Bij het ochtendgloren op 24 april 1954 worden de inwoners van de Keniaanse hoofdstad Nairobi wakker in een belegerde stad.
Alle invalswegen zijn afgesloten door zwaarbewapende Britse veiligheidstroepen, die alle zwarte Kenianen ervan weerhouden de stad te verlaten. Als de zon korte tijd later doorbreekt, komen de troepen in actie.
Bijna 25.000 soldaten, politieagenten en eenheden van de burgerwacht doorzoeken buurt na buurt. Ze zijn op zoek naar de circa 55.000 Kikuyu die in Nairobi wonen. Volgens de Britten zijn alle leden van deze bevolkingsgroep oproerkraaiers.
‘Pak één tas en kom naar buiten,’ klinkt het uit grote luidsprekerwagens die door de straten rijden. Als iemand niet opschiet, wordt zijn deur door de veiligheidstroepen ingetrapt. Ze sleuren de doodsbange mannen, vrouwen en kinderen hun huizen uit.
De monteur Nelson Macharia, een jonge Kikuyu, is op zijn werk wanneer het Britse leger komt. Met duizenden andere zwarten wordt hij een plein op gedreven. Nelson ziet dat velen tot bloedens toe geslagen zijn.
Na uren wachten worden hij en de andere Kikuyu op vrachtwagens geladen en afgevoerd naar de concentratiekampen die overal in Kenia uit de grond zijn gestampt.
Britten voeren vuile oorlog
Operation Anvil (aambeeld), zoals de Britten de zuiveringen in Nairobi in 1954 noemden, was het voorlopige dieptepunt van anderhalf jaar bloedige strijd tussen de guerrillabeweging Mau Mau en het blanke koloniale bewind in Kenia.
De Kikuyu waar Mau Mau met name uit bestond wilden hun land en vrijheid terug. De Engelsen, die negen jaar eerder nog strijd geleverd hadden tegen het fascisme, sloegen de opstand met een ongekende wreedheid neer. Vrijwel alle 1,5 miljoen Kikuyu werden in kampen geïnterneerd en zwaar mishandeld.
De onrust onder de Kikuyu sluimerde al een paar jaar toen het in 1952 tot een uitbarsting kwam. Op dat moment telde Kenia zo’n 5 miljoen inwoners, van wie 40.000 blanke kolonisten die sinds begin 20e eeuw naar het land waren gekomen.
In Kenia was de bodem vruchtbaar en het natuurschoon overweldigend – het was een waar paradijs. De Kikuyustam, de grootste van Kenia, had zwaar te lijden gehad onder de kolonisatie.

De vruchtbare Keniaanse grond trok duizenden Europeanen aan.
Britse middenklasse werd adel van Kenia
Duizenden blanken uit de Europese middenklasse vestigden zich begin 20e eeuw in Kenia, waar ze enorme landgoederen verwierven en de plaatselijke bevolking uitbuitten.
Britse koloniale bewind had hen gelokt met goedkope grond en arbeidskracht. De eerste kolonisten, die in 1902 aankwamen, konden wel 200 hectare vruchtbare grond kopen voor geen geld.
Velen van hen kwamen dan ook uit de middenklasse van Groot-Brittannië en andere Europese landen. Bij aankomst waren ze in één klap aristocraten – alleen al dankzij hun huidskleur.
Het regime hield de lonen van de duizenden Afrikaanse dagloners kunstmatig laag, zodat de blanke boeren nooit om goedkope werkkrachten verlegen zaten.
In Kenia konden de kolonisten leven zoals de landadel in Engeland voordat de Industriële Revolutie de samenleving op z’n kop zette. Ze dachten de Afrikanen een dienst te bewijzen door het land beschaafd te maken en voor economische groei te zorgen.
De zwarten zagen de blanken echter als ‘parasieten in het paradijs’, zoals de Keniaanse schrijver Ngu˜gı˜ wa Thiong’o het later uitdrukte.
De Kikuyu leefden in het vruchtbare land rond de hoofdstad Nairobi, waar de blanken zich in groten getale vestigden. Ze werden naar reservaten verdreven, waar de bodem arm was en er te weinig ruimte was voor iedereen.
Veel Kikuyu wisten de eindjes aan elkaar te knopen door als dagloner voor de blanke boeren te werken, maar na de Tweede Wereldoorlog kregen de boeren machines en werden meer dan 100.000 dagloners naar de al overvolle reservaten gedeporteerd.
Uiteindelijk beseften de altijd zo vredelievende Kikuyu dat ze in opstand moetsten komen: ‘We wisten dat ons volk zijn vrijheid nooit met vreedzame middelen zou kunnen herwinnen,’ schreef de Kikuyu en Mau Mau-generaal Itote later.
Begin jaren 1950 zocht hij de steun van duizenden stamgenoten, die zich bereid verklaarden aan een opstand deel te nemen. Al snel was Mau Mau klaar voor de strijd.
Haat en nijd in Kenia
De eerste slachtoffers waren niet de Britten, maar Kikuyu die geweigerd hadden de opstand te steunen of met de Engelsen samenwerkten. Een van hen was het stamhoofd Waruhiu, die door het koloniale bewind als een belangrijke bondgenoot werd gezien.
Op 7 oktober 1952 reed een taxi de auto van Waruhiu klem in de straten van Nairobi, en een paar tellen later werd hij vier keer van dichtbij beschoten.

Na de moord op het pro-Britse stamhoofd Waruhiu wilden de Britten de opstand neerslaan.
De moord veroorzaakte in het hele land veel opschudding, en het blanke bewind wist nu dat Mau Mau een veel grotere bedreiging vormde dan eerder aangenomen.
Slechts twee dagen na de aanslag riep gouverneur Evelyn Baring de noodtoestand uit in de kolonie en liet hij de politie 181 vermeende Mau Mau-leiders oppakken, onder wie het vooraanstaande stamhoofd Jomo Kenyatta – de latere president van Kenia.
Volgens de Britten was Kenyatta de leider van Mau Mau, maar in feite was het stamhoofd juist tegen de opstand en had hij geprobeerd de woede van de Kikuyu te temperen. Maar dat ging er bij de Engelsen niet in, en Kenyatta werd tot zeven jaar cel veroordeeld.
Het koloniale regime hoopte dat de arrestaties Mau Mau danig verzwakt zouden hebben, maar niets was minder waar. In de weken die volgden bracht Mau Mau tientallen pro-Britse Kikuyu om, en op 27 oktober werd de eerste blanke boer, Eric Bowker, aangevallen en vermoord met een machete. Hierna werden nog meer blanken gedood.
Op 24 januari 1953 pleegde Mau Mau zijn gerucht-makendste aanslag: de blanke boer Roger Ruck, zijn vrouw en hun 6-jarige zoontje werden op een wrede manier doodgeslagen.
Uit onderzoek bleek later dat er niet alleen mensen van buiten bij de moorden betrokken waren, maar ook de Kikuyu-dagloners van het gezin zelf. Meerdere kranten drukten foto’s af van het dode jongetje, dat onherkenbaar verminkt in zijn bed lag, omringd door zijn bebloede speelgoed.
Blanke kolonisten willen wraak
De moord op het gezin Ruck sloeg in als een bom bij de blanke minderheid. 1500 woedende kolonisten protesteerden bij het hoofdkwartier van de regering in Nairobi en eisten een zware vergelding.
De gematigde blanke politicus Michael Blundell probeerde de gemoederen tot bedaren te brengen, maar werd overstemd door de furieuze mensenmassa: ‘U kunt dit probleem niet oplossen. Laat het leger los op hun dorpen! Vermoord 50.000 mannen, vrouwen en kinderen,’ riep een boze demonstrant.
Volgens anderen moest de regering zelfs álle Kikuyu uitroeien. Onder zware druk riep Evelyn Baring de hulp in van drie bataljons soldaten uit andere delen van het rijk als aanvulling op het leger dat Kenia al had.
Tegelijk bewapende hij de reservepolitie van het land, de KPR. De paramilitaire troepenmacht zwol aan tot bijna 7000 man, gerekruteerd onder Keniaanse blanken.
De belangrijkste stap van de gouverneur was echter de oprichting van eenheden van pro-Britse Kikuyu, de zogeheten loyalisten, die met de KPR de fanatiekste strijd tegen Mau Mau zouden leveren.
Genadeloze klopjacht op Mau Mau
In het voorjaar van 1953 drongen deze troepen de bossen rond Mount Kenya binnen, waar de ongeveer 20.000 opstandelingen van Mau Mau hun bases hadden. Maar in de dichte jungle konden de soldaten weinig uitrichten.

Alle Mau Mau-verdachten werden in het Langata-kamp verhoord. Hierna gingen ze door naar andere kampen.
De Britten richtten hun pijlen dan ook vooral op civiele sympathisanten van Mau Mau. Het regime gebruikte de noodtoestand om de doodstraf te zetten op wapenbezit, het zweren van trouw aan Mau Mau en elke vorm van contact met de Kikuyurebellen.
Patrouilles van de KPR en loyalisten begonnen nu met de stilzwijgende instemming van het bewind hele dorpen te verhoren op zoek naar aanhangers van de guerrillabeweging. Vaak werd er hierbij gemarteld en gemoord.
Zo waren twee Afrikaanse zussen er begin 1953 ooggetuige van hoe een loyalist en een KPR-agent twee vermeende Mau Mau-leden naar het politiebureau in de plaats Kandara brachten.
Volgens de meisjes martelde de politieagent een van de verdachten door hem stroomstoten toe te dienen met een accu: ‘Zijn hele lichaam begon te schokken,’ zei het jongste meisje, Muthoni Waciuma, later.
Vervolgens sleurden de mannen de gevangene naar de krachtige generator van het bureau, waar hij met elektroschokken werd gedood. Toen was de andere arrestant aan de beurt, die met een lang touw aan een auto werd vastgebonden: ‘Ze reden met hem rond tot hij in stukken gescheurd was.’
Bij een ander voorval kwam een KPR-agent er rond voor uit hoe hij een van de drie gevangenen die zijn eenheid had gemaakt, in elkaar geslagen had.
Toen de man weigerde op vragen in te gaan, duwde de agent een pistool in zijn mond en haalde de trekker over: ‘Zijn hersenen spatten eruit, het halve politiebureau zat onder,’ verklaarde de agent, die ook de twee anderen ombracht.
Iemand anders vertelde hoe hij een gevangene naar een van de speciale verhoorcentra van de politie bracht: ‘Het liep een beetje uit de hand. Toen het tijd was om zijn testikels af te snijden, had hij al geen oren meer, en een van zijn ogen – het rechter meen ik – hing uit zijn kas. Jammer dat hij doodging voordat hij veel had kunnen zeggen.’
De KPR was inmiddels zo berucht om zijn wrede methoden dat zelfs het Britse leger niet graag gevangenen aan de dienst uitleverde. ‘Zodra ze waren overgedragen, begon het slaan en schoppen. God mag weten wat ze achter gesloten deuren met die arme mensen deden,’ aldus een Engelse soldaat.
Maar ook de Britten waren bij de wreedheden betrokken. Eind 1953 kwam aan het licht dat een Brits regiment punten toekende aan soldaten die rebellen gedood hadden, en dat ze als bewijs de afgesneden handen van de slachtoffers mee naar hun kamp namen.
Kikuyu uit Nairobi gedeporteerd
In april 1954 namen de Engelsen de hoofdstad Nairobi op de korrel. Hier woonden meer dan 50.000 Kikuyu, en volgens de Britten steunde het merendeel Mau Mau en smokkelden ze eten en wapens naar de rebellen in het bos.
Op 24 april omsingelden zo’n 25.000 veiligheidstroepen de stad. De klopjacht op Mau Mau-sympathisanten was begonnen.
Toen de operatie een maand later voorbij was, waren ruim 24.000 Kikuyu – bijna de helft van het aantal stamleden in Nairobi – zonder enige vorm van proces in gevangenenkampen beland. De overige 30.000 Kikuyu werden naar de overbevolkte reservaten in de rest van het land gedeporteerd.

Alle Mau Mau-verdachten werden in het Langata-kamp verhoord. Hierna gingen ze door naar andere kampen.
Nelson Macharia, de jonge monteur, was een van de Kikuyu die in het doorvoerkamp Langata terechtkwamen, waar alle gevangenen verhoord werden. Na drie weken werd hij met honderden anderen in een trein gepropt en naar het detentiekamp Manyani gebracht.
Bij de ingang van het kamp moesten de gevangenen tussen twee rijen zwarte soldaten door lopen: ‘Van beide kanten joegen ze ons voort met knuppelslagen,’ vertelde Nelson naderhand.
Toen ze voorbij de soldaten waren, werden Nelson en de anderen een groot bassin met chemicaliën in gedreven.
Hier werd normaal gesproken vee van ongedierte ontdaan. ‘Velen konden niet zwemmen, en het bassin was diep, dus ze haalden het niet. Anderen werden er door de soldaten in verdronken. ’
Junglestrijders verslagen
De operatie in Nairobi vormde een voorbeeld voor Britse acties in de rest van het land. Duizenden vermeende Mau Mau-sympathisanten werden in 50 in allerijl gebouwde kampen opgesloten, waar honger, ziekte en marteling aan de orde van de dag waren.
In december 1954 zaten er maar liefst 71.000 gevangenen in de kampen. Het rechtssysteem van het koloniale bewind maakte overuren: eind 1954 waren ruim 700 Kikuyu opgehangen wegens banden met Mau Mau.
Tegelijkertijd maakten de Britten de overvolle Kikuyureservaten tot een hel. Om het Mau Mau zo moeilijk mogelijk te maken, werden alle Kikuyu die verspreid over het land woonden, naar de reservaten gedeporteerd, waar bij lange na niet genoeg voedsel was voor de ruim 100.000 zwarten die er vanuit alle delen van het land heen gebracht waren.
Binnen slechts 15 maanden werden ruim één miljoen Kikuyu verplaatst naar 854 dorpen, omringd door prikkeldraad en greppels en bewaakt door loyalisten – net als in de concentratiekampen.
De officiële motivatie was dat de burgers tegen Mau Mau beschermd moesten worden, maar het systeem werd vooral gebruikt om Kikuyu met sympathieën voor Mau Mau te straffen.
Het wrede Britse plan werkte, want de rebellen konden niet langer bevoorraad worden en moesten steeds vaker het bos uit komen. Eind 1954 raakte Mau Mau zodoende meer dan 600 man per maand kwijt in gevechten met de Britse troepen, en in 1955 waren de meeste junglestrijders verslagen.
Om af te rekenen met de laatste eenheden gebruikten de Engelsen loyalisten die vermomd waren als Mau Mau-strijders. Deze groepen – in feite doodspatrouilles – kamden de bossen uit en doodden alle opstandelingen op hun pad.
Toen de laatste Mau Mau-leider, Kimathi, in oktober 1956 gevangengenomen werd, was de oorlog in de jungle voorbij.

Kimathi droeg een luipaardvel toen hij gevangen-genomen werd.
Junglegeneraal opgehangen
In de loop van 1955 wisten Britse troepen het grootste deel van de Mau Mau-eenheden die zich in de jungle schuilhielden op te sporen en uit te schakelen. Mau Mau-generaal Dedan Kimathi ontkwam echter en zette de strijd voort met een groepje trouwe guerrillasoldaten.
Pas in oktober 1956 namen Britse eenheden Kimathi na een kort vuurgevecht gevangen. Hiermee was de oorlog in de jungle eindelijk voorbij. De generaal zelf werd opgehangen.
Waarheid komt naar buiten
Dit betekende echter niet dat het bewind de noodtoestand versoepelde. Mau Mau-aanhangers werden nog steeds in de kampen vastgehouden en moesten dwangarbeid verrichten. Als ze hun ‘misdaden’ niet bekenden, kregen ze geen eten.
In veel van de kampen zaten drie keer zo veel gevangenen als waar ze op berekend waren, en vanwege de slechte hygiënische omstandigheden hadden epidemieën vrij spel.
De barbaarse concentratiekampen waren regelrecht in strijd met het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Geneefse Conventie, die ook Groot-Brittannië ondertekend had.
Maar in Londen waren uitsluitend de opeenvolgende conservatieve premiers en hun vertrouwelingen op de hoogte van de wrede methoden die er in Kenia werden gehanteerd. Sommige leden van oppositiepartij Labour koesterden echter sterke vermoedens.
Zo sprak Lagerhuislid Barbara Castle van Labour in 1955 in een interview met een dagblad van ‘een politiestaat, waar marteling en moord op Afrikanen door Europeanen ongestraft blijven.’
Ze riep verschillende ministers naar het Lagerhuis en eiste een onderzoek naar de misstanden, maar vond daar geen meerderheid voor. Pas in maart 1959 kwam de waarheid aan het licht.

Kenyatta bedekte de Britse wandaden met de mantel der liefde.
President begroef verleden
In 1959 hieven de Britten de noodtoestand in Kenia op en maakten ze het land onafhankelijk. De politieke activist Jomo Kenyatta reisde naar Londen af om over de voorwaarden te onderhandelen.
In 1952 was hij gevangengenomen omdat het bewind ten onrechte dacht dat hij leider van Mau Mau was. Kenyatta bood aan de wreedheden te vergeten in ruil voor zijn eigen vrijheid en die van Kenia.
Hij stond in voor de veiligheid van de blanke boeren, die hun grond mochten houden. De Britten gingen akkoord met het voorstel, en in 1964 werd Kenia een onafhankelijke republiek met Jomo Kenyatta als president en vader des vaderlands.
Een Keniaanse advocaat belde Castle op en vertelde haar dat een commandant van een kamp op ambtelijk bevel 11 gevangenen had laten doodslaan om een voorbeeld te stellen voor de overige gevangenen van het kamp Hola. Hierop had het bewind meegedeeld dat ze waren overleden aan vervuild water.
Labour, de partijgenoten van premier Harold Macmillan en de pers waren woedend toen ze de waarheid over het bloedbad van Hola hoorden. De regering overleefde het schandaal, maar premier Macmillan droeg het regime op om de kampen te ontmantelen en Kenia voor te bereiden op onafhankelijkheid.
Op dat moment waren ruim 1000 Mau Mau-strijders opgehangen, terwijl volgens de officiële cijfers zo’n 12.000 opstandelingen bij gevechten waren gesneuveld. Historici denken dat het eerder om 20.000 mensen gaat.
Hoeveel Kikuyuburgers er omgekomen zijn, is hoogst onzeker. De historicus Caroline Elkins, die in 2006 de Pulitzerprijs won voor haar boek over de opstand, schat het aantal op meer dan 100.000.

Uit een geheim archief bleek dat het bewind in Kenia stelselmatig martelde.
Britten wisten sporen uit
Toen de Engelsen uit Kenia vertrokken, verbrandden ze alle belastende documenten. Onlangs is echter een geheim archief geopend.
In 2009 spanden 5228 oudere slachtoffers een proces aan tegen de Britse staat. Ze waren allen verkracht, gecastreerd of gemarteld door het bewind tijdens de Mau Mau-opstand.
De Britse regering wees elke verantwoordelijkheid van de hand, en voor de eisers was het een groot probleem dat alle archieven van het koloniale regime en daarmee de bewijzen waren vernietigd voordat de Britten Kenia verlieten.
Maar in 2013 maakte de Britse regering onder zware druk van de advocaten van de slachtoffers een groot aantal documenten openbaar dat zich in een geheim archief van de inlichtingendienst bevond.
Ze bevatten onder meer beschrijvingen van het doodslaan, castreren en levend verbranden van Mau Mau-gevangenen. Hierna trof de Britse regering een schikking met de slachtoffers, die samen een schadevergoeding kregen van 14 miljoen Britse pond, een kleine 18 miljoen euro.
Ondanks deze schikking bood de Britse regering nooit formeel haar verontschuldigingen aan. De minister van Buitenlandse Zaken verklaarde slechts: ‘De regering betreurt het onrecht. Marteling en mishandeling zijn ernstige schendingen van de menselijke waardigheid.’