Russische atoomonderzeeër stuurde CIA op geheime missie
In 1968 zinkt de Russische onderzeeër K-129 met uiterst geheime kernraketten en besturingssystemen aan boord naar 5120 meter diepte. Als de CIA de locatie ontdekt, begint de inlichtingendienst onder een dekmantel aan een extreem moeilijke bergingsoperatie: Project Azorian.

In het voorste gedeelte van de onderzeeër vonden de Amerikanen een privéfoto van een van de bemanningsleden.
De stemming is bedrukt bij het Russische opperbevel op de Stille Oceaan op de avond van 8 maart 1968. De kernonderzeeër K-129 had 24 uur geleden al een radiobericht moeten sturen met zijn positie. Maar hij zwijgt in alle talen.
Admiraal Viktor A. Dygalo belegt een crisisvergadering met zijn stafofficieren en duikbootkapiteins. Iedereen vreest dat het vaartuig is gezonken. De kans is klein dat er slechts problemen zijn met de communicatieapparatuur.
‘We hebben ons doelwit gevonden’
Op 10 maart geeft Moskou toestemming voor een zoekactie naar de verdwenen duikboot. Schepen, onderzeeboten en vliegtuigen speuren de vermoede route van de K-129 af.
Ondertussen houdt de Amerikaanse onderzeeër USS Barb de Russen in de gaten. Konstabel Bernard Kauderer heeft de Russische duikboten nog nooit zo vreemd te werk zien gaan.
‘Vier of vijf onderzeeërs voeren de zee op en begonnen met hun sonar in het rond te zoeken. Ze deden niet eens hun best om niet gezien te worden.’
De Russen zien zich voor een lastige taak gesteld. Het zoekgebied strekt zich uit over 1.374.000 km2 zee.
Als na vier weken nog altijd ieder spoor ontbreekt, wordt de zoekactie gestaakt. Admiraal Dygalo kan niet anders dan concluderen dat het vaartuig met alle 98 bemanningsleden aan boord is gezonken op een positie die onbekend is.
Maar niet voor iedereen: de Verenigde Staten is de duikboot op het spoor. De Amerikaanse marine beschikt over een uitgebreid netwerk van onderzeese luisterstations, vanwaar hydrofoons – onderwatermicrofoons – geluiden van onderzeeboten registreren.
Hydrofoons in de Stille Oceaan pikten zes minuten na elkaar twee opvallende geluiden op. Ze zijn geregistreerd door vier stations, waardoor de Amerikanen weten dat er op 1590 zeemijl van Hawaï binnen een gebied van drie vierkante kilometer iets heeft plaatsgevonden.
Op die locatie is de Stille Oceaan ruim vijf kilometer diep. Daarom bouwt de Amerikaanse marine een 3,5 meter lang, torpedoachtig vaartuig. Het krijgt de naam Fish en wordt uitgerust met sonar, projectoren en camera’s.
De Fish wordt neergelaten en achter de kernonderzeeër Halibut aan gesleept, die het gebied wekenlang uitkamt. Om de zes dagen haalt de Halibut het 7600 meter lange sleeptouw binnen om de film van de Fish te ontwikkelen.
Op een dag in september stormt een fotograaf de hut van de kapitein binnen en roept: ‘We hebben ons doelwit gevonden!’
Op een van de foto’s zien ze de K-129 liggen op 5120 meter diepte. De dagen daarna neemt de Fish ruim 20.000 foto’s van de in tweeën gebroken duikboot. Dan vaart de USS Halibut terug naar de marinebasis Pearl Harbor op Hawaï.

De bemanning van de K-129 stond machteloos toen twee atoomraketten abusievelijk afgingen. De kernkoppen ontploften niet, maar de vlammen aan de achterkant ontwikkelden een temperatuur van wel 3000 °C en gingen als twee enorme snijbranders dwars door de drukromp van het vaartuig heen. Door de intense hitte en de giftige uitlaatgassen werd de hele bemanning in een oogwenk gedood.
Een skelet met laarzen aan
De marinedeskundigen in Washington zijn lyrisch. De onderwaterbeelden zijn weliswaar van wisselende kwaliteit, maar de beste foto’s van het wrak van de onderzeeër zijn verrassend scherp.
‘Op een van de beelden stond een zeeman die op de zeebodem lag ... niet meer dan een skelet ... geen oliejas ...alleen een skelet ... met laarzen aan,’ vertelt Raymond Feldman, een van de technici van de Amerikaanse marine.
Op de foto’s lijkt het alsof de duikboot een intacte raketsilo en mogelijk een R-21-raket bevat, een van de meest geavanceerde kernwapens van de Russen.
De nationale veiligheidsadviseur van de VS, Henry Kissinger, zit te springen om informatie over de Russische atoomtechnologie en wil de raketten van de K-129 dolgraag in handen hebben.
Maar dat vereist nieuwe technologie. Er is nog nooit een duikboot geborgen vanaf meer dan 80 meter diepte, en de K-129 ligt meer dan 60 keer zo diep.
CIA bedenkt een dekmantel
In juli 1969 begint de inlichtingendienst CIA het geheime Project Azorian. De berging van de K-129, inclusief de kernraketten, moet koste wat het kost verborgen blijven voor de Russen.
De firma Global Marine heeft recent bij New York op drie kilometer diepte boringen in de zeebodem gedaan. Op 3 november 1969 stappen twee CIA-agenten het kantoor binnen van Curtis Crookes, onderdirecteur van het bedrijf.
‘Ze kwamen binnen en deden de deur dicht – die anders altijd openstaat. Ze wilden weten of mijn bedrijf iets kon bouwen dat een object van zoveel ton omhoog kon halen van vijf tot zes kilometer diepte,’ herinnert Crookes zich.
Global Marine neemt de opdracht aan en scant begin 1970 de bodem nabij de K-129. In de buurt bevindt zich een Russisch inlichtingenschip, maar dit slaat geen acht op het onderzoeksschip. De Russen hebben geen idee dat het om de berging van de K-129 gaat.
Na het vooronderzoek gaat Global Marine aan de slag met het ontwerp van een zeer geavanceerd bergingsvaartuig, dat wel wat weg heeft van een boorplatform.
Het bestaat uit diverse buizen aan elkaar met aan de ene kant een reusachtige klauw waaraan acht grijpers zitten. Midden in het schip komt een gigantisch dok, zodat het wrak naar het oppervlak kan worden getild zonder dat het ooit boven water zichtbaar is.
Het merkwaardige schip móét wel de aandacht trekken van de Russen. Daarom bedenkt de CIA een dekmantel.
Ze laat de excentrieke miljardair Howard Hughes verklaren dat hij in de diepzee naar mineralen gaat boren, en het schip krijgt de naam Hughes Glomar Explorer.
Het is een slimme smoes, want Hughes staat sowieso al om zijn spectaculaire projecten bekend. Niemand zet dan ook vraagtekens bij zijn verhaal.
Veel ingewijde deskundigen hebben echter hun twijfels over Project Azorian. Ze vinden het veel te duur en vrezen de reactie van de Sovjet-Unie als de missie zou uitlekken.
De argumenten voor en tegen vliegen heen en weer over het bureau van president Richard Nixon, totdat deze op 11 september 1972 zijn goedkeuring geeft aan het plan.

Hughes ontwierp diverse innovatieve vliegtuigen en testte ze altijd zelf.
Russische helikopter kijkt toe
Halverwege 1974 vertrekt de Hughes Glomar Explorer voor zijn topgeheime missie.
De inlichtingendienst heeft de president beloofd dat ‘het verkrijgen van kernkoppen en raketsystemen, met de bijbehorende documentatie, onze mogelijkheden om de strategische dreiging van de Sovjet-Unie in te schatten, markant zal verbeteren.
Als het bergingsschip op 4 juli de locatie van de K-129 bereikt, wordt het meteen ontdekt door de Russen. Het Russische raketopsporingsschip Tsjesma houdt het schip in de gaten en stuurt een helikopter de lucht in om foto’s te maken.
Maar na een paar dagen trekt de Tsjesma zich terug; de Amerikanen lijken niets kwaads in de zin te hebben.
Op 21 juli is het moment daar. De enorme sluisdeuren onder in de Hughes Glomar Explorer gaan open en de klauw wordt langzaam neergelaten. Terwijl de klauw de diepte in gaat, zijn alle ogen gericht op de schermen met tellers en meters op het schip.
Na succes volgt tegenslag
Precies een week later, op 28 juli, krijgt de technicus Raymond Feldman in de controlekamer de onderzeeër in beeld.
‘Ik was ervan onder de indruk hoe duidelijk het beeld was. We konden de onderzeeër in detail zien en meteen het sleepoog aanwijzen, dat een van onze richtpunten was.
Verder zagen we de raketsilo’s – of wat daar nog van over was, en sommige mannen meenden iets te zien in een van de silo’s. Dat zou een kernkop kunnen zijn.’
De klauw wordt voorzichtig over de K-129 gemanoeuvreerd, tot hij op de ochtend van 30 juli precies op de juiste plek ligt.
De grijpers sluiten zich om de onderzeeër, en langzaam wordt de kostbare last opgetild van de bodem. Het zal een week duren voor het wrak bij de Hughes Glomar Explorer is.
Op 4 augustus voelt de bemanning van het bergingsschip een hevige ruk. Dat kan maar één ding betekenen: ze zijn iets zwaars verloren.
Lamgeslagen kijken de technici naar hun beeldschermen. De rechtstreekse transmissie van de camera in de klauw – zo’n 2000 meter onder de zeespiegel – bevestigt dat het grootste deel van de romp van de K-129 is verdwenen.
Alleen het voorste deel hangt nog in de klauw, de rest zinkt nu met de zo vurig gewenste raketten terug de diepte in.
De mannen zitten met de handen in het haar. Ze overwegen de klauw weer te laten zakken, maar omdat twee van de grijpers kapot zijn gegaan, zetten ze toch de reis naar boven maar voort.

Er bestaat maar één foto van de Russische duikboot van voor hij zonk. Hij voer eerst onder de naam PL 574, maar werd later omgedoopt tot K-129.
Wrakstuk herbergt zes lijken
Drie dagen later wordt de klauw met de voorkant van de duikboot in het dok van de Hughes Glomar Explorer getild.
Het dok wordt leeggepompt, en op 8 augustus nemen de eerste onderzoeksteams een kijkje. De voorsteven zit vol met zand van de zeebodem – het lijkt wel of ze bezig zijn met een archeologische opgraving.
De onderzoekers dragen hermetisch gesloten pakken, en met reden: ze vinden twee verwoeste atoomtorpedo’s, die radioactiviteit lekken.
Terwijl het zand wegspoelt, drijven er zes lichamen uit het wrak. Het is een lugubere aanblik. Een van de Russische zeelui ligt nog in zijn kooi met naast zich een handleiding voor het afvuren van torpedo’s.
Hij was blijkbaar aan het lezen toen het ongeluk plaatsvond. Het ijskoude water heeft de lijken geconserveerd, maar nu ze aan de lucht worden blootgesteld, komt het ontbindingsproces snel op gang.
Drie van de Russen kunnen worden geïdentificeerd, waarna ze alle zes een militaire begrafenis op zee krijgen. Alles wordt zorgvuldig opgetekend en gefilmd voor het geval de Russen weet mochten krijgen van de bergingsactie.
Op 9 augustus is de missie officieel afgesloten. Het bergingsschip vaart naar Maui, waar een team alles inpakt wat voor de inlichtingendienst van waarde is.

De dekmantel werd werkelijkheid. Het bijna 40 jaar oude bergingsschip boort nu naar mineralen op de zeebodem.
Berging imponeert Russen
De Russen hebben de Hughes Glomar Explorer geen moment in verband gebracht met de K-129 – de dekmantel heeft gewerkt. Toch lekt de missie uit.
Kort voor de bergingsactie werd er ingebroken in het hoofdkantoor van Howard Hughes’ imperium. De dader nam wat documenten mee, waaronder enkele over Project Arizona. De CIA zag zich genoodzaakt de FBI en de politie van Los Angeles te informeren.
Enkele onderzoeksjournalisten van de Los Angeles Times hebben bronnen bij de politie en krijgen lucht van de missie. Op 8 februari 1975 brengt de krant het verhaal van de berging van de K-129 op de voorpagina.
Hoewel het artikel rammelt aan alle kanten, klopt het in grote lijnen wel. CIA-directeur William Colby vraagt de krant om het verhaal terug te trekken, maar het is al te laat. De media hebben een topverhaal te pakken en laat niet meer los.
De frustratie is groot bij de regering en de CIA. Qua inlichtingen was Project Arizona een fiasco. Er is 500 miljoen dollar aan gespendeerd, en het leverde niets anders op dan twee verwoeste atoomtorpedo’s, een paar onbelangrijke documenten en wat basisinformatie over Russische duikboten.
En nu gaat de Amerikaanse pers ook nog eens met het project aan de haal. De pas benoemde president Gerald Ford spreekt met de CIA af de zaak in de doofpot te stoppen en weigert ieder commentaar.
Intussen gaat het verhaal de wereld over. De Russen hebben nu ook door wat er is gebeurd, en hoewel ze zich boos maken over de Amerikaanse actie, zijn ze tegelijk ook onder de indruk van het bergingswerk.
In 2007, als de Koude Oorlog allang is afgelopen, zegt admiraal Dygalo, voormalig commandant van de onderzeebootvloot in de Stille Oceaan:
‘Ze slaagden erin een schip te bouwen van 60.000 ton dat het gewicht van een onderzeeër aankon en vonden een manier om het wrak onder het schip te draaien en het uiteindelijk in een inwendig dok te hijsen.
Het kwam ons voor als iets uit een sciencefictionboek, wat technologie en kosten betreft vergelijkbaar met een missie naar de maan.
Daar komt nog bij dat het schip in twee jaar tijd werd gebouwd, zonder dat wij iets in de gaten hadden. De misleiding was uitstekend georganiseerd.’

In 1996 kende de Russische marine alle bemanningsleden van de K-129 een Orde van Verdienste 3e klasse toe.