Want als de loopgraaf vol zou worden geraakt door een vijandelijke bom, zouden de granaatsplinters niet ver kunnen komen, maar slechts soldaten in een klein stukje van de verdedigingslinie raken.
Als vijandelijke troepen heelhuids het niemandsland overstaken en in de loopgraaf sprongen, beschermde de zigzaggende loop ook de vluchtende soldaten, die snel om een hoek konden verdwijnen en zo voorkwamen dat ze tijdens hun vlucht in de rug werden geschoten.
Soldaten hadden om de beurt loopgraafdienst
Het was hard werken in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.
Om die reden probeerde men het aantal achtereenvolgende dagen in de loopgraven voor de soldaten tot een minimum te beperken.
Dat werd gedaan door diensten in te stellen, zodat de soldaten eerst een aantal dagen in de loopgraven aan de frontlinie zaten, dan een paar dagen in een loopgraaf verder weg en dan een paar dagen in een kamp vlak bij de frontlinie.
Het aantal dagen in de verschillende kampen varieerde sterk.
Meestal moesten de soldaten een week achtereen in de loopgraven aan de frontlinie blijven, maar in sommige gevallen, bijvoorbeeld als er niet genoeg soldaten waren, kon die periode worden verlengd.
Er zijn meerdere soldaten bekend die een maand of langer in de loopgraaf hebben doorgebracht.
Zo werkte een loopgraaf:
- De voorste loopgraaflinie moest minimaal vier meter diep zijn zodat er geen hoofden bovenuit konden steken
- Zandzakken en balken moesten de aarde op zijn plaats houden zodat de loopgraaf niet zou instorten door regen of beschieting
- Met twee strategisch geplaatste machinegeweren konden aanvallers worden gevangen in een kruisvuur.