldatenlaarzen op de trap, waarna de deur van de kamer beneden opengaat.

Het volgende geluid dat ze verneemt zijn de wielen van de kar waarmee haar man naar de executieplaats gebracht wordt. Binnen een uur zal Marie-Antoinette weduwe zijn, en ze beseft maar al te goed dat het de volgende keer haar beurt kan zijn om plaats te nemen op de kar.

Het laatste halfjaar van zijn leven wilde de prins niet praten.

© Bridgeman

Marie-Antoinette is het volgende doelwit

De voormalige Franse koningin verwacht een aanval op haarzelf, maar niet op haar kinderen. In de nacht van 2 op 3 juli komen de bewakers haar achtjarige zoon halen – zogenaamd vanwege geruchten over een aanstaande vluchtpoging.

Als erfgenaam van de Franse troon vormt de jongen een bedreiging voor de revolutionairen.

Marie-Antoinette klemt Lodewijk in haar armen. Een heel uur lang weigert ze hem los te laten. Pas wanneer de bewakers haar dochter Marie-Thérèse bedreigen, geeft ze op. In de nachten daarop hoort ze haar zoon huilen in zijn kamer elders in de Temple.

Een maand later moet Marie-Antoinette ook van haar dochter afscheid nemen. In de nacht van 1 op 2 augustus brengen vier bewakers het bericht dat de voormalige koningin zal worden overgebracht naar de Conciergerie – een donkere, sombere gevangenis die in de volksmond de ‘wachtkamer van de dood’ wordt genoemd.

Haar sombere voorgevoelens worden bewaarheid; de revolutionaire regering spant een proces aan tegen de ‘weduwe Capet’.

Gelaten gaat Marie-Antoinette mee. Als ze onder de lage poort van de Temple doorloopt, stoot ze haar hoofd tegen een balk.

Een van de officieren vraagt of ze zich pijn heeft gedaan, maar ze schudt haar hoofd en zegt: ‘Nee, niets kan mij nu nog pijn doen.’

Maar dat heeft ze mis. Marie-Antoinette is opgegroeid in een keizerlijk paleis, bracht haar tienerjaren door aan het Franse hof, had aan elke vinger een bediende en voor elke dag van het jaar een nieuwe jurk.

En nu zit ze opeens in een koude, vochtige cel, waar het zo donker is als in een doodskist. Zonder man en zonder kinderen.

De dood boezemt haar geen angst meer in, maar ze mist haar kinderen vreselijk en koestert het medaillon waarin ze lokken van hun haar bewaart.

Na een paar dagen wordt zelfs dat haar afgenomen, samen met haar laatste bezittingen: ringen, naalden en een gouden horloge uit Oostenrijk.

De gezondheid van Marie-Antoinette wordt met de dag slechter. Ze verzwakt zozeer, dat ze nog nauwelijks kan staan.

Als ze na 70 dagen eindelijk voor de rechtbank moet verschijnen, zijn haar lippen bleek en is haar huid bijna doorschijnend.

Met haar sneeuwwitte haar in een vlecht, en gehuld in een lange, witte jurk ziet de 37-jarige koningin eruit als een geest.

Marie-Thérèse, de dochter van Marie-Antoinette

Marie-Thérèse, de dochter van Marie-Antoinette, werd in 1795 uitgeleverd aan Oostenrijk. Het 17-jarige meisje groeide uit tot een sterke vrouw, die volgens keizer Napoleon ‘de enige man in haar familie’ was. Na een slecht en kinderloos huwelijk met haar neef stierf ze in 1851 op 72-jarige leeftijd.

© Bridgeman

Koningin heeft geen schijn van kans

Met een rechte rug neemt Marie-Antoinette plaats in de ijzeren stoel die haar wordt aangewezen. Rustig glijdt haar blik door de stampvolle zaal. Het is 14 oktober 1793, en er is een grote menigte afgekomen op de rechtszaak tegen de ex-koningin, die volgens de kranten ‘een gesel voor haar land en een schande voor haar sekse’ is.

Uiterlijk onbewogen hoort de meest gehate vrouw van Frankrijk de stroom van beschuldigingen aan die Antoine Fouquier, de aanklager van het revolutionaire tribunaal, haar in het gezicht slingert: ze heeft grote sommen geld naar haar broer in Oostenrijk gestuurd, ze heeft een plan beraamd om twee revolutionairen te laten vermoorden, ze heeft haar man Lodewijk XVI gemanipuleerd, ze heeft samengespannen met buitenlandse mogendheden en ze heeft haar zoon onrechtmatig tot koning uitgeroepen.

‘Tot slot is deze in elk opzicht immorele weduwe Capet haar moederinstinct kwijtgeraakt en heeft ze de grenzen van de natuurwetten overschreden door het bed te delen met haar zoon, Lodewijk-Karel Capet,’ besluit Fouquier. ‘Hij heeft bekend dat zij zich onbetamelijkheden met hem heeft veroorloofd die elke verbeelding tarten.’

De aanklachten zijn legio, en Marie-Antoinette krijgt maar één dag om haar verdediging voor te bereiden. Ze kan geen getuigen oproepen die haar woorden kunnen bevestigen, terwijl Fouquier er wel 40 heeft.

In de loop van 15 uur laat de aanklager de ene na de andere getuige opdraven. Samen moeten hun uitspraken het bewijs leveren dat Marie-Antoinette de kwade genius achter het bestuur van de zwakke koning Lodewijk was.

De getuigenissen blijken echter te berusten op laster en roddelpraat, en er komt geen overtuigend bewijs op tafel. De vroegere koningin wijst alle beschuldigingen krachtig van de hand en antwoordt met een energie die ze lange tijd niet heeft kunnen opbrengen.

Op 15 oktober wordt ze weer 16 uur ondervraagd. Hoewel ze de hele dag niet meer te eten krijgt dan één bordje soep, beantwoordt ze alle vragen rustig en beheerst. Totdat Fouquier weer over incest met haar zoon begint.

Marie-Antoinette zwijgt tot de president van de rechtbank een antwoord verlangt, en spreekt dan met onverholen minachting de woorden: ‘Ik antwoord niet omdat de menselijke natuur geen antwoord heeft op een dergelijke aanklacht tegen een moeder.’

Marie-Antoinette probeerde zich tijdens het proces te verdedigen, maar het vonnis stond al bij voorbaat vast.

© Granger/Polfoto

Ze draait zich om naar de vrouwen op de publieke tribune en zegt luid: ‘Ik doe een beroep op alle moeders in deze zaal.’

Voor het eerst tijdens deze rechtszaak is het publiek op de hand van Marie-Antoinette. Vrouwen klappen voor haar of barsten in huilen uit. Een paar vrouwen vallen flauw en moeten de zaal uit worden gedragen.

Het verhoor gaat door tot drie uur ’s nachts, waarna de jury zich terugtrekt om zich te beraden. Marie-Antoinette is zo moe dat ze nauwelijks nog op haar benen kan staan. Na een uur komen de mannen terug met het vonnis dat van tevoren al vaststond: de voormalige koningin is aan alle aanklachten schuldig bevonden – de guillotine wacht.

De veroordeelde vorstin wordt teruggevoerd naar haar cel, waar ze om twee kaarsen vraagt. Bij het flakkerende schijnsel schrijft ze een laatste brief aan haar schoonzus Élisabeth, een jongere zus van Lodewijk.

‘Ik ben zojuist veroordeeld, niet tot de eerloze dood van een crimineel, maar tot de hereniging met jouw broer. Ik ben even onschuldig als hij en hoop dat ik in mijn laatste ogenblikken even sterk zal zijn. Ik ben kalm, want mijn geweten is zuiver. Het doet me oneindig veel verdriet dat ik mijn kinderen moet verlaten. Jij weet dat ik alleen voor hen heb geleefd,’ schrijft ze.

Als de brief af is, kleedt Marie-Antoinette zich voor de allerlaatste keer aan: een witte kamerjas, zwarte zijden schoenen met hoge hakken, een hoed en een mooie sjaal.

Het dienstmeisje Rosalie vraagt of ze niet wat wil eten, maar de koningin bedankt en zegt: ‘Mijn kind, ik heb niets meer nodig, voor mij is alles voorbij.’ Als het meisje echter vertelt dat de soep speciaal voor haar is gemaakt, verandert ze van gedachte.

‘Goed, Rosalie, geef me de soep maar,’ zegt Marie-­Antoinette, en ze neemt beleefd een paar hapjes.

Alles was haar  ontnomen, maar haar  waardigheid behield  Marie-Antoinette  tot het einde.

Alles was haar ontnomen, maar haar waardigheid behield Marie-Antoinette tot het einde.

© Corbis/Polfoto

Het laatste ritje gaat naar het schavot

Als op 16 oktober 1793 om 11 uur het traliehek van de Conciergerie opengaat, knippert de 38-jarige koningin tegen het bleke zonlicht. Met haar handen geboeid op haar rug loopt ze met zekere tred naar de eenvoudige kar van de beul, waar ze op een bankje wordt gezet.

Heel Parijs is op de been, meer dan 30.000 soldaten patrouilleren in de straten. Overal langs de route naar de Place de la Concorde, waar de guillotine staat, proberen mensen een glimp op te vangen van de veroordeelde.

Ze juichen, klappen en schelden als de wagen voorbijrijdt, maar de koningin reageert nergens op. Met een blik waar minachting uit spreekt, staart ze voor zich uit. Ondanks het geslinger van de wagen zit ze kaarsrecht.

Als de kar het plein op rijdt, gaat er een golf van beroering door de schare. Honderdduizenden Parijzenaren staan al uren te wachten. Ze brachten de tijd door met roddelen en het lezen van de krant, waarin stond dat ‘de hoer nu eindelijk de halsband van de beul zal voelen’.

Nu is het zover. Ouders manen hun kinderen tot stilte, straatverkopers staken hun handel en breisters laten de pennen rusten. Alleen de paardenhoeven en het geknerp van de wagenwielen zijn nog te horen.

De kar stopt voor het schavot. De beul biedt de vorstin zijn arm aan, maar ze weigert en stapt zonder hulp uit.

Resoluut loopt ze de trap op naar het platform waarop de guillotine staat. In de haast trapt Marie-Antoinette de beul per ongeluk op zijn tenen, en ze zegt beleefd: ‘Neem me niet kwalijk, meneer, het was niet met opzet.’

Ze wordt op een plaat gelegd en onder de guillotine geschoven, en een paar tellen later valt de bijl. Het is 12.15 uur als de beul, volgens zijn plicht, het hoofd van de dode aan de haren optilt en aan de mensen laat zien.

‘Leve de republiek,’ juicht de menigte. De weduwe Capet, de Oostenrijkse die zich nooit thuis voelde aan het Franse hof en tussen het Franse volk, is dood.