Billedmontage: Getty images & Günter Wetzel

Huisvaders wilden DDR ontvluchten in luchtballon

Twee huisvaders besluiten de DDR te ontvluchten in een zelfgemaakte luchtballon. Daartoe moeten ze honderden meters stof kopen – zonder dat de politie onraad ruikt. En zelfs als ze met hun vrouwen en kinderen op weten te stijgen, is het gevaar nog lang niet geweken. Ze moeten langs de grenswachten, die orders hebben om op vluchtelingen te schieten.

Eén onderwerp komt steevast ter sprake als de twee vrienden Peter Strelzyk en Günter Wetzel bij elkaar zijn: vluchten.

Maar alleen als ze zeker weten dat ze niet bespied worden. Of ze nu op hun werk zijn, een koud Rosenbräu-biertje drinken in de kroeg of een uitstapje maken met hun gezinnen, ze hebben het altijd over manieren om weg te komen uit de Duitse Democratische Republiek.

In 1978 werkt Peter als zelfstandig elektricien. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen. Günter is eigenlijk tot metselaar opgeleid, maar hij werkt bij het bedrijf van Peter en heeft ook een vrouw en twee kinderen.

Beiden zijn tot op zekere hoogte wel tevreden met hun bestaan in Oost-Duitsland, maar ze koesteren een diepe haat jegens het communistische regime, dat in hun ogen de inwoners van het eigen land stelselmatig onderdrukt.

De vrienden hebben het gevoel dat ze aan de verkeerde kant van de grens tussen de twee Duitslanden zijn beland.

Hun tv-antenne staat op het westen gericht, en telkens als ze de televisie aanzetten, zien ze een wereld waar ze heel graag deel van zouden uitmaken.

Een wereld van kleuren en overvloed, waar de schappen van de winkels uitpuilen, waar vis en vlees geen luxeproducten zijn en waar je niet op een wachtlijst komt als je een paar sokken nodig hebt.

‘Naar de West-Duitse tv kijken is als een hongerige man uitnodigen voor een feestmaal en hem dan verbieden te eten,’ zegt Peter Strelzyk, die er net als zijn vriend Günter Wetzel van droomt om te kunnen gaan en staan waar hij wil.

Maar hoe de twee uit hun woonplaats Pößneck in de DDR zullen ontsnappen, staat nog te bezien.

Een vergezocht idee neemt vorm aan

De meest voor de hand liggende route, die over land, wordt bij voorbaat uitgesloten. De bijna 1400 kilometer lange grens met de BRD is een van de best bewaakte ter wereld.

Van noord tot zuid zijn er prikkeldraadversperringen, hoge hekken, mijnenvelden en bewakers die orders hebben om vluchtelingen dood te schieten.

Langs deze weg ontsnappen zou pure zelfmoord zijn. Peter en Günter overwegen om met een helikopter of een vliegtuigje te vluchten.

‘Maar hoe krijgen we in godsnaam een vliegtuig of een helikopter te pakken? Bovendien kunnen we geen van beiden een vliegtuig besturen,’ verzucht Peter Strelzyk als het onderwerp voor de zoveelste keer ter sprake komt.

Maar het idee van een vlucht door de lucht beklijft, en op 7 maart 1978, als ze met hun broodtrommels op schoot zitten te schaften, krijgen ze plotseling een ingeving.

‘Als we nu eens een luchtballon bouwen,’ zegt Günter. ‘Ja, waarom maken we niet gewoon een ballon?’ vraagt Peter bevestigend.

Geen van de twee heeft ook maar enig idee hoe een luchtballon werkt en hoe je er eentje zou moeten bouwen, maar dat kan ze niet deren. Peter en

Günter zijn allebei Willie Wortel-types, die dagelijks met techniek aan het knutselen zijn. Als ze elkaar die avond weer zien in de huiskamer van Günter, vliegen ze in gedachten al kilometershoog door de lucht.

Terwijl de Nordhäuser-borreltjes in rap tempo worden achterovergeslagen, leest Peter voor uit een encyclopedieartikel over de gebroeders Montgolfier, ballonpioniers die in 1783 de oude droom om te kunnen vliegen verwezenlijkten door een heteluchtballon op te laten stijgen.

‘Stel je eens voor, Günter ... Als ze het 200 jaar geleden konden, moeten wij het nu toch ook kunnen,’ fluistert Peter enthousiast terwijl hij zijn vriend het boek aanreikt zodat hij de illustratie van de baanbrekende ballonvaart kan zien.

Meteen maken de twee Oost-Duitsers de eerste schets van het vaartuig dat hen naar het westen moet brengen.

De honderden meters stof werden aan elkaar genaaid met een oude naaimachine met voetpedaal.

© Günter Wetzel

Vrouwen laten zich overhalen

‘Is het je in de bol geslagen?’ vraagt Doris Strelzyk als Peter haar diezelfde avond deelgenoot maakt van het plan.

‘Hoe hadden jullie in godsnaam gedacht in het geheim een enorme ballon te kunnen bouwen zonder dat iemand het in de gaten heeft?’ vervolgt ze.

Doris wijst het idee echter niet geheel af. Ook Petra, de vrouw van Günter, heeft haar bedenkingen, maar hoort haar man geduldig aan als hij uitlegt waarom hij weg wil.

‘Ik weet best dat het Westen niet het paradijs is. Maar we kunnen er in ieder geval alles doen waarvan we altijd hebben gedroomd. We kunnen naar Italië, Spanje, overal naartoe.

Maar het gaat vooral om onze kinderen en hun toekomst. Ik wil niets liever dan dat zij in een vrij land zullen opgroeien,’ zegt Günter, en hij verzekert zijn vrouw ervan dat een heteluchtballon helemaal niet gevaarlijk is, als je maar weet hoe je er een moet bouwen.

‘De grenswachten kunnen hem niet neerschieten, want daar vliegt hij veel te hoog voor,’ belooft hij.

‘En al schieten ze raak, dan is er nog niets aan de hand. Met een paar gaten in de stof stort hij niet neer. Hij vliegt gewoon door,’ legt hij uit, en om zijn vrouw gerust te stellen voegt hij eraan toe dat het maanden of misschien jaren zal duren voordat ze de ballon in elkaar geknutseld hebben.

‘Ik en de kinderen gaan mee als je echt denkt dat dit het beste is,’ zegt Petra uiteindelijk aarzelend.

Het werk begint in het diepste geheim

Nu hun echtgenotes akkoord zijn, gaan Peter en Günter door met de planning. Ze hebben geen ervaring met dit soort dingen, maar beseffen al snel dat een heteluchtballon best wel groot moet zijn als hij plaats moet bieden aan vier volwassenen en evenveel kinderen.

Een snelle berekening leert dat de ballon een inhoud van rond de 2800 kubieke meter moet hebben, en daar is een kleine 1000 vierkante meter stof voor nodig.

Het zal niet makkelijk worden om aan zo veel rollen stof te komen.

Bijna elke dag na hun werk rijden de twee vrienden rond in de 18 jaar oude oranje Moskvitsj van Peter om naar textiel te zoeken, maar ze keren steevast met lege handen terug uit naburige plaatsen als Rudolstadt, Saalfeld en Jena.

Pas wanneer ze naar de stad Gera gaan, zit het mee. In een warenhuis vinden ze talrijke rollen bruine stof van goede kwaliteit en precies één meter breed.

‘Is dit materiaal waterdicht?’ wil Peter weten.

‘Ja, maar ik raak het aan de straatstenen niet kwijt, en daarom is het in de aanbieding. Hoeveel meter willen jullie?’ vraagt de winkelbediende.

Peter kijkt nerveus om zich heen voordat hij antwoord durft te geven. ‘850 meter,’ zegt hij.

‘850 meter?!’ herhaalt de man verbluft. ‘Wat moeten jullie met zo veel stof?’

‘Het is voor onze kampeerclub, om tenten van te maken,’ antwoordt Peter rustig, en hij telt 2400 mark van zijn zuurverdiende spaargeld neer.

Pas als het donker is durven Günter en Peter de rollen stof uit de achterbak van de auto te halen en naar het huis van de Wetzels aan de Tuchmacherstraße 22 te brengen.

De slaapkamer verandert in een naaiatelier.

Van zijn schoonmoeder heeft Günter een naaimachine met voetpedaal geleend, en terwijl Peter de stof knipt, naait Günter tot zijn handen en enkels opgezwollen zijn.

Op sommige dagen en nachten werken de mannen 12 uur achtereen. Petra staat de hele tijd op wacht om ervoor te zorgen dat er geen ongenode gasten binnenkomen.

‘Het spijt me, maar we kunnen nu helaas geen bezoek ontvangen, want we zijn aan het verbouwen en het is een enorme zooi,’ zegt ze als een buurman aanbelt.

Na een paar weken leggen Peter en Günter de laatste hand aan de ballon zelf en kunnen ze beginnen aan de mand.

De acht passagiers moeten dicht op elkaar staan op een oppervlak van 140 bij 140 centimeter. In het midden moet er plaats zijn voor gasflessen en een brander die de lucht in de ballon verhit.

De brander maken de handige huisvaders van de buizen van een haard. Verduisteringsgordijnen zorgen ervoor dat de lasvlam niet vanaf de straat te zien is, en ze overstemmen het lawaai van de boormachine door de radio keihard aan te zetten.

Meer dan 950 mensen vonden de dood tijdens een vluchtpoging uit de DDR. Een van hen was Willi Block, die in 1966 werd neergemaaid.

© Getty Images

Ballon gaat in rook op

Op 28 april 1978 om 23.00 uur wordt de ballon voor het eerst met lucht gevuld. De twee vrienden hebben hem opgevouwen en in de auto gepropt, waarna ze naar een bos 10 kilometer ten zuiden van hun woonplaats zijn gereden.

Ze hebben een plek uitgezocht met hoge dennenbomen eromheen, goed afgeschermd voor nieuwsgierige blikken.

De enige levende wezens in de wijde omgeving zijn wilde konijnen, die zich snel terugtrekken in hun holen als de oude Moskvitsj komt aangetuft in het donker.

De mannen rollen de ballon uit op de grond. Günter houdt hem open, en Peter steekt de gasbrander aan.

Twee uur lang proberen de mannen er lucht in te krijgen, maar de ballon blijft zo plat als een pannenkoek.

Teleurgesteld druipen ze af, maar ze blijven hoopvol.

‘We moeten hem aan een boom hangen en van onderaf verhitten,’ zegt Günter, en ze voegen de daad bij het woord.

Ze zoeken een den uit die zo hoog is dat de ruim 20 meter lange ballon er uitgestrekt aan kan hangen.

Een paar dagen lang verkennen ze het gebied om er zeker van te zijn dat ze alleen zijn. De treinen die langs de open plek in het bos komen, rijden tot middernacht, en in de huizen die in de heuvelige omgeving staan, gaat rond 23.00 uur het licht uit.

Als de mannen de ballon eindelijk durven te testen, brengen ze een blazer mee om hem te vullen.

Ook die hebben ze zelf gemaakt. Het apparaat bestaat uit een propeller die aangedreven wordt door de motor van de oude MZ-motorfiets van Günter – een motor van 14 pk, aangesloten op de knalpot van een oude Wartburg.

Op een donkere voorjaarsnacht gaan de twee weer naar het bos, en deze keer zijn Petra en Doris erbij.

Zij moeten de ballon aan de onderkant open houden, terwijl Günter en Peter de luchtstroom van de blazer naar de gasbrander leiden om hem op te warmen.

Nu weten ze wat lucht in de ballon te krijgen, die wild klappert in de nacht. Maar zodra ze de blazer en gasbrander uitzetten, loopt hij helemaal leeg en hangt de ballon slap aan de boom.

Dan snappen de mannen wat het probleem is: de stof is eenvoudigweg niet dicht genoeg om de lucht te kunnen vasthouden.

Dat inzicht slaat bij de mannen in als een bom. Gelukkig heeft Petra een fles zelfgemaakte aalbessenwijn meegenomen waar ze zich mee kunnen troosten terwijl ze de ballon opvouwen.

Thuisgekomen wissen de mannen alle sporen van de grote mislukking uit: ze knippen de ballon in stukjes, die ze bij Peter thuis in de kelder verbranden.

Al terwijl de mannen staan te kijken hoe 2400 mark aan stof in rook opgaat, maken ze volop nieuwe plannen, want het vooruitzicht om de rest van hun leven in de DDR door te brengen, valt hun steeds zwaarder.

Ze willen een nieuwe en betere ballon bouwen, en als ze hun laatste centen bij elkaar schrapen, moeten ze net genoeg stof kunnen kopen.

Zoektocht naar stof begint opnieuw

In mei 1978 bevinden Peter en Günter zich opnieuw op de stofafdeling van een warenhuis. Ze hebben 150 kilometer gereden naar Leipzig, de tweede stad van de DDR, om taf te kopen, een lichte en gladde textielsoort.

Ze leggen uit dat ze van de zeilclub van Gera zijn en 850 meter taf nodig hebben voor nieuwe zeilen.

‘Zo veel hebben we nu niet, maar we kunnen het morgen in huis hebben,’ zegt de winkel- bediende nadat ze haar baas heeft geraadpleegd.

De twee hebben een angstig voorgevoel dat ze doorzien zijn en dat de politie hen de volgende dag in de winkel zal opwachten.

De vrienden beseffen echter dat ze geen keus hebben, en als ze een dag later weer in het warenhuis zijn na een lange rit naar Leipzig, worden ze niet door agenten onthaald.

Er ligt voor 4800 mark aan stof voor hen klaar, en op de terugweg kopen de mannen bovendien een oude, maar goed werkende motor. Die willen ze aan de naaimachine koppelen, zodat ze geen zere voeten meer krijgen van het pedaal.

Deze keer wordt het naaiatelier ingericht in het huis van Peter, en als dekmantel zetten de mannen buiten en binnen verfemmers en ladders neer.

De ballonbouwers zijn inmiddels geoefende naaiers. De naaimachine zoemt vrolijk terwijl de nieuwe ballon langzaam vorm krijgt.

Het werktempo ligt hoog, mede dankzij de hulp van Frank, de 14-jarige zoon van Peter en Doris. Het echtpaar had geprobeerd om hem erbuiten te laten, maar de jongen liet zich niet om de tuin leiden.

Het was hem opgevallen dat zijn vader voortdurend achter gesloten deuren zat te werken, en schoorvoetend hebben zijn ouders hem ingewijd in de plannen, al zijn ze bang dat hij op school zijn mond voorbij zal praten.

De laatste poging van de gezinnen Strelzyk en Wetzel moest slagen, want er was een klopjacht op hen gaande.

Aantal passagiers halveert

Petra zich terug uit het project. Ze geloven niet meer dat het mogelijk is om een luchtballon voor acht personen te maken.

Petra heeft nachtmerries dat de ballon neerstort en iedereen omkomt. Beschroomd deelt het echtpaar het besluit mee aan Peter en Doris.

Die tonen zich begripvol, en ze worden het erover eens om hun vriendschap even in de ijskast te zetten en alle contact te verbreken, zodat de Strelzyks de anderen niet meesleuren als ze ontdekt worden.

‘Veel geluk met de ballon,’ zegt Günter als Peter hem de hand drukt. ‘Veel geluk,’ mompelt hij nogmaals als hij aarzelend vertrekt uit het huis van Peter.

Het gezin Strelzyk leidt nu een dubbelleven. Aan de buitenkant is alles normaal: Peter blijft gewoon werken als elektricien en Doris houdt haar baan bij een bank.

Frank en zijn broertje Andreas van 11 doen het goed op school. Maar het grootste deel van de dag bouwen Peter en Frank achter gesloten gordijnen een ballon, een mand en een gasbrander. Deze keer moet alles kloppen.

Begin juli 1979 is de ballon klaar om zijn eerste testvlucht te maken. Midden in een verlaten bos, in de buurt van het dorp Unterlemnitz, parkeert Peter rond middernacht zijn auto.

Terwijl Andreas diep slaapt op de achterbank, maken de anderen de ballon klaar. Maar dan start Peter de MZ-motor die de blazer moet aandrijven.

In de stilte van de nacht maakt de motor een hels kabaal, en ze kijken angstig om zich heen. Ze verwachten dat er elk moment agenten met geweren uit de bosjes kunnen komen stormen.

Er gebeurt echter niets – blijkbaar heeft niemand het oorverdovende lawaai gehoord. Terwijl ze tot bedaren komen, vult de ballon zich langzaam met lucht en komt het gevaarte omhoog. Als een enorme lamp verlicht de ballon de hemel. Alleen de vier touwen waarmee hij vastzit houden hem aan de grond.

De luchtballon stijgt op

‘Kom, nu, laten we gaan,’ roept Peter. Doris maakt Andreas wakker, en de slaapdronken jongen is de eerste die in de mand klimt.

Een paar tellen later zitten alle vier de gezinsleden rond de gasflessen, en terwijl de brander sist als een slang, snijden Frank en Peter de touwen door.

Het is 1.30 uur op woensdag 4 juli 1979, en terwijl de ballon rustig opstijgt, kruipen de vier vluchtelingen dicht op elkaar in de mand – vol spanning en vol vertrouwen.

Onder zich zien de vier Oost-Duitsers de straatverlichting in dorpen, en af en toe de koplampen van een auto.

Doris ziet dat Andreas klappertandt van de kou – of misschien van angst.

Terwijl ze haar zoon stevig vasthoudt en hem gerust probeert te stellen, houdt Peter zijn blik op de brander, om er zeker van te zijn dat de vlam precies in het midden van de opening in de ballon blijft.

Hij is vooral bang dat de stof vlam zal vatten. In gedachten heeft hij al vaak voor zich gezien hoe de mand met iedereen aan boord dan als een baksteen omlaag zal storten.

Hij kijkt snel op zijn horloge. Ze zijn al 10 minuten in de lucht. 15 minuten, 20 minuten, 25 minuten.

Dan slaat de rampspoed toe: op 2 kilometer hoogte komt de ballon in een dicht wolkendek terecht, en van het ene moment op het andere is hij doorweekt en loodzwaar.

Het vaartuig wordt een speelbal van de luchtstromen en begint rond te rollen.

Onmiddellijk draait Peter de gaskraan dicht om hoogte te verliezen.

De manoeuvre slaagt en iedereen haalt opgelucht adem – tot ze zien dat de luchtballon blijft dalen.

‘Papa, ik zie bomen!’ roept Frank.

Dan horen ze het geluid van scheurende stof in de boomtakken, en een paar tellen later komt de mand op de grond terecht.

Ze zijn gelukkig in de dennenbomen terechtgekomen, die de val opvangen.

Verdwaasd krabbelen de ballonvaarders op en kijken ze om zich heen in de hoop een aanwijzing te zien dat ze in West-Duitsland zijn.

Maar het is aardedonker, en uit vrees om ontdekt te worden durft Peter zijn zaklantaarn niet aan te doen.

‘Hoe lang waren we in de lucht?’ vraagt hij.

‘Precies 34 minuten,’ antwoordt Andreas na een snelle blik op zijn verlichte horloge.

‘Dan is er een goede kans dat we het gehaald hebben. Blijf hier, dan ga ik eropuit om te kijken waar we zijn,’ zegt Peter, en hij verdwijnt in het bos.

Na de geslaagde vlucht poseerden de twee gezinnen graag voor de camera’s in de krappe mand van de luchtballon.

© Ullstein/Polfoto

Aan de verkeerde kant van de grens

Als hij na een paar lange minuten terugkeert, kijkt hij somber.

Hij heeft een lege broodzak gevonden, die al zijn hoop de grond in heeft geboord. Het brood was van de volksbakkerij in Wernigerode, DDR.

Het gezin is op slechts 200 meter van de ‘zone des doods’ geland – de zwaarbewaakte grens tussen oost en west met zijn hoge hekken, prikkeldraadversperringen en mijnen.

Van de West-Duitse tv weten ze dat de grens is uitgerust met de zelfschietende installatie SM-70, die metaalsplinters afvuurt als iemand het hek aanraakt.

Ook een stuk achter deze zone is het nog niet veilig. Een vijf kilometer brede strook achter de grens is aangewezen als ‘veiligheidszone’, waar burgers zonder toestemming niet mogen komen.

Er zijn struikeldraden die in verbinding staan met een alarm in de wachttorens.

Op elk moment verwacht Peter een helikopter of mannen met geweren. Maar het blijft stil. Wonder boven wonder hebben de bewakers in de dichtstbijzijnde toren niets in de gaten.

Voorzichtig begint het gezin aan de terugtocht.

De kapotte luchtballon moeten ze achterlaten. Terwijl het hart hem in de keel klopt leidt Peter zijn vrouw en kinderen in de richting waar ze vandaan kwamen, dwars door het struikgewas, over beekjes en door moerassen.

‘Kijk uit! Een struikeldaad!’ waarschuwt hij keer op keer. Hij probeert kalmte uit te stralen, maar dat lukt maar half.

Eindelijk, om zes uur ’s morgens, komt het gezin bij een rood-geel waarschuwingsbord met het opschrift Grenze.

Ze zijn uit de gevaarlijke veiligheidszone. Drie uur later komen ze bij de open plek waar ze die nacht waren opgestegen.

De auto staat waar ze hem hebben achtergelaten, en een van de deuren staat nog open, alsof Doris Andreas net van de achterbank heeft getild.

‘Wat boffen we toch ontzettend,’ verzucht Peter. Hij is er echter nog niet van overtuigd dat de vluchtpoging onopgemerkt is gebleven – misschien wacht de politie ze thuis op.

Pas als de Moskvitsj de straat in Pößneck in draait waar het gezin woont, kan Peter opgelucht ademhalen.

Het huis is niet doorzocht, en de uitgeputte ouders beseffen dat ze zich gauw ziek moeten melden op hun werk en op school, anders zullen mensen zich gaan afvragen waarom ze niet zijn komen opdagen.

Klopjacht op vluchtelingen geopend

‘De Volkspolitie vraagt uw hulp,’ kopt de lokale partijkrant Volkswacht 10 dagen later. ‘Deze voorwerpen zijn op de plaats van een ernstig misdrijf achtergelaten,’ staat er in het artikel.

Op een foto staan onder meer een barometer, een zakmes en een horloge van het merk Ruhla. ‘Wie heeft

informatie over de eigenaar van deze voorwerpen?’ vraagt de krant, die lezers verzoekt zich tot de politie van Gera te wenden.

Peter schrikt zich een ongeluk.

‘Ze zijn naar ons op zoek,’ stelt hij vast. Er staat niets over de aard van het misdrijf of over de vondst van een neergestorte luchtballon, maar Peter herkent de objecten meteen. Ze zijn van hem en Günter.

Hij en Doris hadden al langer het idee dat ze in de gaten gehouden werden, en nu wordt het ze echt te heet onder de voeten.

Peter haast zich naar zijn oude vriend Günter Wetzel, die na een snelle blik op het artikel in de krant een stevige borrel inschenkt voor hemzelf en Peter.

‘Het is alleen nog de vraag wie eerder is, wij of zij,’ stelt Günter nuchter vast. ‘Er is nu geen weg meer terug. We moeten vertrekken. Zo snel mogelijk.’

Drie keer is scheepsrecht

Op 16 september 1979 om 2.24 uur ’s nachts stijgen vier volwassenen en vier kinderen op in een 28 meter hoge luchtballon.

Die bestaat uit 1250 vierkante meter stof, in kleine hoeveelheden in verschillende winkels gekocht.

Het vertrekpunt is een bos bij Oberlemnitz – dezelfde plek als waar de Strelzyks slechts twee maanden eerder hun mislukte vluchtpoging begonnen.

Deze keer ziet het er beter uit: de lucht is helder, de wind komt uit het noorden en waait naar Beieren in het zuiden van de BRD. En de nieuwe ballon is groter en steviger dan zijn voorgangers.

‘Mama, brengt de ballon ons naar de hemel?’ vraagt het vijfjarige zoontje van Günter en Petra Wetzel een paar minuten nadat de mand is losgekomen van de grond.

Antwoord krijgt hij niet, want op dat moment komt de ergste nachtmerrie van de volwassenen uit: de vlam van de gasbrander raakt de stof, die in brand vliegt.

Geschrokken grijpt Peter de schuimblusser en richt die op het vuur. Een ramp is op het nippertje afgewend.

Er zit maar een klein gaatje in de stof, en de ballon blijft klimmen met zijn acht zwijgende passagiers aan boord.

Als hij na een kwartier bijna op 2000 meter hoogte is, doorbreekt Günter plotseling de stilte: ‘Kijk, daaronder! Er zijn lichten onder ons. Ze zijn ons aan het zoeken!’

Verblindende lichtbundels van de wachttorens scheren over de hemel, maar de ballon is te hoog en blijft buiten bereik van de zoeklichten.

Kalm laat het vaartuig zich door de wind meevoeren – tot de vlam van de gasbrander kleiner wordt en uiteindelijk uitdooft.

Peter en Günter doen hun best om hem weer aan te krijgen, maar dat mag niet baten. Ze verliezen snel hoogte.

De mand zwaait vervaarlijk heen en weer onder de luchtballon, en plotseling zwiepen er takken in het gezicht van de passagiers, die zich uit alle macht vastklampen aan de rand van de mand en de waslijn die als reling dienstdoet.

Met een harde klap komt de mand op de grond terecht, en hij kiept bijna om.

De vaart heeft precies 28 minuten geduurd, maar hoe ver de twee gezinnen zijn gekomen, weten ze niet.

‘Zijn we in het Westen?’ vraagt Doris hoopvol, maar er is niemand die de vraag kan beantwoorden.

Terwijl de moeders bij de kinderen blijven, gaan Peter en Günter voorzichtig op onderzoek uit.

Niet ver van de landingsplek staat een boerderij, en als de mannen de schuurdeur op een kier schuiven, zien ze een gloednieuwe tractor staan van een merk waar ze nog nooit van gehoord hebben.

Dan horen ze een auto dichterbij komen over het landweggetje. Of het een Oost-Duitse Trabant is, kunnen ze niet goed vaststellen. De auto remt en er stappen twee geüniformeerde politieagenten uit.

‘Zijn we in het Westen?’ vraagt Peter snel.

‘Natuurlijk. Waar zouden jullie anders zijn?’ antwoordt een van de agenten verbaasd. De acht vluchtelingen vallen elkaar in de armen. Ze zijn in veiligheid.