US Army

Ergste wapen uit Vietnamoorlog was een rijdende doodskist

De tank M551 Sheridan was een technisch wonder: razendsnel, en voorzien van de modernste wapens. Maar het pantser van aluminium kon smelten, waardoor de bemanning haar leven op het spel moest zetten.

De soldaten waren boos en de sergeant was woedend toen drie M551 Sheridan-tanks en zes gepantserde infanterievoertuigen hun dieselmotoren startten.

Met een angstig voorgevoel verlieten de mannen de Amerikaanse basis Fort Defiance in Zuid-Vietnam.

Zonder artilleriesteun moest de kleine eenheid oprukken naar de grens met Cambodja, op zoek naar troepen uit Noord-Vietnam op ‘Highway 246’.

Ook luitenant Cambri was niet blij met de situatie, maar hij vertrouwde op de drie Sheridan-tanks.

Hun 152mm-kanonnen waren formidabele wapens, en volgens de hogere officieren kon je je met twee exemplaren een heel bataljon van 500 tot 800 soldaten van het lijf houden tot er versterkingen arriveerden.

Nu was de eenheid in positie en zat er niets anders op dan wachten. Rond 1.00 uur ’s nachts werd Cambri gewekt door een oorverdovend kabaal.

Zijn schutter had zijn vinger om de trekker van het zware machinegeweer boven op het infanterietransportvoertuig.

Cambri stak zijn hoofd uit het luik en zag twee rijen Noord-Vietnamese soldaten op de positie van de Amerikanen af komen.

De voorsten waren de jungle al in gerend en maakten zich op voor de aanval.

Cambri greep zijn radiohelm om een van de Sheridans te bevelen het vuur te openen.

De bemanning van de tank had het doelwit in zicht. Het 152mm-kanon was geladen met de speciale M625-granaat, die de soldaten de bijenkorf noemden vanwege het zoemende geluid dat hij maakte.

Dat geluid ontstond als de granaat zijn 10.000 vlijmscherpe stukken metaal in de rondte slingerde. De bijenkorfgranaat kon dood en verderf zaaien in een mensenmenigte.

Maar de granaat bleef in de kanonloop en de Noord-Vietnamese troepen zaten inmiddels veilig in het oerwoud.

Cambri riep opnieuw naar de schutter van de Sheridan dat hij de trekker moest overhalen. De man antwoordde dat hij dat deed.

Het geavanceerde elektronische vuursysteem werkte niet.

Terwijl Cambri vloekte en tierde over de gemiste kans, probeerden de mannen in de tank uit alle macht het euvel te verhelpen.

Na een halve minuut ging het groene lampje op het bedieningspaneel van het kanon eindelijk aan.

Met een oorverdovende knal vloog de granaat met 10.000 spijkers de loop van de Sheridan uit.

De terugslag was zo hevig dat de tank een sprongetje maakte.

De meeste projectielen hadden geen effect doordat ze op het lege pad door de jungle terechtkwamen, zich in een boom boorden of ver over de hoofden van de Noord-Vietnamezen scheerden.

De twee andere Sheridans hadden hun loop inmiddels de goede kant op weten te draaien, en een half uur lang schoten ze granaten het bos in.

Alleen al het lawaai was voldoende om de communisten op de vlucht te jagen.

De volgende ochtend vroeg vonden de Amerikanen acht dode vijanden. Dat hadden er een stuk meer kunnen zijn als het kanon van de Sheridan gewerkt had.

Het was niet de eerste keer – noch zou het de laatste keer zijn – dat de nieuwste tank van het Amerikaanse leger de soldaten in de steek liet.

De Amerikanen zeiden vaak schertsend dat het veiliger was om op een Sheridan-tank te zitten dan erin.

© US Army

Cambodja is sleutel tot de zege

Het voorval met de tank van luitenant Cambri vond plaats in februari 1970. Op dat moment werd er in de VS tegen de Vietnamoorlog geprotesteerd.

In vijf jaar tijd waren er 47.000 Amerikanen gesneuveld zonder dat Noord-Vietnam en de communistische partizanen in het zuiden, de Vietcong, waren verzwakt.

Volgens de legerleiding en president Nixon moest de strijd uitgebreid worden naar de buurlanden Cambodja en Laos om het voortbestaan van Zuid-Vietnam te kunnen veiligstellen.

Daar hadden de Noord-Vietnamese troepen hun bases en depots en vanuit deze landen voorzagen ze de Vietcong van wapens.

Twee maanden na de actie van Cambri aan de grens staken 2000 Amerikaanse en 30.000 Zuid-Vietnamese soldaten dan ook de Cambodjaanse grens over, veelal met steun van de nieuwe en on-betrouwbare Sheridan-tank.

Het was de bedoeling om de Noord-Vietnamezen zo hard te treffen dat ze geen bedreiging meer vormden en de Zuid-Vietnamezen het verder zonder Amerikaanse hulp afkonden.

Helaas bleek de Sheridan-tank niet geschikt voor die taak.

Revolutionair raketsysteem

Juist deze tank had voor een doorbraak moeten zorgen. Het concept was niets minder dan revolutionair.

De ontwikkeling begon eind jaren 1950. De tank moest het Amerikaanse antwoord op de amfibische tank PT-76 van de Russen worden, en nog terwijl het gepantserde voertuig op de tekentafel van de ingenieurs lag, werd het ambitie-niveau telkens naar boven bijgesteld.

De Amerikaanse generaals wilden een lichtgewicht tank die niet alleen rivieren en meren kon doorkruisen, maar ook vanuit de lucht kon worden gedropt, zodat hij snel ingezet kon worden in gebieden waar het leger onder druk stond.

Tijdens de Koude Oorlog had de VS minder tanks dan de Sovjets, maar dat werd gecompenseerd met een grotere mobiliteit en flexibiliteit.

Daarom was het belangrijk dat de Sheridan rechtstreeks kon worden ingezet door hem af te werpen boven het slagveld.

Het moest de eerste tank worden die te land, ter zee en in de lucht uit de voeten kon.

Een baanbrekend wapensysteem zou de kern vormen van het nieuwe wapen.

De kanonloop moest ook dienstdoen als lanceerinrichting voor de zogenoemde Shillelagh-raket.

Die werd op afstand naar zijn doelwit gestuurd en kon het pantser van de sterkste Sovjettanks doorboren.

De Sheridan moest dus een lichtgewicht zijn die zijn mannetje stond tussen de grote jongens.

Het idee was zo gek nog niet. Om een kleinere tank of een bunker uit te schakelen, laadden de soldaten het kanon van de Sheridan met conventionele antitankgranaten.

Als ze het echter tegen een zwaar bepantserde tank moesten opnemen, konden ze een Shillelagh-raket in het kanon doen.

De schutter leidde de raket dan met een infrarood signaal naar zijn doel, en was daardoor in staat om het met een grote nauwkeurigheid te treffen, ook als het in beweging was.

In de praktijk werd het nieuwe systeem echter achtervolgd door onheil: het infrarode signaal werd gestoord door zonlicht en door zijn eigen rookspoor.

Bovendien was de Sheridan zo licht dat de voorkant een meter van de grond kwam als het kanon werd afgevuurd.

De terugslag was zo krachtig dat de mannen aan boord makkelijk een rib of iets anders konden breken.

Ook moest de gevoelige elektronica vaak opnieuw worden opgestart na een lancering, wat in het heetst van de strijd funest kon zijn.

Om een Sheridan te droppen, vloog een Hercules-transportvliegtuig met 250 km/h een paar meter boven de grond.

© US Army

Tank faalt op alle punten

Het raketsysteem was bepaald niet het enige wat haperde aan de Sheridan.

Het besluit dat het pantservoertuig op elk gebied vernieuwend moest zijn, leidde al vanaf de testfase voortdurend tot problemen.

Zo moest de munitie het nieuwste van het nieuwste zijn. Daarom waren de granaten voor het 152mm-kanon in plaats van in messing in karton verpakt, dat bij het vuren moest verbranden.

Daarmee werd voorkomen dat er hete hulzen in de tank achterbleven als het kanon werd afgevuurd.

Vaak bleven er echter gloeiende stukjes karton steken in de loop, en als die tussen de munitie terechtkwamen, kon de hele tank in de lucht vliegen.

Dit gebeurde drie keer tijdens de testfase in 1966 en 1967. En dat was nog lang niet alles.

Toen de eerste goedgekeurde exemplaren eindelijk uit de fabriek rolden, stelde de testafdeling van het Amerikaanse leger vast dat het gepantserde voertuig ‘niet bruikbaar is vanwege problemen met de veiligheid, het onderhoud, de degelijkheid en de prestaties’.

Die boodschap was niet mis te verstaan. De tank was op alle punten gezakt.

Toch ging de productie gewoon door en spuwde de General Motors-fabriek de ene Sheridan na de andere uit.

De legertop was namelijk bang dat de nieuwe tank afgekeurd zou worden als de bouw ervan werd stilgelegd.

Na verloop van tijd begon het echter tot de politiek door te dringen dat de Sheridan aan alle kanten rammelde.

Een invloedrijk Congreslid sprak van een ‘miljardenblunder’. Door de kritiek nam de druk op de generaals toe om de tank in gebruik te nemen, en een van hen was Creighton Abrams.

In 1966 had hij de productie doorgedrukt, en nu stonden er 1500 ongebruikte tanks bij de GM-fabriek in Cleveland.

Generaal Abrams was in 1968 tot Amerikaans opperbevelhebber in Vietnam benoemd en gebruikte zijn positie om de Sheridan erheen te sturen.

Zonder raketten naar het slagveld

Het was zo klaar als een klontje dat de Sheridan niet geschikt was om ingezet te worden in Vietnam.

In het modderige terrein was het moeilijk om de snelheid van de tank optimaal te benutten, en vanwege de dichte begroeiing kon hij niet vanuit de lucht worden gedropt.

Het geavanceerde Shillelagh-raketsysteem was een sterk wapen in de strijd tegen vijandelijke tanks, maar de partizanen van de Vietcong en de Noord-Vietnamezen vielen voornamelijk te voet aan.

Daarom werd de Sheridan een beetje aangepast voor zijn vuurdoop in januari 1969 in Vietnam.

De raketten werden weggehaald en de tank werd voorzien van de ‘bijenkorfgranaat’.

Tot opluchting van generaal Abrams presteerde de Sheridan aanvankelijk boven verwachting.

De eerste missie vond plaats bij de Amerikaanse basis Long Binh ten noorden van Saigon.

Twee Sheridans stonden bij een wegversperring toen er om 2.30 uur ’s nachts schimmen opdoken in de verte.

De tankbemanning ontstak de schijnwerpers en lanceerde twee bijenkorven.

Toen de Amerikanen bij daglicht gingen kijken of de beschieting effect had gehad, vonden ze 125 dode Noord-Vietnamezen.

De Sheridan en de bijenkorfgranaat waren op tijd in Vietnam om ingezet te worden bij de twee laatste grote acties van de Amerikanen in deze oorlog: de invasie van Cambodja en die van Laos.

Tankbemanning kan geen kant op

Het doel van de invasie van Cambodja (in 1970) en die van Laos (in 1971) was volgens president Richard Nixon een ‘vietnamisering’ van de oorlog.

De Noord-Vietnamezen en de Vietcong moesten zodanig verzwakt worden dat de Zuid-Vietnamezen het zonder Amerikaanse hulp konden stellen.

De legertop had echter weinig vertrouwen in de Zuid-Vietnamese troepen en begon een groot aantal operaties in Cambodja en Laos om de bevoorradingslinie van de Vietcong te treffen.

Dit Ho Chi Minh-pad liep door beide landen. Volgens de Amerikanen bevonden zich ongeveer 40.000 Noord-Vietnamese soldaten bij de grens met Vietnam.

Daar moest een groot deel van de 500 Sheridans die naar Vietnam waren verscheept, in actie komen.

De Amerikaanse soldaten waren er niet blij mee. Ze verlangden terug naar de oude, vertrouwde M48 Patton.

‘Toen ik probeerde om mijn Sheridans in te wisselen voor M48’s of gewoon gepantserde voertuigen, reageerden mijn bevelhebbers als door een wesp gestoken,’ vertelde kapitein Speedy na de oorlog aan de historicus Keith Nolan.

‘Het was politiek. Ze zeiden dat ik het nieuwe systeem moest leren gebruiken. Maar het was verdomme een mislukking.

Het was altijd hetzelfde liedje: alle systemen werkten, maar het kanon wilde niet schieten.

En de landmijnen bliezen grote gaten in het pantser en deden de granaten ontvlammen.

Er kwamen gassen vrij die de bemanning inademde. Ze konden meestal wel wegkomen, maar velen stierven na een paar dagen.’

De Amerikanen en Zuid-Vietnamezen trokken zich na twee weken terug uit Cambodja, maar Nixon beschreef de operatie als ‘de meest succesvolle van de hele oorlog’.

Bij het offensief was echter pijnlijk duidelijk geworden dat de Zuid-Vietnamese troepen niet opgewassen waren tegen de vijand.

Ook de Sheridan had teleurgesteld. De problemen met het kanon bleken niet op te lossen en de motor had voortdurend onderhoud nodig.

De koeling kon niet tegen de klamme hitte en het ventilatiesysteem raakte telkens verstopt met modder en bladeren.

Maar het ergste was dat het aluminiumpantser te weinig bescherming bood als de Sheridan over een landmijn reed.

‘Ik werd uit de bestuurdersstoel geslingerd en kwam op de neus van de tank terecht,’ zei tankbestuurder Gross. Hij reed in Cambodja op een mijn.

‘Ik viel op de grond en zette het op een lopen. De tank stond in lichterlaaie en de munitie binnenin ontplofte, eerst de machinegeweerkogels en toen de grote granaten.

De hulpschutter kon niet meer wegkomen en moest eruit gesleurd worden.

Hij lag onder de brandwonden op de grond, te verrekken van de pijn.

Ik werd hysterisch. Ik probeerde me te beheersen, maar ik kon er niet tegen om mijn kameraden zo te zien.’

Gross was zo aangedaan dat hij nooit meer in een tank stapte.

Het zwakke pantser was niet alleen een probleem als de Sheridan over een mijn reed.

Het aluminium bood ook geen afdoende bescherming tegen Noord-Vietnamese raketwerpers.

Als de tank door een antitankraket geraakt werd bij de kanontoren, was de kans levensgroot dat de kartonnen granaathulzen in brand vlogen en de munitie aanstaken.

De temperatuur werd dan zo hoog dat het aluminiumchassis zacht werd, waardoor de kanontoren, die van staal was gemaakt, wegzakte in de tank.

Na een tijdje keken de Amerikaanse soldaten niet meer op van een gesmolten Sheridan-tank langs de weg.

Van de 500 Sheridans die in Vietnam werden ingezet, werden er ruim 300 verwoest door landmijnen en raketten.

Omdat de soldaten vaak niet op tijd weg konden komen uit een brandende tank, werd hij wel ‘de duivelstank’ genoemd.

Het Amerikaanse leger verbruikte gemiddeld meer dan 100.000 ton munitie per maand in Vietnam.

© AP/Polfoto

Raketten vliegen in het rond

In 1971 bleek tijdens een operatie met de naam Lam Son 719 in Laos nog eens hoe kwetsbaar de Sheridan was voor gewone raketwerpers.

Anders dan in Cambodja een jaar eerder maakten de Amerikanen alleen de weg vrij tot aan de grens tussen Zuid-Vietnam en Laos.

De Zuid-Vietnamezen moesten het doen met luchtsteun toen ze 40 kilometer in Laos moesten doordringen.

De aanval op de plaats Tchepone en het Ho Chi Minh-pad moest laten zien dat de Zuid-Vietnamezen hun mannetje stonden, maar al na een paar dagen liep het offensief spaak.

De weerstand van de Noord-Vietnamezen was veel heviger dan verwacht. In drie weken boekten de Zuid-Vietnamezen nauwelijks voortgang.

De Zuid-Vietnamezen wisten het dorp uiteindelijk in te nemen, maar alleen doordat de Amerikanen hen invlogen met Huey-helikopters.

Tchepone bleek echter nauwelijks van strategisch belang, want de Noord-Vietnamezen hadden het Ho Chi Minh-pad zo omgelegd dat het niet meer langs het dorp kwam.

Toch zagen de Zuid-Vietnamezen de verovering als een succes en wilden ze hun soldaten weer terugtrekken uit Laos.

Dat was echter een fataal besluit: op alle heuvels in de buurt zaten vijandelijke troepen, die de Zuid-Vietnamezen zo dicht naderden dat de Amerikanen niet konden bombarderen, anders zouden ze hun bondgenoten treffen.

De zuidelijken raakten in paniek, en de aftocht uit Laos draaide uit op een bloedbad.

En toen de troepen de Vietnamese grens bereikten, lag de Vietcong in een hinderlaag langs de hoofdroute.

Vanwege de intense beschietingen noemden de Amerikanen die hoofdroute Ambush Alley – niemand wist wanneer de volgende raket zou inslaan op de 12 kilometer lange weg van de grens naar de basis in Khe Sanh.

Hoe penibel de situatie was, hoorde de Amerikaanse marinier Robert Spurgeon toen hij een van zijn kameraden vroeg hoe het verderop gesteld was.

‘Ze liggen in bunkers langs de weg en laten ons langsrijden. Dan komen ze overeind en schieten ze ons in de rug met een RPG (raketwerper, red.).

Verdomme, Spurgeon, zoiets heb je nog nooit gezien. Ze beschieten ons met RPG’s alsof het mitrailleurs zijn!’

De Sheridan-tank was niet opgewassen tegen de zware beschieting.

Het pantser was zeer kwetsbaar voor raketwerpers die van dichtbij werden afgevuurd, en tijdens de hectische vlucht vloog de ene na de andere tank in brand.

In totaal kwamen tijdens de operatie 8750 Zuid-Vietnamezen en 253 Amerikanen om het leven.

Het was de laatste grote veldslag in Vietnam waar het Amerikaanse leger bij betrokken was.

Sheridan eindigt als schietschijf

Hoewel de Amerikanen de operatie in Laos na afloop een succes noemden, was de realiteit dat de Zuid-Vietnamezen niet op eigen benen konden staan.

De nederlaag was een feit toen Zuid-Vietnamese troepen op 30 april 1975 moesten toekijken hoe de Noord-Vietnamezen hun hoofdstad Saigon binnentrokken.

Na de verloren oorlog in Vietnam werd de Sheridan-tank nog twee keer ingezet: eerst toen de VS in 1989 de Panamese dictator Manuel Noriega afzette, en daarna tijdens de Eerste Golfoorlog in 1990 en 1991, toen Koeweit werd bevrijd.

Ook in deze conflicten maakte de Sheridan geen beste beurt. Het Amerikaanse leger raakte het vertrouwen in de tank dan ook volledig kwijt.

Al in 1980 werd het grootste deel van de overgebleven Sheridans naar een oefenterrein in Californië gebracht.

Daar werden ze omgebouwd om meer op de Russische T-80 te lijken, en tot 2004 gebruikt bij schietoefeningen.

De belangrijkste taak van de M551 Sheridan, die een revolutie op wapengebied had moeten betekenen, was dus het trainen van Amerikaanse tankbemanningen.