De twee eerste camerawagens komen al ’s ochtends in alle vroegte aanrijden op 11 februari 1986. De journalisten parkeren aan de West-Duitse kant van de Glienicker Brücke en groeten vriendelijk de zwaarbewapende wachten.
De uren daarna stromen honderden fotografen, mediamensen en nieuwsgierigen toe en om tien uur is alles klaar voor een spectaculaire spionnenruil.
Politieagenten schuiven het hek dat de brug afsluit opzij en een politieauto, een goudkleurige Mercedes en drie bestelbusjes rijden de brug op.
Enkele hoge West-Duitse en Amerikaanse officieren stappen uit en soldaten halen de Tsjech Karl Koecher en vier Oost-Duitse agenten uit een bestelbusje.
Karl Koecher deed jarenlang alsof hij een overloper uit het Oostblok was en als vertaler voor de CIA werkte, maar in werkelijkheid was hij agent van de KGB, de Russische inlichtingendienst.
In Potsdam, aan de overkant van de rivier de Havel, stoppen twee minuten later drie zwarte Lada’s. Er stappen 12 mannen uit.
Karl Koecher loopt samen met vier Oost-Duitse agenten de Glienicker Brücke op, terwijl er vier mannen van de andere kant komen. Drie van hen lopen recht vooruit, de blik strak op hun schoenen gericht.
Maar de vierde zigzagt demonstratief van de ene brugleuning naar de
andere. Voor pers en publiek is er geen twijfel mogelijk: dit is de Sovjet-burgerrechtenstrijder Natan Sharanski. Het Westen probeert hem al jaren vrij te krijgen.
Als Sharanski West-Berlijn nadert, bestoken de journalisten hem met de vraag wat de reden was dat hij de brug zo overstak.
Sharanski antwoordt hen dat dit een laatste opstandige daad was: de Oost-Duitse soldaten hadden hem gezegd om ‘recht’ op zijn vrijheid af te gaan.
Na de ruil vestigt Natan Sharanski zich in Israël, waar hij later minister zal worden. Koecher wordt in Tsjecho-Slowakije geëerd en krijgt een villa en een Volvo.