Loop-Film-Production

Drie vindingrijke broers ontsnapten over de Berlijnse Muur

Het communistische DDR-regime bouwt de Berlijnse Muur om de massale vlucht van oost naar west te stoppen. Slechts weinig mensen durven de 43 kilometer lange muur te trotseren. In een tijdsspanne van 14 jaar slagen drie creatieve broers er echter in de grens over te steken: te land, te water en in de lucht.

Als de lijnen op het gras van het voetbalveld net te zien zijn in het eerste straaltje zonlicht, doorbreekt het ploffende geluid van tweetaktmotoren de ochtendrust in het sportcomplex Britzer Mühle in een slaperig West-Berlijns voorstadje.

Meteen daarna draaien de houten propellers van de twee ultralichte vliegtuigjes, die de broers Holger en Ingo Bethke midden in de nacht in onderdelen hiernaartoe hebben gebracht en ter plekke in elkaar hebben gezet.

Op 26 mei 1989 om 4.22 uur, na een kort, hobbelig ritje van 50 meter over het grasveld, krijgt Ingo zijn tweezits Ikarus Fox II/C22 in de lucht. Zijn broertje Holger volgt even later. De stoel naast Ingo is leeg. Die is gereserveerd voor broer Egbert. Ingo en Holger willen over de Berlijnse Muur vliegen om hem op te halen.

Grijze woonblokken tekenen zich af tegen de grijze ochtendhemel, en een eindje verderop zien de vliegende broers een verlichte slang die zich als een litteken een weg zigzagt door de stad.

De ‘zone des doods’ noemen de Berlijners het, vanwege de vele DDR-burgers die er doodgeschoten zijn in hun pogingen het fel verlichte niemandsland tussen Oost- en West-Berlijn over te steken op weg naar de vrijheid.

Ingo en Holger zetten koers naar de onheilspellende lichtstrook. Ze zijn beiden eerder zelf uit de DDR gevlucht: Ingo op een luchtbed en Holger met pijl-en-boog en een kabelbaan.

Nu steken ze de grens opnieuw over en riskeren daarmee ten minste 15 jaar in een van de beruchte gevangenissen van Oost-Duitsland.

De gebroeders Bethke vluchtten uit Oost-Berlijn in twee aangepaste Ikarus Fox II/C 22-vliegtuigjes.

© Jack Wolbrink, Emmen

Luchtbed over de Elbe

Precies 14 jaar geleden vluchtte Ingo Bethke zelf uit de DDR. Als zoon van loyale partijleden werd hij in 1973 opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen als bewaker van de West-Duitse grens bij de rivier de Elbe.

Hoewel zijn ouders trouwe partijsoldaten waren, haatte Ingo het communistische bewind, en hij wilde naar het Westen vluchten.

Tijdens zijn tweejarige diensttijd bestudeerde hij de grens en de veiligheidsprocedures tot in het kleinste detail. Deze kennis kon hij later gebruiken om zijn droom te realiseren.

Op de avond van 22 mei 1975, een half jaar na zijn diensttijd, is de 21-jarige Ingo klaar voor zijn vluchtpoging over de Elbe.

Samen met zijn vriend Wolfgang sluipt hij midden in de nacht door het vijf kilometer brede Sperrgebiet langs de rivier, waar burgers niet zonder speciale toestemming mogen komen.

Hij is uitgerust met twee tangen, twee luchtbedden en een soort houten ‘stamper’, die hij zelf heeft gemaakt van een stok met een blokje aan het uiteinde.

Ingo en Wolfgang slagen erin het grenshek te bereiken. Ze maken een gat van 30 bij 30 centimeter en kruipen erdoorheen. Ingo’s hart gaat tekeer, maar ze lijken niet ontdekt te zijn.

Het is nog maar 500 meter naar de Elbe, maar ze moeten nog wel door een mijnenveld van een paar meter breed. Voorzichtig klopt Ingo met zijn stamper op de grond, ongeveer een meter voor zich. Als er een mijn ligt, zal deze ontploffen.

Een exploderende mijn kan hem gemakkelijk een been kosten, maar door de stamper op voldoende afstand te houden hoopt hij niet gewond te raken.

Gelukkig raakt zijn stamper geen mijnen. Telkens controleert hij een stukje grond ter grootte van een voetafdruk en zet hij voorzichtig het volgende stapje. Wolfgang loopt precies in de voetsporen van Ingo.

De twee jonge mannen bereiken ongezien de oever en beginnen hun luchtbedden op te blazen. Op de rivier patrouilleren Oost-Duitse grenswachten met snelle boten.

Er is echter geen boot te zien, dus Ingo en Wolfgang lopen het koude water in, gaan op de luchtbedden liggen en peddelen als bezetenen naar de vrijheid.

De overtocht lijkt een eeuwigheid te duren, hoewel de rivier op die plaats maar 200 meter breed is. Ingo is als de dood om ontdekt te worden, maar na een half uur krijgen ze eindelijk de andere oever in zicht.

Drijfnat maar zielsgelukkig klauteren ze aan land. Ingo Bethke is een vrij man.

Broertje bevrijd met pijl-en-boog

In de jaren na de vlucht van Ingo groeit bij zijn jongere broer Holger het verlangen om ook te ontsnappen.

Hij probeert een vluchtplan te bedenken, maar dat valt niet mee: in de jaren 1970 en 1980 wordt de grensbewaking van de DDR voortdurend aangescherpt, met waakhonden, wachttorens en schrikdraad.

In november 1982 lacht het geluk de dan 24-jarige Holger Bethke eindelijk toe.

Een van zijn goede vrienden, Michael Becker, komt met een vluchtplan dat volgens hem ‘80% kans van slagen’ heeft. Holger bedenkt zich geen moment: ‘Ik doe mee! Wanneer gaan we?’

Enige tijd later ontvangt Ingo in West-Duitsland een gesmokkelde brief, waarin zijn broer Holger zijn gewaagde plan in detail beschrijft.

In de Berlijnse Bouchéstrasse, waar de Muur dicht tussen twee woonblokken door loopt, willen Holger en Michael met een pijl-en-boog een dunne draad van oost naar west schieten. Ingo moet de draad aan de westkant vastgrijpen en vervolgens een staaldraad over de Muur trekken.

Hij moet dan de draad aan zijn auto vastmaken en straktrekken, zodat de twee mannen met elk een zelfgemaakt kabelwiel met een handgreep de gevreesde zone des doods op 20 meter hoogte over kunnen steken.

Terwijl Holger en Michael in parken oefenen met boogschieten, lukt het Ingo om een walkietalkie Oost-Berlijn binnen te smokkelen. Zo kunnen ze communiceren tijdens de vluchtpoging. Op 30 maart 1983 zijn ze er klaar voor.

Vanwege de massale vlucht uit het ‘arbeidersparadijs’ begon de communistische DDR met de bouw van de gehate Berlijnse Muur.

De eerste Muur uit 1961 was primitief en bestond uit cementblokken met prikkeldraad erop.

All Over Press

Aan een kabel over de Muur

Om twee uur ’s middags dragen Holger Bethke en Michael Becker, vermomd als elektriciens, hun gecamoufleerde vluchtuitrusting vijf etages omhoog, naar de zolder van een zorgvuldig uitgekozen appartementsgebouw aan de Bouchéstrasse.

Ze hebben aan alle details gedacht: om geen lawaai te maken tijdens de nachtelijke actie hebben ze isolerende dekens meegenomen voor op de vloer, en wol onder hun schoenzolen geplakt.

Dat was verstandig, want zonder dat ze het weten zijn ze in een gevaarlijk wespennest
beland: het DDR-regime heeft ervoor gezorgd dat alle bewoners van gebouwen in de buurt van de Muur trouwe partijleden zijn, die niet zullen aarzelen de grenswachten te alarmeren bij onraad.

Om drie uur ’s nachts, na bijna 13 uur wachten op de zolder, schakelt Holger zijn walkietalkie in. Ingo’s stem kraakt: ‘Ik ben op mijn post. Zijn jullie er klaar voor?’

Michael Becker opent voorzichtig een dakraampje en steekt zijn hoofd naar buiten. Er zijn geen grenswachten te zien, afgezien van één bewaker in een wachttoren, maar die lijkt wel in slaap gevallen. Holger spant zijn boog en schiet een pijl af uit het raam.

De pijl vliegt weg met de draad, maar belandt in een boom. Op van de zenuwen houden de twee mannen hun adem in, bang dat iemand ze gehoord heeft. De wacht in de toren verroert zich niet. Nieuwe pijl, nieuwe draad. Nu raakt Holger het dak van het gebouw aan de overkant waar de pijl overheen had moeten vliegen.

Nog maar twee pijlen over. Holger spant de boog weer. Deze pijl komt wel op de juiste plaats terecht, maar Ingo kan hem niet vinden.

Gespannen wachten Holger en Michael bij de walkietalkie. Pas een uur later spreekt Ingo eindelijk het verlossende woord. Langzaam trekken de mannen eerst een dikkere lijn en vervolgens een staaldraad over de Muur.

De twee Oost-Duitsers binden de draad vast aan de stevige schoorsteen in het gebouw, en geven aan Ingo door dat hij hem strak kan trekken. Cement en stukjes steen vliegen de mannen om de oren als Ingo’s BMW de draad spant. Het lawaai lijkt oorverdovend, maar niemand heeft iets gehoord.

Holger is de eerste die uit het raam klimt. Hij heeft geen idee of de draad schuin genoeg hangt om hem naar de andere kant te brengen.

Hij zou zomaar boven de gevaarlijke zone des doods kunnen blijven hangen. Met zijn blik op West-Berlijn maakt hij zijn wiel vast aan de draad en zet af. De eerste meters glijdt hij soepel de vrijheid tegemoet, maar dan, een paar meter vóór het dak aan de andere kant, komt hij tot stilstand.

Resoluut slingert hij zijn benen op de draad en kruipt het laatste stukje, in de hoop dat de grenswachten hem niet kunnen zien in het felle schijnsel van de straatlantaarns onder hem. Even later zet hij voet op het West-Berlijnse dak.

Niemand reageert. Enkele seconden later bereikt ook Michael Becker de overkant, en de twee mannen juichen: ‘We hebben het gered!’

Om half vijf ’s morgens op 31 maart 1983 wordt Holger Bethke na acht jaar herenigd met zijn grote broer. Maar één persoon ontbreekt er nog: Egbert, de derde broer.

Helikopter van Playboy geeft inspiratie

Het idee om de middelste broer via de lucht te redden ontstaat als Ingo en Holger in 1984 een artikel over een minihelikopter in de Playboy lezen.

Een West-Duitse vriend, Peter Jende, wordt meteen naar Oost-Berlijn gestuurd om Egbert te zoeken en over het plan te vertellen.­

Ingo en Holger kunnen als overlopers niet de DDR in, maar West-Berlijners kunnen redelijk eenvoudig de grens oversteken. Peter Jende vindt Egbert al snel. ‘Wil je dat je broers je naar het Westen vliegen?’ vraagt hij aan Egbert als ze elkaar in Oost-Berlijn treffen.

‘Ja!’ roept Egbert spontaan uit, maar voegt er dan aarzelend aan toe: ‘Maar mijn broers kunnen helemaal niet vliegen ...’

En dat zijn ze nu juist aan het leren. De helikopter uit de Playboy blijkt niet erg geschikt te zijn als prototype, maar in 1987 valt na lang twijfelen hun keuze op twee lichtgewicht vliegtuigjes van het type Ikarus Fox.

De vliegtuigjes zijn gemaakt door de West-Duitse fabriek Comco Ikarus Gmbh, die vooral kleine vliegtuigjes produceert die de klanten thuis in elkaar kunnen zetten. Ingo volgt een spoedcursus vliegen, en de rest van de training vindt in het diepste geheim op een privéterrein in België plaats.

Holger krijgt het vliegen uiteindelijk ook onder de knie. De twee broers kiezen het Treptower Park uit om Egbert op te pikken, vlak bij het grootste monument in Oost-Berlijn voor gevallen soldaten van de Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog.

Om na de landing zo snel mogelijk weer op te kunnen stijgen wordt Ingo’s toestel uitgerust met een extra krachtige motor, die de benodigde startbaanlengte met 30 meter verkort. Om de plaatselijke omstandigheden goed te kunnen onderzoeken, zien ze geen andere oplossing dan Holger naar Oost-Berlijn te sturen.

Ze kennen iemand uit Hamburg die erg op Holger lijkt. Hij ‘verliest’ zijn paspoort, en levert een foto van Holger in voor zijn nieuwe paspoort. Het plan slaagt: met zijn valse paspoort kan Holger ongehinderd de trein naar Oost-Berlijn nemen, waar hij met Egbert alle molshopen en andere mogelijke gevaren in het Treptower Park bestudeert. Hij verlaat Oost-Berlijn ook weer zonder verdere problemen.

Vóór hun vlucht schilderen Ingo en Holger hun vliegtuigjes in militaire kleuren en plakken ze de rode Russische ster op de staart en onderkant, zodat ze op militaire vliegtuigen van de Sovjet-Unie lijken.

Holger weet uit ervaring dat de rode sterren hun leven kunnen redden. Als een grenswacht het vliegtuigje ziet, zal hij niet schieten, maar een lange reeks telefoongesprekken gaan voeren en uiteindelijk bij het commandocentrum van het Rode Leger uitkomen.

Dit kost tijd, en de broers hopen maar een paar minuten nodig te hebben om Egbert op te halen.

Met pijl, boog en visdraad ontsnapten Michael Becker (links) en Holger Bethke (rechts) in 1983 uit Oost-Duitsland.

Ullstein Bild

Ödel-Dödel, hoor je me?

Op 26 mei om 4.25 uur naderen Ingo en Holger Bethke de Berlijnse Muur snel met hun kleine, lichtgewicht vliegtuigjes.

‘Ödel-Dödel?’ roept Ingo in zijn walkietalkie. Dit is de oude bijnaam van zijn broertje.

‘Ödel-Dödel, hoor je me?’

Egbert Bethke zit verscholen in de bosjes in het Treptower Park, als hij de stem van zijn broer Ingo door zijn walkietalkie hoort.

‘Ja!’ antwoordt hij zachtjes, doodsbang dat hij ontdekt wordt door een agent of iemand die toevallig zijn hond uitlaat. ‘Ik ben hier!’

‘Oké’, klinkt het, ‘we zijn onderweg!’

Ingo slaakt een zucht van verlichting als hij de stem van Egbert hoort. De actie verloopt – voorlopig – volgens plan.

Maar als Ingo boven het Treptower Park vliegt, ziet hij aan één kant van de ‘landingsbaan’ iets wat hij niet had verwacht: een rondreizend circus met witte woonwagens rond een grote circustent. Ingo neemt razendsnel een besluit: hij zet de landing in, en hoopt maar dat de circusartiesten niet wakker worden voordat hij weer – met zijn jongere broer Egbert aan boord – opgestegen is.

Terwijl Ingo daalt, cirkelt Holger boven het park. Als Ingo een hobbel raakt en het landingsgestel kapotgaat, wat niet ondenkbaar is met al die molshopen op het veld, moet Holger landen en zijn broers ophalen.

Hij heeft geen flauw benul of het kleine vliegtuigje überhaupt wel sterk genoeg is om drie passagiers te dragen.

Ingo zweeft een stukje boven het gras, voor hij het vliegtuigje voorzichtig aan de grond zet. Het landingsgestel blijft heel. Bij het Sovjet-monument stopt hij het toestel en keert het met draaiende propeller, klaar om weer op te stijgen.

Bij de aanblik van het vliegtuigje stormt Egbert uit de bosjes en rent op zijn broer af. Dit is de eerste keer in 14 jaar dat ze elkaar zien. ‘Pas maar op dat je niet tegen de propeller aanloopt!’ roept Ingo.

Egbert springt in de passagiersstoel.

‘Start, Ingo, start!’ roept hij.

‘Rustig!’ roept Ingo en geeft Egbert een klopje op zijn helm als begroeting.

Hij gebaart tegen Egbert dat hij zijn riem vast moet maken. Maar zijn broer is te opgewonden om helder te denken en zijn gordel om te doen.

‘Schiet nou maar op!’ roept hij.

Terwijl Ingo gas geeft en over het hobbelige veldje wegrijdt, houdt Egbert zich aan de stuurknuppel vast om niet om te vallen. Als het vliegtuigje klaar is om op te stijgen, moet Ingo de stuurknuppel uit de handen van zijn broer wrikken. Resoluut rukt hij de stuurknuppel naar achteren en de wielen komen los.

Zone des doods beschermt broers

Het kleine toestel is nu zo’n 80 kilo zwaarder, en de bomen aan de rand van het park komen steeds dichterbij, terwijl Ingo probeert genoeg lucht onder de vleugels te houden. Het lukt hem uiteindelijk het minivliegtuigje tien meter boven de boomtoppen te houden.

Het is precies 4.30 uur. Ingo zet koers naar de Berlijnse Muur. Bij het centrum volgen Ingo en Holger nauwkeurig de zigzaglijn van de Muur.

Hier, boven de best bewaakte grens ter wereld, voelen de vliegende broers zich gek genoeg het veiligst: de Oost-Duitse grenswachten durven pas te schieten als ze er helemaal zeker van zijn dat de vliegtuigjes niet van het Rode Leger zijn, en eventuele helikopters of vliegtuigen van de westelijke militaire bases durven niet te dicht bij de Muur te komen uit angst voor het Russische afweergeschut.

Terwijl het vliegtuigje door de ochtendschemering zweeft, wordt Egbert door emoties overmand.

Het dringt nu pas tot hem door dat hij zijn vrienden en familieleden in Oost-Duitsland nooit meer zal zien, maar is tegelijk heel blij dat hij eindelijk op weg is naar de vrijheid.

Na een paar minuten vliegen zien ze de zwaar beveiligde Brandenburger Tor. Ingo en Holger buigen af naar het westen en zetten de landing in.

Om 4.38 uur raken de wielen van het landingsgestel het West-Berlijnse gras op het grote veld achter het Rijksdaggebouw, en nu voelt Egbert zich pas echt gelukkig. Hij kan zijn blijdschap niet langer onderdrukken en barst uit:

‘Ik kan het niet geloven!’ Lachend en schreeuwend springt hij uit het vliegtuig, kust de grond en begint te huilen van vreugde.

Als een groep verbaasde agenten later die ochtend de twee vliegtuigjes verlaten op het grasveld aantreft, zijn de gebroeders Bethke al lang weg. Ze zijn meteen een kroeg ingedoken – als vrije burgers van West-Duitsland.