De 300 Zweedse en Finse soldaten die in de vesting Bohus gestationeerd zijn, turen nerveus over de borstwering. Welke kant ze ook op kijken in het West-Zweedse landschap, het wemelt van de vijandelijke soldaten.
Al dagen bouwen de Denen en Noren kanonbatterijen op de rotsen en in de velden om het fort heen. Nu zijn er in totaal 26 kanonnen en 20 zware mortieren op Bohus gericht, en de hoge stapels ijzeren kogels laten er geen misverstand over bestaan: de vijand zal pas ophouden met schieten wanneer het fort volledig in puin ligt.
Op 4 juni 1678 verschijnt er een Deense trompetter aan de poort: ‘Geef u over of sterf,’ luidt het dringende bericht van de Deense veldheer Ulrik Frederik Gyldenløve, dat hij overbrengt aan de verdedigers van het fort. Als de Zweden veelzeggend zwijgen, geeft Gyldenløve het bevel om het vuur te openen.
Dan barst het aan alle kanten los. De ijzeren kanonskogels en zware stenen uit de mortieren suizen op hun doelwit af. De verdedigers zoeken hun toevlucht in de schuilplaats onder de muur voor de eerste projectielen inslaan.
Om middernacht zijn de vestingmuur, de torens en de gebouwen op de binnenplaats getroffen door meer dan 100 kanonskogels en 60 mortiergranaten.

Tijdens de Schoonse Oorlog van 1675-1679 probeert Denemarken gebieden te heroveren die Zweden in 1658 in handen heeft gekregen. Om het Zweedse leger uit het zuiden weg te krijgen, beveelt de Deense koning Christiaan V een aanval op fort Bohus.
Bohus weerstond alle 14 belegeringen
De vesting Bohus werd in 1308 gebouwd door de Noorse koning Haakon V om een naburige Zweedse burcht in toom te houden. Vanwege de ligging aan de rivier de Göta werd er vier eeuwen lang regelmatig gevochten om Bohus. Het fort bevond zich honderden jaren in het Zweeds-Noorse grensgebied en controleerde het verkeer naar de groeiende haven van Göteborg. In totaal werd Bohus 14 keer belegerd, en telkens draaide het uit op een fiasco voor de aanvallers.
1482
Het eerste beleg vond in 1482 plaats, toen Noorwegen een nieuwe koning moest kiezen en de Noren de Deense kandidaat Hans niet zagen zitten. De Noorse regent Jon Svalesön Smör probeerde de Deense stadhouder in Noorwegen, Jørgen Lauritssøn, uit Bohus te verdrijven. De belegering bleef zonder resultaat en werd snel beëindigd.

1501-1502
In 1501 en 1502 komt de Noorse ridder Knut Alvsson in opstand tegen koning Hans en Henrik Krumedike, de commandant van Bohus. Twee keer belegert Knut de vesting, maar de aanvallen worden afgeslagen dankzij de steun van de 21-jarige prins Christiaan, die later koning van Denemarken, Noorwegen en Zweden wordt.

1531
De zwakke Christiaan II werd afgezet als koning van Zweden en Denemarken, respectievelijk in 1521 en 1523. Hij bracht een leger op de been in de Lage Landen, waarmee hij een Zweedse stad bezette. Christiaans aanval op Bohus in 1531 werd echter afgeslagen, en de veldtocht liep uit op een fiasco.
1563-1570
Bohus was in Deense handen tijdens de Zevenjarige Oorlog (1563-1570). Maar liefst zes keer belegerden de Zweden het fort, maar alle pogingen mislukten. In 1564 probeerden ze een enorme mortier over de bevroren Göta-rivier naar Bohus te brengen, maar het ijs bezweek en het mortier ging met alle soldaten kopje onder.

1566
De Zweedse koning Erik XIV stuurde in 1566 een leger naar Bohus, en dit keer was een overwinning binnen handbereik. Na een aantal bestormingen veroverden 250 Zweden een toren en hesen ze er de Zweedse vlag.
De Deense commandant loofde een beloning uit aan de soldaat die in de kelder van de toren wilde kruipen om de voorraad buskruit die er lag aan te steken. Een Noor meldde zich aan, en even later klonk er een luide knal. ‘De Zweden vlogen als kraaien door de lucht, en niemand kwam levend omlaag,’ vertelde een getuige.

1643-1645
Na de vele belegeringen was er weinig over van het Deense fort. Ingenieurs en dwangarbeiders renoveerden Bohus, en het dorpje Kungälv werd naar het vestingeiland verplaatst om beter beschermd te zijn.
Dat was een vergissing. Tijdens de Deens-Zweedse Oorlog van 1643 tot 1645 werd de vesting belegerd en het dorp platgebrand.
1676
Met de Vrede van Roskilde in 1658 kwam Bohus weer in Zweedse handen, en in 1676 was de Schoonse Oorlog in volle gang. De Deense legerleider Ulrik Frederik Gyldenløve probeerde het fort in te nemen. Dat mislukte, maar het herbouwde Kungälv brandde weer af.

1678
Twee jaar later, in 1678, keerde Gyldenløve terug. Na een beleg van zeven weken lag de vesting grotendeels in puin, maar toen arriveerden de Zweedse versterkingen en sloeg Gyldenløve op de vlucht.
Veel Zweedse en Finse soldaten zijn dood of zwaargewond. De bakkerij van het fort is ingestort en alle houten gebouwen op de binnenplaats staan in brand. De zwarte rook vormt een schril contrast met de lichte zomerhemel. ’s Nachts zwijgen de kanonnen, maar over een paar uur, als de zon weer op is, begint alles van voren af aan, zo weten de Zweden in het belegerde fort Bohus.
De komende weken zullen de Deens-Noorse kanonnen de muren bestoken, aangevuld met clusterbommen, gasgranaten en uitwerpselen. De verdedigers weten zich echter gesteund door koning Karel XI en de gehele Zweedse natie.
Als Bohus valt, ligt de weg naar Göteborg, de belangrijkste haven aan de westkust, open. Dan kunnen de Denen heel Zuid-Zweden bezetten en de Vrede van Roskilde uit 1658 tenietdoen.
Oost-Denemarken wordt Zweeds
Dat verdrag was de Denen 20 jaar eerder opgedrongen toen het sterke Zweedse leger over het ijs was getrokken op de Deense vaarwateren tussen Jutland en Seeland, en Kopenhagen bedreigde.
De Deense koning zag geen andere mogelijkheid dan te capituleren en grote gebieden aan Zweden af te staan. Heel Oost-Denemarken – waaronder het huidige Skåne in Zuid-Zweden – kwam in handen van de Zweedse vorst. ‘Ik wou dat ik niet kon schrijven,’ zei de Deense rijkshofmeester die de Vrede van Roskilde moest ondertekenen.
In 1675 zon de nieuwe Deense koning Christiaan V op wraak. Het was een gunstig moment, want Zweden was een bondgenoot van Frankrijk en raakte betrokken bij een grootschalige oorlog toen dat land de Nederlanden binnenviel.
Christiaan zag zijn kans schoon om de Zweedse troepen in Pommeren (Noordoost-Duitsland) aan te vallen. Hij wilde de verloren gebiedsdelen terug. De volgende jaren werd er constant gevochten.
Met Nederlandse hulp versloegen de Denen de Zweedse vloot en werden ze heer en meester op zee. Maar het Zweedse leger behaalde een aantal grote overwinningen aan land. In december 1676 kwamen er zo’n 6000 Denen en 3000 Zweden om bij Lund – de bloedigste slag van Scandinavië.

In 1676 verloor Denemarken grote slagen bij Halmstad (afgebeeld) en Lund in Zuid-Zweden. In totaal sneuvelden er zo’n 7000 Denen.
Op 28 januari 1678 deed Christiaan een nieuwe poging de oorlog te winnen. Vanuit zijn winterhoofdkwartier in de plaats Helsingør op Seeland stuurde de koning een gedetailleerd plan van de veldtochten van de komende zomer naar zijn generaals en admiraals.
De beslissing op het land moest worden geforceerd door een leger onder bevel van de stadhouder van de Deense provincie Noorwegen, Ulrik Frederik Gyldenløve. Terwijl het Deense leger zich paraat hield in Skåne en de vloot de Zweedse westkust bestookte, moest Gyldenløve in actie komen ‘zodra het gras uit de grond komt’, zo beval Christiaan.
Gyldenløve zou met zijn leger de Noors-Zweedse grens oversteken en de havenstad Göteborg aanvallen. Christiaan wist dat het Zweedse leger na dat offensief zou toesnellen vanuit het zuiden, waardoor de Denen de kans hadden om het zuidelijke Skåne te bezetten.
Er stond echter één obstakel op de route van Gyldenløve naar Göteborg: Bohus. In het bevel van de koning stond: ‘Bohus zal naar goeddunken worden aangevallen door de stadhouder (Gyldenløve, red.) tenzij er geen gevaar dreigt, dan kan hij meteen naar Göteborg.’
De 8000 soldaten van het leger van Gyldenløve moesten het fort aanvallen, terwijl de flank werd beveiligd door 6000 Deense ruiters en infanteristen.
Omstreden gebieden
De Deense Vikingkoning Harald Blauwtand veroverde rond 980 het eerste stukje van Zuid-Zweden, en zes eeuwen lang was Skåne het rijkste Deense gebiedsdeel. De streken Halland, Blekinge en Bohuslän behoorden in de middeleeuwen afwisselend toe aan Denemarken-Noorwegen en Zweden.
Noren vallen Zweden binnen
Gyldenløve was de hele winter bezig zijn leger van ongedisciplineerde Noorse boeren te trainen voor de strijd.
Regimenten uit het hele land kwamen naar de grens en oefenden uitentreuren. Nederlandse schepen voerden wapens, buskruit en uniformen aan, waardoor de Noren net zo goed uitgerust waren als hun Deense wapenbroeders.
In de lente was het Noorse leger van Gyldenløve een indrukwekkende strijdmacht geworden: 10 bataljons infanterie, 8 compagnieën dragonders en veel steuntroepen. De Noren waren er klaar voor.
Begin mei stak Gyldenløve de grens met Zweden over, maar het leger moest halt houden ten noorden van Bohus. Tot ergernis van de stadhouder moesten ze wachten op Deense hulptroepen onder luitenant-generaal Johan Geyse.
Die was vertraagd omdat de schepen die zijn soldaten naar Zweden moesten brengen in een storm terechtgekomen waren en waren afgedreven.
‘De storm was zo hevig dat de masten braken,’ schreef een Deense historicus.
Vechten om Skåne
Voor de zesde keer sinds de 16e eeuw liggen Denemarken-Noorwegen en Zweden overhoop om het gebied Skåne, nu het zuiden van Zweden.

Christiaan V
Doel van de koning: De gebieden heroveren die Zweden kreeg bij de Vrede van Roskilde uit 1658.
Bevelhebber: Ulrik Frederik Gyldenløve. Hij had ervaring opgedaan in meerdere oorlogen voor hij stadhouder in Noorwegen werd.
Deense leger: 14.000 man, 43 kanonnen en 12 mortieren.

Karel XI
Doel van de koning: Standhouden in Bohus tot er versterkingen zijn.
Bevelhebber: Friedrich Börstell. Hij nam deel aan meerdere veldslagen tijdens deze oorlog. De dag voordat het beleg begon, trad hij aan als commandant van fort Bohus.
Zweedse leger: 384 man, 43 kanonnen en 3 mortieren.
Uiteindelijk landde Geyse twee weken later dan gepland op de Zweedse kust, en op 29 mei begon hij aan de verovering van Hisingen, een groot eiland aan het Kattegat ten noorden van Göteborg.
Hierdoor hoefde Gyldenløve zich geen zorgen te maken over een Zweedse verrassingsaanval vanuit het zuiden en kon hij ongestoord oprukken naar het fort Bohus.
Dezelfde dag schreef de Zweedse bevelhebber een verontrustende brief aan zijn koning, Karel XI: ‘Een uur geleden kwamen er twee vijandelijke brigades uit Uddevalla gemarcheerd. De ene was in het blauw gekleed, de andere in het rood.’
In paniek vluchtten zo’n 2000 Zweedse troepen de rivier de Göta in. 100 man verdronken in een poging de overkant te halen.
De Noren hadden de vijand verrast bij Bohus, maar de missie was nog lang niet volbracht, en ze hadden de geschiedenis tegen: Bohus was in de loop der tijd talloze malen aangevallen en het was nooit gelukt om de vesting te veroveren.
Hij werd dan ook Virgo Intacta genoemd – ongerepte maagd. Het fort was haast onneembaar doordat het op een rotspunt stond met water aan alle kanten. En achter de muren stonden 300 soldaten en 37 kanonnen klaar om het fort te verdedigen.
Als een vijand de vesting via de poort wilde binnendringen, wachtten hem een aantal nare verrassingen, want na de buitenste poort moesten aanvallers nog door zeven versterkte binnenpoorten. Gyldenløve besefte dat er hierdoor maar één manier was om fort Bohus te veroveren.
Hij moest het beleg slaan voor de vesting en de verdedigers proberen uit te hongeren terwijl hij de 15 meter dikke muren met duizenden kogels langzaam in puin zou leggen.
Maar Gyldenløve wist ook dat meerdere veldheren vóór hem precies hetzelfde hadden geprobeerd, en dat ze allemaal hun meerdere hadden moeten erkennen in Virgo Intacta.
Zweden vechten tot de dood
De bevelhebber kon Bohus niet volledig omsingelen vanwege de brede Göta-rivier. Bovendien hadden de Zweden een sterke positie op de oostoever en konden ze versterkingen, proviand en post naar het belegerde fort sturen.
Op 3 juni stak een bootje de rivier over met een handvol Zweedse officieren, onder wie kolonel Friedrich Börstell, die door Karel XI was uitverkoren om de verdediging van Bohus te leiden.
Zodra Börstell in het fort was aangekomen, inspecteerde hij zijn mannen. Het waren vooral beroepssoldaten, maar een aantal eenheden van de artillerie werden gevormd door soldaten uit de Zweedse provincie Finland.
Börstell herinnerde zijn soldaten aan hun eed van trouw aan de koning, en ze moesten allemaal een document ondertekenen waarin stond dat eenieder die ook maar van capitulatie repte van landverraad beschuldigd zou worden.
De nieuwe commandant las ook een bevel van de Zweedse koning voor: de soldaten mochten zich pas overgeven als er in het fort nog 10 mannen over waren die konden vechten.
Ondertussen had Gyldenløve het druk. Binnen twee dagen bouwden zijn troepen kanonbatterijen op een berg, aan de rivier en op de velden. Verder naar het zuiden, op het eiland Hisingen, stelde Geyse zijn ruiterij op, maar de officier uit het vlakke Denemarken voelde zich niet thuis in het Zweedse landschap.
‘Dit is heuvelachtig terrein, waar je niet goed uit de voeten kunt. Alle grote generaals zouden hier verdwalen,’ klaagde hij in een brief naar huis.
Fort wordt bestookt met bommen
Gyldenløve gaf bevel om het beleg te beginnen. De muren van de vesting werden onder vuur genomen door de kanonnen, terwijl de mortieren enorme stenen kogels over de muren schoten om de verdedigers uit te schakelen.
Na twee dagen waren er 203 granaten ingeslagen in het fort, maar er was geen noemenswaardige schade aangericht. Gyldenløve voerde de druk daarom op met chemische en biologische wapens.
‘Smerige, giftige stankpotten,’ noemde de Zweedse commandant de bommen die de Noren over de muren slingerden. Waarschijnlijk ging het om brandende zwavel met hars, arsenicum en haar – een mengsel dat een giftige rook verspreidde over de binnenplaats van het fort.
Ook gooiden de belegeraars kisten met poep naar binnen. De stank was ondraaglijk, en ziekten tierden welig. ‘Er brak een hevige koorts uit onder de mannen,’ schreef Börstell.
Het bleef maar bommen en granaten regenen, en de situatie in het fort werd met de dag penibeler. Op 8 juni schreef Börstell aan rijksadmiraal Gustaf Otto Stenbock: ‘De vijand schiet onophoudelijk met zijn kanonnen en verwoest veel van onze kanonnen en batterijen. De uitwerking van de beschietingen is met geen pen te beschrijven. Schanskorven en stellingen zijn volledig vernietigd door het kanonvuur.’
De Zweedse commandant besefte dat de muren het elk moment konden begeven. ‘We hebben alles gedaan om ons op een bestorming voor te bereiden,’ schreef hij. ‘Moge God ons bijstaan.’

Christiaan IV verplaatste het dorp Kungälv naar het vestingeiland, zodat Bohus het kon beschermen. Maar tijdens de Deens-Zweedse Oorlog (1643-1645) werd het platgebrand en vluchtten de inwoners landinwaarts.
Maar enkele dagen later had Börstell weer een sprankje hoop. In de nacht van 11 op 12 juni was de Zweedse kapitein Johan Gunnarsson met 100 man de rivier overgestoken. Ze waren de vesting binnengekomen voordat de Denen en Noren op hen hadden kunnen schieten.
Gyldenløve was hier zo boos over dat hij besloot de Göta af te sluiten voor Zweedse boten en daarmee het fort van de buitenwereld af te snijden.
Op klaarlichte dag werd een zwaarbewapend Deens schip de rivier op gestuurd, maar een paar uur later hadden de Zweden het tot zinken gebracht. Bijna alle 50 opvarenden kwamen om het leven.
De Deense bevelhebber ging echter door met bombarderen. Op 16 juni kreeg hij een onverwachte brief van de Deense koning Christiaan V, die verwees naar een schrijven van luitenant-generaal Geyse op Hisingen.
Deze dacht dat Bohus onneembaar was, en de koning was het met hem eens, zo begreep Gyldenløve. Hij kreeg bevel om zich terug te trekken, maar in een PS stond: ‘Als er nog een kans is om Bohus te veroveren, moet die worden benut.’
Daar klampte Gyldenløve zich aan vast. ‘Het aanzien van uwe majesteit zal schade lijden als we het fort verlaten,’ schreef de bevelhebber terug. ‘Ik heb besloten de aanval voort te zetten.’
Twee dagen later gaf Gyldenløve bevel om het bombardement op te voeren. Een van de granaten sloeg in in de toren van de vestingkerk, waar de Zweden hun meel hadden opgeslagen. Daardoor werd het fort gehuld in een wolk van meel. Korte tijd later werd de waterput verwoest door een granaat.
Bestorming eindigt in bloedbad
Op 22 juni kregen de Zweden te maken met een nieuw, angstaanjagend wapen. De Deense genie had katapulten gebouwd die helemaal tot bij de muren werden gereden en de verdedigers bestookten met zakken vol explosieven. Iedere zak bevatte 20 kleine granaatjes, die alle kanten op vlogen voordat ze ontploften. Niemand kon zich veilig wanen voor deze primitieve versie van de clusterbom.
Börstell moest deze levensgevaarlijke projectielen tegen zien te houden en riep de daadkrachtige Zweedse kapitein Johan Gunnarsson bij zich.
‘Stel een groep samen van 40 van onze sterkste soldaten. Doe een uitval en spoor deze kwaadaardige constructies op. Sla ze kapot en steek ze in brand!’
Diezelfde nacht bracht Gunnarsson zijn mannen bijeen bij de buitenpoort. Op de muur boven hen gaven kanonnen en 100 musketten dekking, en de 40 Zweden stormden op de Deens-Noorse katapulten af.
Na drie weken opgesloten te hebben gezeten in de vesting konden de Zweden zich eindelijk uitleven: ze sloegen tientallen Noren neer en verwoestten de belegeringstoestellen voor ze terugrenden naar fort Bohus.
Het verlies van de katapulten was een tegenslag voor Gyldenløve, maar al drie dagen later hoorde hij zijn Noorse artilleristen juichen. Er was een gat ontstaan in een saillant van de vesting. Drie weken van zware beschietingen hadden eindelijk tot een bres geleid.
Nu moest Gyldenløve snel handelen, voor de Zweden het gat in de muur zouden dichten. Al diezelfde nacht stelde hij een eenheid van 300 soldaten samen die naar de verwoeste muur van de saillant moesten sluipen. Of ze zichzelf verraadden door op een twijgje te stappen is niet bekend, maar plotseling werd er in de vesting alarm geslagen met tromgeroffel.

Tijdens een renovatie van het fort kwam deze Deense granaat uit 1678 boven water.
Ziekte, dood en verderf
Nederlandse schepen voorzagen het Deens-Noorse leger bij Bohus van kogels en andere munitie. Naast ijzeren kogels had Gyldenløve ook clusterbommen, poepbommen en gasgranaten tot zijn beschikking.
Een seconde later bulderden de kanonnen terwijl de verdedigers naar buiten renden om de aanval af te slaan. Na bloedige man-tot-mangevechten trokken de Noren zich terug. Ze moesten 200 dode landgenoten achterlaten. De Zweden verloren maar 15 man.
Granaatbrieven brengen nieuws
Na nog een mislukte bestorming besloot Gyldenløve van tactiek te veranderen. Hij bleef de muren bestoken, maar de genadestoot moest komen van enorme kruitladingen in de diepte.
Het Deens-Noorse leger had al gangen gegraven op het eiland waar het fort op stond. Die werden nu verlengd tot vlak bij de vestingmuren.

Fort Bohus moest kapot
De Deense strategie is eenvoudig: de troepen van Gyldenløve moeten fort Bohus omsingelen en beschieten tot de Zweedse verdedigers het opgeven. Intussen houdt luitenant-generaal Geyse het eiland Hisingen bezet om een Zweedse verrassingsaanval te voorkomen. Als de vesting is gevallen, kunnen de Denen Göteborg innemen en hebben ze een goede onderhandelingspositie tegenover de Zweden.
Het graafwerk was levensgevaarlijk voor de Deense mineurs. Ze moesten zich een weg door de rotsige bodem hakken terwijl ze van boven werden beschoten en brandende pek over zich heen kregen.
Om zich te beschermen hadden ze ijzeren platen over de gangen gelegd, maar die werden telkens doorboord door Zweedse granaten. Elke dag werden er tientallen dode Noren naar de begraafplaats gesleept.
Op 30 juni wisten opnieuw Zweedse soldaten de vesting binnen te dringen. Börstell was blij met de 100 extra troepen, maar vanwege de verliezen die hij had geleden had hij nog steeds circa 300 soldaten.
En meer zou hij er niet krijgen, want begin juli wist Gyldenløve Bohus eindelijk van de buitenwereld af te snijden. Nu lagen er Deens-Noorse loopgraven rond het hele fort en kon de rivier niet meer worden overgestoken.
Op Bohus verzon de Zweedse luitenant Hamilton echter een manier om de communicatie in stand te houden. Hij verwijderde het buskruit uit een granaat en deed er papieren met berichten in. Vervolgens schoot hij het projectiel over de rivier naar de Zweedse stellingen.
Zo bleven de Zweedse koning en admiraal Stenbock op de hoogte van de uitzichtloze situatie op Bohus. Op 9 juli schreef Stenbock een brief om de mannen in het fort een hart onder de riem te steken: ‘Moge God de kolonel en het hele garnizoen beschermen en bijstaan. De redding is niet ver weg.’
Of die brief met een kanonskogel naar Bohus werd geschoten is niet bekend, maar wel staat vast dat het Zweedse leger in aantocht was vanuit het zuiden om het belegerde fort te ontzetten.

In Denemarken is Gyldenløve ook bekend als de echtgenoot van Marie Grubbe. Zij had talloze affaires en raakte aan lager wal. Ze eindigde als veervrouw.
Gyldenløve was bereid te sterven voor Bohus
De oorlog om Skåne in Zuid-Zweden duurde vier jaar en kostte 50.000 mensen het leven. Toen het vrede werd, was er niets veranderd.
Ulrik Frederik Gyldenløve had vier dagen nodig om genoeg moed te verzamelen om zijn koning te informeren over het fiasco bij Bohus. ‘Ik smeek om genade en offer volgaarne leven en bloed op voor uwe koninklijke majesteit. Ik werd belast met zo’n zware taak dat het voortbestaan van het rijk op het spel stond,’ schreef de Deense bevelhebber.
Maar zo erg was het ook weer niet. De oorlog ging door, en Gyldenløve voerde het bevel rond de Zweeds-Noorse grens. ‘Ik hoop dat God u en mij gezondheid zal schenken. Mogen we ooit een betere oorlog en een gelukkige vrede bereiken,’ antwoordde koning Christiaan V.
De oorlog was in de nazomer van 1679 voorbij. Onder Franse druk moesten de Denen alle veroverde gebieden aan Zweden afstaan. Zo bleven Skåne en de streek rond Bohus in Zweedse handen. Er waren 50.000 doden gevallen in de strijd, en de grenzen waren niet verschoven.
Gyldenløve keerde terug op zijn post als stadhouder in Noorwegen en hervormde het belastingstelsel. Hij maakte zich geliefd onder de Noorse boeren door hard op te treden tegen inhalige grootgrondbezitters.
Bohus schudt op zijn grondvesten
In het kamp van Gyldenløve zat de stemming er nog in, en de beschieting van de vesting ging op volle kracht door. ‘Het moreel van de Noorse soldaten is hoog,’ schreef een Deense officier op 11 juli naar Kopenhagen.
‘Ze zijn gewend aan het schieten en trekken zich niets aan van het onophoudelijke Zweedse vuur. Ze willen alleen graag rechtstreeks tegen de Zweden vechten.’
Om de strijdlust van de Zweden te breken nam Gyldenløve ook zijn toevlucht tot psychologische oorlogvoering. Op 12 juli, een Zweedse biddag, stelde hij zijn hele leger op aan de voet van de berg waarop hun kamp lag, zodat de Zweden de overmacht konden zien.
Gelijktijdig hesen de Denen een witte vlag op de berg, waarna ze drie enorme bidkransen in brand staken. De boodschap was helder: Bohus ‘kon kiezen tussen genade en verwoesting,’ zoals de Deense bevelhebber schreef.
Kort na de ceremonie klonken er twee doffe dreunen onder de vesting. In zijn rapport aan Kopenhagen schreef Gyldenløve: ‘Op 12 juli werden twee mijnen opgeblazen. Een bij de noordelijke muur, die een groot gat sloeg, en een bij het vestingwerk voor de poort, die weinig schade aanrichtte.’
De opening in de muur was echter niet groot genoeg voor een bestorming, en Gyldenløve liet het werk doorgaan.

Tordenskjold toonde veel moed in de Grote Noordse Oorlog en werd een Deens-Noorse zeeheld.
Denemarken verloor Skåne definitief
Ook na de vrede van 1679 koesterden de Denen nog hoop om Skåne ooit terug te krijgen. 30 jaar later zag de nieuwe Deense koning Frederik IV zijn kans schoon toen de Zweden in Rusland aan het vechten waren. 14.000 Deense soldaten landden in Skåne, en op hun wagens stond ‘NU OF NOOIT’.
De Grote Noordse Oorlog duurde 20 jaar, en de Deens-Noorse zeeheld Peter Tordenskjold schreef grote overwinningen op zijn naam. Maar in 1720, toen de Denen bijna gewonnen hadden, dwongen de Britten en Fransen koning Frederik om vrede te sluiten met Zweden. Denemarken stond opnieuw met lege handen.
Race tegen de klok voor Gyldenløve
Op 17 juli vatten Noorse soldaten een Zweedse zwemmer in de kraag bij de rivier. De man had een brief bij zich voor vestingcommandant Börstell. In het schrijven, dat was afgedekt met een laag was, kondigde admiraal Stenbock aan dat het fort binnen enkele dagen zou worden ontzet door het Zweedse leger.
Op het eiland Hisingen, dat luitenant-generaal Geyse had bezet, vonden felle gevechten plaats, waarna de Deense dragonders zich naar het noorden moesten terugtrekken. Het was een race tegen de klok voor de belegeraars, die druk aan het graven waren om de laatste mijn aan te brengen.
Intussen waren Gyldenløve en Geyse het niet eens over de dreiging die van de Zweden uitging. Geyse wilde het beleg staken en zich terugtrekken, maar Gyldenløve wilde naar het zuiden om te vechten. Geyse schreef aan de koning dat Gyldenløve ten dode opgeschreven was.
Op 21 juli, net toen Noorse mineurs een groot gat hadden geblazen in een saillant van het fort, werd het bevel tot terugtrekking gegeven. De vermoeide Noren vluchtten naar het noorden, terwijl er een luid gejuich losbarstte in het belegerde fort Bohus.
Na een beleg van 48 dagen waren er 3000 soldaten van het Deens-Noorse leger gesneuveld, terwijl er 300 Zweedse en Finse verdedigers waren omgekomen. Met een kwinkslag feliciteerde een opgeluchte Karel XI vestingcommandant Friedrich Börstell: ‘We hebben met vreugde vernomen dat u heelhuids uit het badhuis bent gekomen.’
Het 14e beleg van Bohus eindigde zoals alle voorgaande. De vesting lag in puin, maar had standgehouden.

Boeren braken Bohus af
Bohus raakte na verloop van tijd zijn strategische belang kwijt en werd in 1786 opgegeven. Plaatselijke inwoners bouwden huizen van de stenen. In de jaren 1930 werd de ruïne gedeeltelijk herbouwd in het kader van een werkverschaffingsproject.

Nu
Bohus is een ruïne, maar de hoofdtoren Fars Hatt (vaders hoed) en de bastions zijn gereconstrueerd.