Massagraf laat zien: verminkte soldaten werden slagveld op gestuurd
Archeologen hebben een 55 ton zware klomp aarde opgegraven met 47 skeletten uit de Dertigjarige Oorlog erin. Uit een analyse van de beenderen blijkt dat de soldaten met ernstige verwondingen het slagveld op gingen.

Wetenschappers hebben nu 47 skeletten uit een massagraf uit de Dertigjarige Oorlog onderzocht.
In november 1632 leverden soldaten van het protestantse Zweedse leger en de katholieke troepen van het Heilige Roomse Rijk slag bij het Duitse dorp Lützen tijdens de Dertigjarige Oorlog. Het ging er heftig aan toe.
Na afloop wachtte de dorpsbewoners een enorme – en onwelriekende – klus.
Ze moesten maar liefst 9000 lichamen van gesneuvelde soldaten begraven, die na het bloedige gevecht op het slagveld waren achtergebleven.
Onderzoekers hebben nu kennis opgedaan over de veldslag door een groot blok aarde op te graven met de skeletten van 47 verminkte soldaten erin.
Vechten met gebroken been
Het team van bioarcheologen heeft de 47 skeletten geanalyseerd om er meer over te weten te komen – en daarmee ook over de Dertigjarige Oorlog, een van de bloedigste oorlogen in de Europese geschiedenis. Het was voornamelijk een strijd tussen katholieken en protestanten in het Heilige Roomse Rijk van 1618 tot 1648.
Volgens de wetenschappers hadden veel soldaten al zwaar letsel voordat ze sneuvelden:
- 16 soldaten hadden beschadigingen aan de schedel of de hersenen.
- 1 van hen had een vier jaar oude hoofdwond van een eerder gevecht.
- 21 skeletten vertoonden letsel als gebroken armen, benen of ribben die geheeld of aan het helen waren.
Letsel van vuurwapens is verrassend
Het viel de onderzoekers bovendien op dat ruim de helft van de mannen letsel had dat door vuurwapens was veroorzaakt.
Dat is ongebruikelijk voor het begin en het midden van de 17e eeuw, toen er nog voornamelijk werd gevochten met zwaarden en andere steekwapens. Vuurwapens waren alleen bruikbaar op korte afstand doordat ze zeer onnauwkeurig waren.