Oorlogsschepen forceerden toegang tot Japan
Het shogunaat probeerde uit alle macht om de grenzen van Japan gesloten te houden. De samoerai hadden opdracht gekregen om alle buitenlandse schepen te verjagen. De shogun was ervan overtuigd dat de samoerai de westelijke ‘barbaren’ zouden verslaan met hun katana’s en de traditionele Japanse vechtersmentaliteit. Maar toen hij het nieuws uit China hoorde, moest hij daarop terugkomen.
China was altijd al het grote voorbeeld van Japan geweest. De grote broer op het vasteland werd als een onoverwinnelijke reus gezien. En dus was heel Japan in shock toen het hoorde dat Groot-Brittannië China had verslagen tijdens de Eerste Opiumoorlog. Als het Westen China kon verslaan, dan had Japan geen schijn van kans.
Tien jaar lang hing deze bedreiging als een schaduw boven het land. In 1853 was het zover – toen rukte het Westen op richting Japan. Vier Amerikaanse oorlogsschepen onder leiding van commodore Matthew C. Perry gingen met veel bombarie en saluutschoten aan land.
Matthew C. Perry had een brief bij zich van de Amerikaanse president, gericht aan de Japanse keizer. De boodschap was simpel: als Japan zijn havens niet openstelde voor handel, zouden de Amerikanen dat wel voor ze doen.
Deze agressieve Amerikaanse diplomatie gaf de doorslag. Het jaar daarop ging het shogunaat akkoord met de Amerikaanse eisen. Japan stelde zich open voor de rest van de wereld.
Crisis dreigt in Japan
De openstelling van Japan ondervond veel weerstand in het land. Van de ene op de andere dag werd Japan overspoeld door westerlingen.
En dat leidde weer tot onlusten in verschillende Japanse steden. Veel samoerai waren bang dat de westerse ‘barbaren’ Japan zouden vernietigen. De shogun had gefaald in zijn belangrijkste taak: Japan tegen hen beschermen.
De onrust verspreidde zich verder. In het hele land begonnen samoerai westerse handelaren en ambtenaren van het shogunaat te vermoorden als protest tegen de politieke ontwikkelingen. Het shogunaat had de situatie nog maar nauwelijks onder controle en zijn gezag wankelde onder de gigantische druk van de samoerai en het westen.
De Japanse keizer, die al 700 jaar een puur symbolische functie had, begon zich plotseling met de politiek te bemoeien. Tegen de wensen van het shogunaat in gaf hij in 1863 opdracht alle westelijke ‘barbaren’ het land uit te gooien.
De shogun negeerde deze orders straal, maar veel samoerai gingen tot actie over. Er werden steeds meer westerlingen en ambtenaren vermoord, en hier en daar gebruikten de samoerai zelfs kanonnen om westerse schepen te beschieten.
De legitimiteit van het shogunaat was volledig gebaseerd op het feit dat de keizer de macht formeel had overgedragen aan de shogun. Maar nu liet de shogun zien dat hij de autoriteit van de keizer niet erkende, wat olie op het vuur was voor de opstandige samoerai. Deze noodlottige keuze zou het shogunaat fataal worden.
Keizerlijke samoerai zetten shogun af
De grote samoeraiclans in Japan hadden sinds de openstelling van het land in 1853 hun samoerailegers gemoderniseerd en uitgebreid. Nu was het tijd om in te grijpen. Het shogunaat moest verdwijnen en de keizer moest de macht weer in handen krijgen.
Het shogunaat stond onder enorme druk. In een wanhopige poging om zijn critici tegemoet te komen, stelde de shogun voor om het Japanse politieke systeem te reorganiseren naar Brits voorbeeld. Maar dat was niet voldoende. De opstandige samoerai vertrouwden de shogun niet en namen het heft in eigen hand.
Ze marcheerden massaal naar de keizerlijke hoofdstad Kioto om daar de keizer zijn macht als leider van de Japanse natie weer terug te geven. Op 4 januari 1868 maakte de Japanse keizer Meiji, omringd door loyale samoerai, bekend dat het keizerrijk weer was ingevoerd en dat het shogunaat was opgeheven. En zo verloor de shogun al zijn macht.
Boshin-oorlog was laatste stuiptrekking
Dit was het startschot voor nog een Japanse burgeroorlog, die ook wel de Boshin-oorlog wordt genoemd. Op het spel stonden de toekomst van het shogunaat, waar alleen de Tokugawa-clan nog van over was, en die van Japan zelf.
Ook al was het leger van de Tokugawa-clan veel groter dat dat van hun tegenstanders, ze leden de ene nederlaag na de andere. Onder leiding van de samoerai Saigō Takamori rukte het keizerlijke leger op door Japan en veroverde het in de zomer van 1868 Edo, het machtscentrum van de Tokugawa-clan.
Het jaar daarop werd de laatste weerstand tegen het keizerlijke leger in het noorden van Japan gebroken – het Japanse keizerrijk was veiliggesteld. Nu konden de hervormingen beginnen.
De laatste samoerai
Keizer Meiji begon meteen met hervormingen. Het lokale of regionale bestuur van de clans werd opgeheven en vervangen door een meer gecentraliseerd bestuur. Hierdoor kwamen veel samoerai zonder inkomen te zitten, omdat ze volledig afhankelijk waren van de shoguns.
In 1873 verloren de samoerai hun status en privileges. Zo mochten ze geen wapens meer dragen als ze niet in het leger zaten. En tegelijkertijd werd ook het leger hervormd, zodat het niet langer bestond uit samoerai, maar uit dienstplichtigen. De meeste samoerai pasten zich aan de nieuwe situatie aan door in het leger te gaan of ambtenaar te worden.
Maar velen van hen hadden moeite om het nieuwe Japan te accepteren. De samoerai van de oude Satsuma-clan, die eerder aan de kant van de keizer hadden gestaan, voelden zich misleid en bedrogen door de nieuwe machthebbers. De westerse ‘barbaren’ waren het land helemaal niet uitgezet en de modernisering van Japan ging onverminderd door.
Onder leiding van de samoerai Saigō Takamori verzamelde zich in 1877 een leger van 25.000 tot de tanden bewapende samoerai. Takamori koos ervoor om op te trekken naar de nieuwe hoofdstad Tokio, om daar zijn bezwaren te bespreken met de regering en de keizer.
Vanwege het enorme aantal samoerai mobiliseerde de Japanse regering het keizerlijke leger om hun opmars richting de hoofdstad tegen te houden. Na een reeks veldslagen was er nog maar weinig over van het leger van Saigō Takamori. Tijdens een laatste, wanhopige slag stonden er 500 samoerai tegenover 30.000 soldaten van het keizerlijke leger.
Na een laatste aanval op de vijandelijke linies raakte Saigō Takamori dodelijk gewond. Om zijn eer te redden, trok een van de overlevenden van deze veldslag Takamori weg van het slagveld een grot in. Met zijn laatste krachten pleegde Takamori daar seppuku, de Japanse rituele zelfmoord. Een assistent hielp hem met de genadeslag door hem te onthoofden.
Zo werden de laatste samoerai verslagen en kwam er een einde aan de duizendjarige heerschappij van deze krijgersklasse. Wat begon als een opstand tegen de modernisering van Japan en de terugkeer van de Japanse keizer eindigde met de opheffing van de samoeraiklasse en de definitieve nederlaag van de de laatste samoerai.