Daarom werd er bloed vergoten tijdens de Terreur

Na de Franse Revolutie begon het nieuwe regime onder Robespierre een klopjacht op iedereen die ervan verdacht werd een ander of geen geloof te hebben. Uiteindelijk kwam de man zelf ten val.

De Franse leider Maximilien de Robespierre werd zelf terechtgesteld na duizenden de dood in te hebben gejaagd.

© Pictorial Press Ltd/Imageselect

In september 1793 brak in Frankrijk een donkere tijd aan, die later bekend is geworden als de Terreur.

Een paar jaar eerder, in 1789, waren de Fransen in opstand gekomen tegen de koning en de aristocratie en was er een revolutie uitgebroken die tot een nieuwe republiek had moeten leiden, waarin iedereen gelijk en vrij was. Maar al na korte tijd raakten de revolutionairen onderling slaags.

In slechts 10 maanden kwamen zo’n 40.000 Fransen om het leven.

In de zomer van 1793 sloeg de vlam in de pan en braken er felle gevechten uit in verschillende steden. Op 17 september nam de Nationale Conventie een decreet aan dat tot een bloedbad leidde.

De nieuwe leider, Maximilien de Robespierre, kreeg de vrije hand om een klopjacht te openen op iedereen die tegen de revolutie zou zijn.

Het gevolg was dat zo’n 500.000 mensen werden opgepakt en 17.000 van hen werden terechtgesteld onder de guillotine. Nog eens 40.000 Fransen kwamen om in de cel of werden zonder proces vermoord.

Aan de Terreur kwam een eind in juli 1794, toen de tegenstanders van Robespierre het zat waren en hem zelf onder de guillotine legden.