Bridgeman

Koeblai Khan was machtigste man ter wereld

Toen Koeblai Khan in 1279 heel het Chinese rijk had veroverd, bezorgde hij zijn nieuwe onderdanen een verrassing: tegen alle verwachting in voerde hij ongekende hervormingen door, en plotseling profiteerde de bevolking van volksscholen, nieuwe wegen en vrijheid van godsdienst.

Een enorme katapult slingert met grote kracht een steen in de richting van de vestingen van de Chinese stad Xiang-yang. Wanneer de steen de stadsmuur in een wolk van stof treft, klinkt er een luide knal.

‘Het lawaai deed hemel en aarde beven, en alles wat het projectiel trof, werd verwoest,’ schreef een ooggetuige. De troepen van de Mongoolse vorst Koeblai Khan belegeren de stad al vijf jaar, vanaf 1268.

Een paar keer wisten de Chinezen door de Mongoolse linies te breken om de inwoners en soldaten van voorraden te voorzien, maar nu heeft Koeblai de hulp van de Arabieren ingeroepen.

Zij bouwen gigantische blijden waartegen de muren niet opgewassen zijn, en eind maart 1273 moet de stad zich eindelijk gewonnen geven. Xiangyang vormt de poort tot China, dat nu open ligt voor de Mongoolse veroveraars.

Al eeuwenlang zijn de Chinezen als de dood voor het ruitervolk, en nu zijn deze barbaren hard op weg het hele rijk in te nemen. De miljoenen inwoners van het land kijken met angst en beven toe, maar de soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend.

Koeblai Khan heeft namelijk, anders dan iedereen verwacht, zijn troepen verboden te plunderen en op het hart gedrukt de burgerbevolking met rust te laten.

En daar laat Koeblai het niet bij: hij stuurt noodhulp en geld voor wederopbouw naar de door oorlog geteisterde gebieden, hij ontfermt zich over wezen en weduwen, hij schaft de doodstraf nagenoeg af, hij houdt de belastingen laag en bouwt scholen waar ook arme plattelandskinderen kunnen leren lezen.

De Chinezen moeten wel toegeven dat Koeblai Khan het ideale staatshoofd is. Maar hij doet dit alles niet uit de goedheid van zijn hart. Zijn tactiek maakt deel uit van een zeer ambitieus toekomstplan: de Mongoolse heerser wil de hele wereld veroveren.

Het Mongoolse leger was geducht om zijn bekwame krijgers.

© AKG Images/Scanpix

Kleinzoon van Dzjengis Khan

Koeblai Khan werd in 1215 als telg van de machtigste familie op aarde geboren. Zijn grootvader, Dzjengis Khan, had een enorm rijk gecreëerd, dat zich uitstrekte over de Euraziatische steppe en delen van China, Rusland, het Midden-Oosten, Perzië en Oost-Europa omvatte.

De vader van Koeblai was Tolui, de jongste zoon van Dzjengis Khan. Hij was een bekwaam generaal, maar het ontbrak hem aan intellectueel overwicht en hij was aan de drank. Het
was dan ook duidelijk dat Tolui in ieder geval niet Dzjengis zou opvolgen, en de kans dat Koeblai ooit grootkan zou worden was dus niet groot.

Tolui was bijna altijd op het slagveld te vinden en ging niet vaak op bezoek bij Koeblai en diens broers, die als nomaden in Mongolië leefden. Koeblai werd door zijn moeder Sorghaghtani Beki opgevoed.

Zij was intelligent en goed opgeleid: het tegenovergestelde van haar man. Hoewel ze christen was, liet ze haar zoon ook kennismaken met oude Aziatische filosofieën en tradities als het boeddhisme en confucianisme.

Zo werd Koeblai een product van de verfijndheid van zijn moeder aan de ene kant en de harde krijgscultuur van de Mongolen aan de andere.

Toen hij vier jaar was, begon hij de vaardigheden te trainen die de Mongolen op het slagveld schier onoverwinnelijk gemaakt hadden. Zo konden ze te paard bliksemsnel en zeer nauwkeurig pijlen afschieten.

Naast zijn praktische en theoretische opleiding in de Mongoolse krijgskunst kregen Koeblai en zijn broers onderwijs in filosofie, geschiedenis en staatkunde. Zijn moeder zocht de allerbeste leraren voor haar zoons uit.

Hevige machtsstrijd

Toen Koeblai 12 was, overleed zijn opa en brak er een strijd om de macht uit. De Mongolen kenden namelijk geen erfopvolging. De grootkan werd door een vergadering van edelen – khuriltai – gekozen. Dit proces kon even duren, want de leden, die uit alle uithoeken van het Mongoolse Rijk kwamen, waren soms wel maanden onderweg.

Na twee jaar getouwtrek werd de knoop doorgehakt. Ögedei, een zoon van Dzjengis Khan, werd grootkan, en hij begon meteen een grootscheepse veldtocht in Europa.

Toen hij in 1241 plotseling overleed, stond zijn leger in het huidige Polen. Volgens veel historici heeft dit sterfgeval Europa gered, want de Mongolen moesten hun onstuitbare opmars wel staken omdat de generaals naar huis gingen om een khuriltai bij te wonen, en het leeuwendeel van hun troepen namen ze voor de zekerheid mee.

Na de dood van Ögedei raakten zijn directe nakomelingen uit de gratie en kreeg de tak van Koeblai een kans, al was Tolui al een paar jaar dood. De oude krijger zou zich doodgedronken hebben.

De moeder van Koeblai had al jaren geprobeerd om de weg te bereiden voor haar zoons. Ze was vastbesloten een van hen grootkan te laten worden. Maar de eerste slag verloor ze: Güyük, een zoon van Ögedei, werd tot grootkan gekozen. Een paar jaar later overleed ook hij echter plotseling.

Opnieuw moest de elite bijeenkomen op een khuriltai, en deze keer zette Sorghaghtani Beki alles op alles. Ze sloot een strategisch verbond met de Gouden Horde, een Mongools leger dat Rusland controleerde en de machtigste groep in het Mongoolse Rijk vormde. Dat hielp.

Möngke, de oudere broer van Koeblai, werd in 1251 tot grootkan gekozen, en daarmee was hij de enige die nog tussen Koeblai en de macht in stond.

Heel Noord-China veroverd

Als prins en broer van de grootkan had Koeblai recht op een zogeheten apanage – een toelage. Möngke schonk hem ook gebieden in Noord-China, die al onder Dzjengis Khan veroverd waren.

Al vanaf het begin toonde Koeblai zich een milde en rechtvaardige heerser. Arme boeren, die niet beter wisten dan dat een nieuwe heerser hen zou uitbuiten, wachtte een aangename verrassing.

In 1252 beval de grootkan Koeblai het resterende deel van Noord-China te veroveren: het koninkrijk Ta-li. Nu zag de prins zijn kans schoon.

Hij was 36 jaar en had zich nog niet als legerleider kunnen bewijzen, wat uitzonderlijk was voor een Mongoolse prins. Zijn eigen vader had als ambitieuze tiener al een leger van ruiters op de Mongoolse steppen aangevoerd.

Koeblai deed er drie maanden over om zijn grootscheepse veldtocht tot in het kleinste detail te plannen.

In september rukten zijn troepen op naar de rivier de Jangtsekiang. Achter deze natuurlijke barrière hadden de soldaten van Ta-li zich verschanst. Eerst probeerde Koeblai het met diplomatie: hij stuurde drie afgezanten op pad om de overgave van Ta-li te eisen.

Het antwoord kwam in de vorm van de afgehakte hoofden van de mannen. De Mongolen zagen het doden van een boodschapper als een grove belediging, en Koeblai kon dit niet over zijn kant laten gaan. Ondanks de enorme troepenmacht die aan de overkant van de rivier wachtte, liet Koeblai zijn leger dan ook vlotten bouwen om over te steken.

De legerleider van Ta-li had nooit gedacht dat de Mongolen het zouden aandurven om de rivier in het donker over te steken, en dat was dan ook precies wat Koeblai deed. De nachtelijke aanval overrompelde het leger van Ta-li, dat naar de hoofdstad Nanking vluchtte.

Koeblai omsingelde de stad en deed iets wat nog nooit vertoond was: het lot van zijn afgezanten ten spijt beloofde hij dat hij de inwoners geen haar zou krenken als ze zich aan hem overgaven. Sterker nog: hij bood ze vee en graan aan. De belegerden namen het aanbod gretig aan, en Koeblai hield woord.

Koeblai Khan was een meester in tactiek. Toen hij hoorde van de blijden uit het Midden-Oosten, een soort katapulten, ging hij die ook zelf toepassen – met groot succes.

© Edinburgh University Library

Broers strijden om de macht

De grootkan was in zijn nopjes met het optreden van zijn broer in China, en besloot een poging te ondernemen om Zuid-China aan te vallen, dat onder het bewind van de machtige Songdynastie stond.

Er zouden vier Mongoolse legers bij deze operatie ingezet worden. Een daarvan voerde Möngke zelf aan, een ander kwam onder bevel van Koeblai.

Perzische bronnen vermelden dat de Mongoolse invasiemacht uit 600.000 man bestond, van wie Koeblai er 90.000 aanvoerde. Volgens moderne historici zijn deze aantallen overdreven, maar ze twijfelen er niet aan dat het om een enorme troepenmacht ging. Dat was ook nodig, want het Songrijk beschikte over een groot grondgebied en had een zeer machtig leger en een sterke vloot.

In maart 1258 namen de Mongolen de stad Chengtu in, maar daarna liep het offensief vanwege het moeilijk begaanbare terrein, waar de ruiters slecht uit de voeten konden, vertraging op. Na een jaar vechten begonnen de raadgevers van de grootkan te twijfelen.

Op 11 augustus 1259 sloeg het noodlot toe: Möngke stierf. Volgens één bron was hij door een pijl verwond, volgens andere bezweek hij aan cholera. Zijn dood maakte een einde aan de opmars, want opnieuw moesten de generaals naar een khuriltai.

Deze keer waren er twee gedoodverfde kandidaten voor de positie van grootkan: Koeblai en zijn jongere broer Ariq Boke. Boke had het Mongoolse Rijk in de afwezigheid van Möngke geregeerd vanuit Karakorum.

Koeblai bevond zich ten noorden van de Jangtsekiang toen hij het nieuws van de dood van zijn broer vernam. Hij had nog geen strijd gevoerd.

Zijn raadgevers adviseerden hem om meteen op pad te gaan naar de aanstaande khuriltai, maar Koeblai sloeg hun raad in de wind: ‘Ik heb orders om naar het zuiden op te rukken. Hoe kan ik zo oneervol terugkeren naar huis?’

Koeblai stond te popelen om zijn broer op te volgen, en hij had een zege op het slagveld nodig om zijn positie te verstevigen. Opnieuw beval hij zijn mannen om vlotten te bouwen, en ze staken de rivier over om het Songleger frontaal aan te vallen.

Beide partijen leden zware verliezen, maar Koeblai wist de vijand op de vlucht te jagen en vestigde een bruggenhoofd op de zuidoever. Hij liet een eenheid achter om het veroverde gebied te verdedigen en spoedde zich noordwaarts.

Vanuit zijn hoofdstad Kaiping in het noorden van China ving Koeblai geruchten op dat zijn broer zich van veel aanhangers verzekerd had.

Volgens Boke stond de Gouden Horde vierkant achter hem. Of dat ook zo was is niet bekend, maar alleen al vanwege het gerucht liepen velen naar hem over.

Koeblai besefte dat de tijd drong. Daarom organiseerde hij meteen een khuriltai in zijn eigen hoofdstad, waarop hij zich tot grootkan liet uitroepen. Dit was een provocatie.

Een khuriltai mocht alleen in Mongolië zelf worden gehouden, en Koeblai wist donders goed dat hij niet op een wettige manier gekozen was. Toen Boke het nieuws hoorde, liet hij zich onmiddellijk zelf ook tot grootkan verkiezen. Een broedertwist lag in het verschiet.

Het duivelse plan werkt

Koeblai en Boke hadden dezelfde ouders en hadden dezelfde militaire opleiding genoten. Maar Boke was de favoriet in de aanstaande machtsstrijd. Hij kon een grote ruitermacht op de been brengen in Mongolië, en zo hij niet al van meet af aan de steun van de Gouden Horde had, dan had hij die nu zeker wel.

Koeblai bleef in Noord-China, waar hij in het voordeel was. Anders dan Boke kende hij het terrein als zijn broekzak. Hij wist precies waar hij genoeg voedsel zou kunnen vinden voor een groot leger, en waar er gegarandeerd een hongersnood zou uitbreken. Hij hield zijn troepen dan ook in gebieden waar wat te halen viel – onvruchtbare streken liet hij graag aan Boke over.

Deze aanpak werkte. Tussen 1260 en 1263 wonnen de troepen van Koeblai een aantal grote slagen. In de strenge winter van 1263 brak er een hongersnood uit in het kamp van Boke, en zijn soldaten deserteerden bij bosjes.

In 1264 zag Ariq Boke het niet meer zitten. Hij marcheerde met zijn leger naar de hoofdstad van Koeblai – niet om een beslissende slag uit te vechten, maar om zich over te geven.

Volgens de Perzische geschiedschrijver Rashid al-Din ging het er bij de ontmoeting tussen de broers zeer emotioneel aan toe. Boke zou in huilen uitgebarsten zijn toen zijn oudere broer hem omhelsde, en Koeblai droogde zijn tranen.

In de tijd daarna begon het de raadgevers van de grootkan te dagen dat hun vorst niet van plan was zijn broer te straffen. Stomverbaasd probeerden ze Koeblai ervan te overtuigen Boke de doodstraf op te leggen, zoals van hem werd verwacht. Uiteindelijk koos hij voor een symbolische straf: een jaar lang wilde hij Boke niet zien.

Nadat hij zijn broer verslagen had, zat Koeblai stevig in het zadel. Hij had nu naast Noord-China ook Mongolië zelf in handen. De vorst stortte zich dan ook op zijn volgende grootse project: de verovering van de rest van China.

Koeblai Khan ontving zijn gasten vaak op de rug van vier olifanten.

© Granger/Polfoto

Verovering Zuid-China kost tijd

Een oorlog tegen de Songdynastie in het zuiden was echter geen peulenschil, en 10 jaar lang vloeide het bloed rijkelijk zonder dat er een doorbraak kwam.

Pas op 19 maart 1279 was het zo ver. De troepen en schepen van Koeblai hadden de vloot van de Songdynastie volledig omsingeld, die een laatste wanhoopspoging deed om zich een weg uit de havenstad Yamen te vechten. Aan boord van een van de schepen bevond zich de kind-keizer Ping, de laatste overlevende in zijn lijn.

16 Songvaartuigen braken door de blokkade van de Mongolen, maar het schip van de kind-keizer was er niet bij. Dat zonk langzaam naar de zeebodem, omringd door schepen van Koeblai.

De hooggeplaatste Songambtenaar Lu Hsui-fu besefte dat hij zijn keizer nog één laatste dienst kon bewijzen: hem helpen te sterven. Hij nam de jongen in zijn armen en wierp zich in het water. De twee verdwenen in de golven. Nu had Koeblai eindelijk gewonnen: de Songdynastie was weggevaagd, en hij stichtte de Yuandynastie.

De kleinzoon van Dzjengis Khan was nu grootkan en keizer van een verenigd China. In totaal omvatte het rijk circa een kwart van het bewoonde land op aarde en een derde van alle mensen.

Zijn tijd ver vooruit

Tientallen jaren zette Koeblai zich in voor zijn onderdanen. Zo voerde hij godsdienstvrijheid in en beschermde hij etnische minderheden tegen vervolging.

Zelf was hij een pragmaticus in hart en nieren en draaide er zijn hand niet voor om om de ene dag een boeddhistische dienst bij te wonen, en de andere dag een Mongoolse ceremonie waarbij de voorouders vereerd werden. Hij geloofde in tolerantie en gezond verstand.

Koeblai was op bepaalde gebieden zijn tijd 500 jaar vooruit. In Europa waren de heksenverbrandingen nog lang niet op hun hoogtepunt, maar de Mongoolse grootkan voerde humanere straffen en regels voor de rechtspraak in. Hij moest alle doodvonnissen persoonlijk tekenen, en daar ging hij niet lichtzinnig mee om.

Volgens bronnen werden er in 1263 zeven mensen in China geëxecuteerd, veel minder dan in de jaren ervoor. De barmhartige Mongoolse leider zei over de doodstraf: ‘Gevangenen zijn geen kudde schapen, dus waarom zou je ze afslachten? Het is veel verstandiger om ze goud te laten uitwassen met een pan.’

De keizer zette ook een nieuw geldstelsel op. Tot dan toe werden de boeren vaak kaalgeplukt als de vorst gebrek aan geld had, maar Koeblai stelde een vaste jaarlijkse belasting in. Daarnaast riep hij dorpsgemeenschappen in het leven, de zogeheten she.

Die stonden onder leiding van een dorpshoofd en voerden taken uit die individuele boeren boven het hoofd groeiden, zoals de bouw van dammen. Elke she telde bovendien een school, waar alle kinderen welkom waren, ongeacht hun afkomst.

Op 18 februari 1294 overleed Koeblai Khan op 79-jarige leeftijd. Zijn lichaam werd naar de Kenteibergen in Mongolië gebracht. De ligging van zijn graf is niet bekend. Het is nooit gevonden.

Koeblai Khan veroverde nooit de hele wereld, maar hij schreef geschiedenis als een van de meest vooruitstrevende leiders van zijn tijd.