Tijdens een bespreking tussen de Britse en Franse bondgenoten barstte de Franse generaal Joffre in woede uit:
‘Doe iets!’ riep hij naar de verblufte Britse officieren.
De Fransen stonden in het zuidwesten onder druk vanwege een offensief dat de Duitsers hadden ingezet bij het Franse stadje Verdun.
Joffre wilde zijn troepen op adem laten komen door elders aan het Westfront keihard toe te slaan.
De opperbevelhebber van de Britse strijdkrachten, generaal Haig, ging akkoord.
De Britten hadden eerder met de Fransen afgesproken om het offensief aan de Somme pas in augustus te beginnen, maar het werd nu in allerijl vervroegd tot juni.
De Duitse stellingen waren ijzersterk, maar Haig koos voor een snelle, massale aanval.
Hij vertrouwde erop dat een zwaar bombardement met granaten bressen zou slaan in de Duitse verdediging.
Het idee was om de sterke stellingen van de Duitsers aan de Somme te doorbreken om zo een einde te maken aan hun overwicht in de veroverde Franse gebieden.
Vervolgens konden de Britse en Franse infanterie en Haigs cavalerie in alle rust oprukken en de Duitsers de Rijn over jagen en helemaal tot in Berlijn achtervolgen.
Wanneer begon de Slag aan de Somme?
De Slag aan de Somme begon op 1 juli 1916, toen om 7.30 uur het Britse aanvalssein door de ochtendlucht schalde.
De soldaten klommen met ladders uit de loopgraven en over de borstwering en renden het niemandsland in.
Ze bestormden de vijand heuvelop met de zon in hun gezicht – om erachter te komen dat de Duitse verdediging de beschietingen van de week ervoor redelijk doorstaan had.
Het prikkeldraad was nog intact en vormde een dodelijk obstakel voor de geallieerde troepen. De meeste Duitse machinegeweren deden het nog, en de aanvallende soldaten werden massaal neergemaaid.

Generaal Haig had een andere tactiek kunnen kiezen. Als hij beter weer had afgewacht en een spervuur vóór de oprukkende infanterie had gelegd, hadden de soldaten de Duitse linies kunnen innemen.
Die tactiek was elders aan het Westfront al met succes toegepast, maar het slechte weer en de Franse eis om snel in actie te komen gooiden roet in het eten.
Hoe verliep de Slag aan de Somme?
De Slag aan de Somme begon officieel op 1 juli 1916, maar op 24 juni begonnen de Britten met het eerste bombardement.
Het doel van het bombardement was het prikkeldraad dat in het gebied was aangebracht te vernietigen, zodat de soldaten makkelijker konden oprukken.
Tegelijkertijd hoopten de Britten dat de bommen de Duitse artillerie en verdedigingswerken zouden verwoesten.
Dat lukte echter niet geheel, aangezien donkere wolken in de aanloop naar 1 juli laag en onheilspellend over het terrein hingen.
Hierdoor konden de verkenningsvliegtuigen de precisie van de kanonnen niet beoordelen, waardoor tienduizenden granaten blindelings werden afgevuurd en in niemandsland belandden in plaats van in het Duitse kamp.
Het regent granaten op de Somme
Achter de Britse linies lagen 3 miljoen granaten klaar voor de wachtende artillerie.
Generaal Haig had twee rijen kanonnen opgesteld. De kleinste kalibers stonden 900 meter achter het front, en de tweede rij met het zware geschut stond op 1,5 kilometer.
Beide rijen waren 25 kilometer lang, en om de 60 meter stond een kanon met bemanning, in totaal 400. In een week tijd wisten ze meer dan 1,5 miljoen granaten af te vuren op de Duitse stellingen en loopgraven – 150 granaten per minuut, 24 uur per dag, 7 dagen lang.

Na een week dacht het opperbevel dat de Duitsers wel murw gebeukt moesten zijn en dat de infanterie rustig kon optrekken naar de vijandelijke linies om de verdedigers uit hun stellingen te jagen.
De 1,5 miljoen Britse granaten doodden duizenden Duitsers, maar dat was niet genoeg om de Duitse verdediging voldoende te verzwakken vóór de geallieerde bestorming.
20.000 Britten werden op de eerste dag van de slag neergemaaid vanuit de goed voorbereide Duitse mitrailleurstellingen. Nog eens 37.000 geallieerden raakten zwaargewond en werden naar huis gestuurd.





Westfront
De loopgraven van het Westfront liepen van het Kanaal tot Zwitserland. Het was maar 140 kilometer van het bloedbad aan de Somme naar de Parijse boulevards.
Het grote plan
24 juni-18 november 1916: Op de kaart is te zien waar het front lag toen de veldslag in juni begon en hoe het veranderd was toen de gevechten in november luwden.
De aanval op de Duitse versterkingen aan de Somme was gepland op een conferentie in december 1915, toen de Britten en Fransen hadden afgesproken om opnieuw een groot offensief te beginnen aan het Westfront. De Franse opperbevelhebber Joffre stond erop dat dat aan de Somme moest plaatsvinden. Aldus geschiedde.
Britten:
Een spervuur moest de Duitse verdediging platleggen, waardoor de infanterie en cavalerie konden doorbreken naar de plaats Bapaume. Dat lukte niet.
Fransen:
De geallieerden wilden de plaats Peronne bereiken. In het begin verliep het offensief volgens plan, maar al in juli viel de opmars stil.
Duitsers:
De Britten en Fransen vielen de Duitsers op hun sterkste punten aan, waardoor de vijand stand wist te houden, hoewel de verliezen zwaar waren.
De dood had vele gezichten aan het front
De soldaten in de loopgraven waren niet alleen bang voor de kogels, kanonnen en gifgassen van de vijand – de dood nam velerlei gedaanten aan.
De uitgemergelde soldaten vielen massaal ten prooi aan ziekten en infecties. Tyfus en koudvuur waren aartsvijanden van de geneeskundige troepen.
Doordat de vijand de bevoorradingslinies constant bestookte, kwamen de door paarden getrokken ambulances en karren met voedsel vaak hopeloos vast te zitten in de modder.
Het kwam dan ook regelmatig voor dat de soldaten aan het front dagenlang zonder voedsel of benodigde medicatie zaten.
Als de voorraden dan eindelijk aankwamen, waren velen al bezweken aan aandoeningen die buiten het slagveld onschuldig waren.
Het voedsel smaakte vies, was niet voedzaam genoeg en verspreidde in het ergste geval ziekten onder de troepen.

Verschillende loopgraven
De geallieerde soldaten wisten niet wat ze zagen toen ze de voorste Duitse linies innamen. De loopgraven waren in tegenstelling tot die van henzelf netjes ingericht en voorzien van grote ruimten en ventilatie.
Het waren een soort woningen, met luiken voor de ramen en keukens waar voedzame maaltijden werden bereid – en zelfs Duits bier was er volop voorhanden.
De Duitsers beschouwden hun stellingen als de nieuwe grens van het rijk, en het was dan ook de bedoeling dat de bouwwerken permanent waren.
Ze hadden diepe gangen gegraven in heuvels en een stelsel aangelegd van loopgraven in drie linies, tot wel 5 kilometer achter het front.
In het begin waren de Britse loopgraven zeer primitief, want de Britten gingen ervan uit dat de oorlog beweeglijk zou zijn.
De loopgraven waren dan ook niet meer dan veredelde greppels, waar de soldaten niet tot rust konden komen en de gewonden niet konden worden behandeld.
In de loop der tijd legden ook de Britten diepe graven in drie linies aan: een frontlinie, een steunlinie en een reservelinie.
Dit bood een effectieve verdediging, maar omdat de Duitsers hetzelfde hadden gedaan, ontstond er een defensieve patstelling.
Wie niet ziek of zwaargewond naar huis werd gestuurd, liep een grote kans om krankzinnig te worden.
De aanhoudende bombardementen tijdens de Slag aan de Somme, waarbij iedereen elk moment kon sterven als in een Russische roulette, waren voor de soldaten een hel, evenals de doodskreten van hun kameraden.
In het beste geval konden deze soldaten niet meer vechten en mochten ze naar huis, in het ergste geval pleegden ze zelfmoord. Dat was funest voor het toch al lage moreel van de overlevenden.
Predikant Walker van het 21e Britse veldhospitaal schreef in zijn dagboek: ‘We komen om in de gewonden ... het zijn er nu al 1500, en er worden er steeds meer aangevoerd ... 1000 nieuwe per dag!’
Slag aan de Somme had weinig zin
De granaten, de machinegeweren en de omstandigheden in de loopgraven waren de grootste bedreigingen, maar de meedogenloze man-tegen-mangevechten maakten de diepste indruk op de overlevenden.
Plotseling stonden twee vijanden met bonzend hart oog in oog – met handgranaten en een geweer met bajonet.

Heel af en toe wisselden twee vijanden beleefdheidsfrasen uit in gebroken Duits, Engels of Frans voordat de trekker werd overgehaald of de bajonet in de buik van de tegenstander werd gestoken.
Vaak sleepten soldaten een zwaargewonde vijand in veiligheid achter de eigen linies.
Midden in het niemandsland behandelden de geneeskundige troepen alle gewonden ongeacht uniform, hoewel dat streng verboden was.
De gevechten waren bloedig, maar leidden niet tot noemenswaardige veroveringen.
Halverwege november 1916 beseften de geallieerde generaals dat doorvechten zinloos was en maakten ze een einde aan de strijd aan de Somme.
Hoeveel doden vielen er bij de Slag aan de Somme?
De Slag aan de Somme vond plaats van 1 juli tot 18 november 1916.
Hoewel de Slag aan de Somme minder dan zes maanden duurde, kostte de strijd honderdduizenden tot miljoenen euro’s – en vele levens.

DODEN:
- Duitsers: 465.525
- Britten: 419.654
- Fransen: 204.253
- Totaal: 1.089.432
KOSTEN:
Het is niet bekend hoeveel geld er werd uitgegeven aan de Slag aan de Somme. Maar voor de hele oorlog zijn de cijfers:
- Geallieerden: $ 145.388.000.000
- Duitsers: $ 63.018.000.000
- Totaal: $ 208.406.000.000
Naast de prijs van het oorlogstuig waren er ook hoge indirecte kosten.
De schade van verwoeste gebouwen, tot zinken gebrachte schepen en het verlies van productie in de industrie bedroeg maar liefst 40.000 miljard Amerikaanse dollar.