Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden de manschappen in de loopgraven het altijd door als de vijand een offensief aan het voorbereiden was. ’s Nachts klonk het geratel van zware wielen, het gehinnik van paarden en het gebrom van tractoren die geschut in stelling brachten. De volgende dag sloeg er her en der een granaat in als artilleristen de juiste richting en afstand bepaalden.
Er kwamen meestal ook vijandelijke patrouilles langs, die in het holst van de nacht slaperige wachtposten in de voorste loopgraven gevangennamen. Zij werden aan de tand gevoeld door professionele ondervragers, die hun inlichtingen over de verdediging ontlokten.
Begin 1918 zagen Britse en Franse soldaten deze waarschuwingssignalen langs het hele Westfront. Van het Kanaal tot de Zwitserse grens, 754 kilometer naar het zuidoosten, gonsde het van de activiteit in de Duitse stellingen.
De reden stond gewoon in de krant: omdat Rusland de strijd gestaakt had, konden de Duitsers het Westfront versterken.
Er hing iets in de lucht, en de Britten groeven als bezetenen om hun posities te verstevigen nu het nog kon. Een groep Schotse soldaten was druk bezig toen hun generaal langskwam om de mannen aan te sporen hun uiterste best te doen.
‘Dit wordt een serieuze en uiterst belangrijke veldslag,’ deelde hij mee. ‘Ik verwacht dat u uw stellingen verdedigt tot de laatste man en de laatste patroon. En als het nodig is dat u hier sneuvelt, dan verwacht ik dat u dat doet.’
Een van de Schotten zei later: ‘Vanaf dat ogenblik keken alle soldaten angstig over hun schouder.’
En dat was niet zonder reden. De beslissende veldslag van de Eerste Wereldoorlog stond op het punt te beginnen.

Von Hindenburg was al met pensioen toen de oorlog uitbrak. Ludendorff was een militair in hart en nieren. Volgens zijn vrouw Margarethe had hij totaal geen gevoel voor humor.
Zegerijk duo bereikte de top
Generaal-veldmaarschalk Von Hindenburg had het formeel voor het zeggen, maar zijn ondergeschikte generaal Ludendorff bepaalde wat er gebeurde. Het duo boekte successen op het slagveld en was oppermachtig in Duitsland.
Toen de Eerste Wereldoorlog in 1914 uitbrak, werd de 66-jarige officier Paul von Hindenburg, die al met pensioen was, weer van stal gehaald. Na een nederlaag tegen de Russen dreigde het Duitse leger in het oosten omsingeld te worden, en de ervaren Von Hindenburg moest het uit de penarie helpen.
Hij kreeg versterking van de 49-jarige generaal Erich Ludendorff, die als een van de beste strategen van het Duitse leger gold. Vóór de oorlog had Ludendorff onder meer de Russische verdedigingswerken in ogenschouw genomen, en Von Hindenburg liet de strategie grotendeels aan zijn jongere collega over. Ludendorff maakte het vertrouwen waar en boekte een aantal grote overwinningen.
Dankzij het succes klom het duo op in de legertop, en met Von Hindenburg als beschermheer was Ludendorff in feite de machtigste man van het land van 1916 tot 1918.
Deze periode wordt de ‘stille dictatuur’ genoemd. De keizer vond het best, en ministers die Ludendorff tegenspraken, werden ontslagen.
1894
Erich Ludendorff wordt op zijn 29e lid van de Duitse generale staf vanwege zijn grote strategische inzicht.
1914
Aan het Oostfront dient Ludendorff onder Paul von Hindenburg. In de Slag bij Tannenberg vagen de twee een heel Russisch leger weg, al zijn de Duitsers veruit in de minderheid.
1916
Von Hindenburg wordt benoemd tot legerchef en Ludendorff komt met hem mee naar het hoofdkwartier.
1917
Ludendorff voert een snood plan uit in Frankrijk: de Duitsers trekken zich terug tot op de Siegfriedlinie. Hier zijn minder troepen nodig, waardoor er soldaten beschikbaar komen voor het Oostfront.
1918
Rusland geeft er de brui aan. Nu kan een sterk Duits leger aanvallen aan het Westfront in een uiterste poging de patstelling te doorbreken.
1923
Ludendorff is betrokken bij de mislukte Bierkellerputsch van de nazi’s. Hij zou het leger gaan leiden voor Hitler. Twee jaar later verliest hij de presidents-verkiezingen van Von Hindenburg.
Duitsland heeft de handen vrij
De aanzet tot het Duitse totaaloffensief was in maart 1917 gegeven, toen de Russische tsaar afgezet was. Na drie jaar oorlog stond Rusland aan de rand van de afgrond. Hongerige fabrieksarbeiders staakten, gesteund door soldaten.
De Russische despoot werd vervangen door een overgangsregering. Die besloot de strijd tegen de Duitsers voort te zetten – tot ze in november dat jaar door de communisten omvergeworpen werd.
De Duitsers hadden de hand gehad in de revolutie: ze hadden toegestaan dat de communistische leider Lenin met de trein door Duitsland reisde om onrust te stoken in Rusland.
En zoals de Duitsers hadden gehoopt, raakte het enorme land in het oosten ontwricht na de coup van Lenin. Het leger viel uit elkaar, er brak een burgeroorlog uit en de Duitsers konden de Russen een vernederend
vredesverdrag opleggen. Ze kregen grote gebieden in handen en er kwamen 42 divisies vrij om naar Frankrijk te sturen.
Voor het eerst was het Duitse leger in de meerderheid aan het Westfront: een kleine 200 divisies stonden tegenover 150 stuks.
Keizer Wilhelm II was de opperbevelhebber en de oude generaal-veldmaarschalk Paul von Hindenburg de stafchef, maar de rechterhand van Von Hindenburg, de kordate generaal Erich Ludendorff, deelde vrijwel in zijn eentje de lakens uit. Hij stippelde de strategie uit, waarna zijn twee meerderen er hun handtekening onder zetten.
Ludendorff wist dat er miljoenen Amerikaanse soldaten onderweg waren om zich bij Duitslands vijanden aan te sluiten – en zelfs zonder deze troepen zag het er niet best uit. Sinds 1914 waren de Duitse havens geblokkeerd, waardoor de fabrieken niet voldoende wapens en munitie konden leveren.

Om de hongerige bevolking te voeden, kwamen er gaarkeukens in Duitsland.
Oorlogssocialisme moest Duitsland erbovenop helpen
In 1918 was er gebrek aan alles in Duitsland. Sinds het begin van de Eerste Wereldoorlog lag de import stil als gevolg van een Brits-Franse zeeblokkade, en de maatschappij raakte ontwricht. De steden leden honger en de industrie zat zonder grondstoffen.
Vanwege het voedseltekort stalen burgers uit graanschuren en boomgaarden om hun gezinnen te voeden. Fabrieksarbeiders gingen staken uit protest tegen de slechte omstandigheden. In deze onrustige situatie kregen de socialistische partijen, die vrede wilden, steeds meer steun.
De Duitse keizer Wilhelm II stond machteloos, en generaal Ludendorff sprong in het vacuüm en regeerde als een dictator. Hij voerde een militaire discipline in op de fabrieken, zette de vakbonden buitenspel en gaf officieren de leiding over de distributie van grondstoffen. Dit ‘oorlogssocialisme’ was later een inspiratie voor de communisten in Rusland.
Ludendorff had zo veel macht dat hij zelfs bepaalde hoe laat het was: in 1916 voerde Duitsland als eerste land ter wereld de zomertijd in. Zo konden de fabrieken langer produceren zonder geld kwijt te zijn aan verlichting.
Ludendorff moest alles op alles zetten om de oorlog te winnen voordat het Duitse keizerrijk Rusland achterna ging.
Britten zijn het doelwit
De generaal zelf twijfelde er geen moment aan dat hij de juiste man was om de overwinning binnen te slepen. In november 1917 riep hij de bevelhebbers van de Duitse legers in Frankrijk bij zich om zijn plan met hen te delen.
Tijdens het overleg wees Ludendorff de doelen van het komende offensief aan. Hij had het vooral gemunt op de Britten, die nog hun wonden aan het likken waren van een bloedig, mislukt offensief bij Passendale een jaar eerder.
Ludendorff wilde de Britten treffen op het punt waar hun sector van het front aan die van de Fransen grensde. Als de Duitsers eenmaal langs de loopgraven waren, zouden ze de Britse troepen vanuit het zuiden het Kanaal in drijven. Daarmee zou de vijand zo’n 50 divisies kwijtraken: een onoverkomelijk verlies.
De generaal wilde de doorbraak zorg-vuldig plannen, maar daarna hadden de eenheden de vrije hand om zich aan de situatie aan te passen: ‘Er moet geen blinde onderworpenheid zijn aan op voorhand op-gestelde plannen,’ zo drukte Ludendorff zijn officieren op het hart.
De Duitse troepen blonken uit in beweeglijke oorlogvoering, en Ludendorff wist zeker dat ze niet te stuiten waren in het open terrein achter de loopgraven.
‘Het wordt een grote krachtmeting, die op één plaats begint, ergens anders doorgaat en lang zal duren,’ legde de generaal uit aan de formele opperbevelhebber, keizer Wilhelm.
‘Het wordt erg moeilijk, maar het zal lukken,’ beloofde Ludendorff, die het offensief Kaiserschlacht (Keizerslag) had genoemd ter ere van Wilhelm.
Granaatregen schrijft geschiedenis
Zoals altijd in de Eerste Wereldoorlog werd de slag ingeluid met geschutvuur. Nog voor het ochtendgloren op 21 maart 1918 werd de stilte doorbroken door het gebulder van talloze kanonnen. Slaapdronken Britse wachtposten haastten zich hun schuilplaatsen in.
‘Een paar seconden na het begin van het bombardement zagen we vonken en zuilen van vuur die oprezen uit de loopgraven en het achterland van de vijand,’ schreef een Duitse artillerist.
Ludendorff liet de artillerie langs het hele Westfront vuren om het doelwit van het offensief niet prijs te geven. Die tactiek was eerder toegepast, en meestal had de vijand snel door waar de kanonnen het dichtst bij het front stonden. Maar deze keer zou dat niet lukken.
In 1916 hadden de Britten de Duitse stellingen vijf dagen lang bestookt voordat ze bij de Somme in de aanval gingen, en bij Passendale was deze ‘artillerievoorbereiding’ tot 10 dagen verlengd. Op deze ochtend in maart 1918 duurde de beschieting echter slechts vijf uur. Maar de Duitse granaatregen was heviger dan ooit tevoren.
10.000 stuks geschut maakten een inferno van een 70 kilometer breed stuk van het Britse front. Lichte kanonnen sloegen grote gaten in de Britse prikkeldraadversperringen, en krachtiger geschut bestookte de loop-
graven met hoogexplosieve granaten en gifgas.
Volgens plan werden er korte pauzes ingelast, waarin de Britten hun schuilplaatsen verlieten – om geraakt te worden door nieuwe beschietingen.
De granaatregen moest echter vooral de Britse loopgraven isoleren van het achterland. Zware projectielen sloegen diepe kraters in de grond en sneden zo telefoondraden door, en in het intense spervuur waren ordonnansen ten dode opgeschreven. Gifgasgranaten dwongen Britse artilleristen hun gasmaskers op te zetten, waardoor het moeilijker was om de kanonnen te laden met granaten.
Als onderdeel van de ‘vuurwals’, zoals de Duitsers het noemden, werden er duizenden rookgranaten afgeschoten om van de ochtendnevel een dichte mist te maken. Het zicht was een paar meter.

De Halberstadt CL.II uit 1917 bleek uiterst geschikt om oprukkende grondtroepen te steunen.
Piloot dropte dreigbrief in Parijs
Het vliegtuig was een van de grootste innovaties van de Eerste Wereldoorlog, en de ontwikkelingen op dat gebied gingen razendsnel.
I n het begin van de Eerste Wereldoorlog wezen piloten vooral doelwitten aan voor het geschut. De Duitsers hadden echter al snel door dat vliegtuigen ook chaos konden zaaien achter de vijandelijke linies.
Al in september 1914 vloog een Duitse piloot met vijf bommen aan boord naar Parijs. Hij wierp ook een brief af waarin de Franse overgave werd geëist.
In de loop van de volgende drie jaar bouwden alle strijdende partijen robuuste jagers met mitrailleurs, die vijandelijke vliegtuigen en artillerie-stellingen konden aanvallen.
Tijdens de Keizerslag van 1918 waren er meerdere squadrons in de lucht, maar omdat de nieuwste Duitse modellen nog niet klaar waren, werden er vliegtuigen uit 1917 ingezet. De geallieerden beheersten het luchtruim.
Soldaten heffen het volkslied aan
Terwijl de Britten zuchtten onder de granaatregen, wachtten duizenden Duitse soldaten gespannen af in de loopgraven. De commandant van een bataljon begon Deutschland, Deutschland über alles te zingen, en de soldaten deden mee.
‘Het was voor het eerst dat ik het volkslied hoorde sinds eind 1914, toen jonge vrijwilligers het zongen tijdens een aanval,’ merkte een luitenant op.
‘De sfeer was anders dan toen, maar ik denk dat de bataljonscommandant zong om de gedachten van de mannen af te leiden van het komende offensief.’
Sommige soldaten bevonden zich toen al een stuk verderop. De stormtroepen waren lang en breed het niemandsland binnengetrokken, waar ze onopgemerkt bleven door de rook en het lawaai.
Het waren elitetroepen die in groepjes de loopgraven passeerden. Toen het geschut een paar uur later gericht werd op het Britse achterland, kwamen ze in actie.

Dankzij de stormtroepen braken de Duitsers in de lente van 1918 door de Britse linies.
Loopgraven werden door specialisten gepasseerd
Stormtroepen rukken op
De stormtroepen konden hun geluk niet op toen ze opsprongen en het laatste stuk naar de Britse frontlinie renden. Ze werden niet geraakt door granaten van hun eigen artillerie, het Britse prikkeldraad was kapot en ze troffen alleen kraters aan in plaats van loopgraven.
‘Er waren niet veel vijanden die de vuurstorm overleefd hadden,’ vertelde een van de soldaten later. ‘Er waren een paar gewonden. Die stonden met hun handen omhoog. We hoefden ze niet eens te vertellen wat ze moesten doen, dat begrepen ze zelf wel: naar achteren.’
Langs het hele front gaven honderden Britten zich al in de eerste minuten van de aanval over. Zodra het bombardement stopte, waren ze omsingeld door Duitse stormtroepen, die ongezien razendsnel waren opgerukt.
‘Het was heel mistig, en ik hoorde geen geweervuur,’ aldus een jonge Britse luitenant. ‘Ik ontdekte pas dat de aanval begonnen was toen ik een bocht omging in onze loopgraaf en een klein Duits mannetje met een dikke bril tegenkwam. Ik had nog nooit een Duitser gezien. Hij duwde zijn bajonet tegen mijn buik en zei: ‘Kameraad, yes or no?’ ‘Yes’ was mijn antwoord.
De Duitsers riepen vaak ‘kameraad’ als ze zich wilden overgeven, en de soldaten aan beide zijden wisten wat het betekende. Britse gevangenen werden naar de Duitse linies gestuurd, veelal zonder begeleiding van bewakers.
Ondertussen trokken de stormtroepen door de doolhof van Britse loopgraven. De rook van de granaten hing nog als een deken over het landschap.
‘Het woord aftocht bestaat verdomme niet in het Britse leger!’ Britse kolonel tijdens de Keizerslag.
De Britse voorposten hadden de aanvallers een tijdje moeten ophouden, maar ze waren gedood tijdens de beschieting of overrompeld door de Duitsers. Verder naar achteren was het van hetzelfde laken een pak.
De compagnieën in de voorste linie moesten zo lang mogelijk stand- houden voor ze terugvielen op de zogeheten gevechtslinie. Maar het hele verdedigingsplan viel binnen de kortste keren in duigen.
Duitse stormtroepen renden behendig tussen de verspreide Britse eenheden door. Die raakten het contact met elkaar kwijt en dreigden omsingeld te worden door de vijandelijke soldaten.
Binnen anderhalf uur was de voorste Britse linie over een 70 kilometer breed gedeelte van het Westfront doorbroken. Kanonnen werden buitgemaakt zonder één schot te hebben afgevuurd. Soldaten gaven zich bij bosjes over of sloegen in kleine groepjes op de vlucht.
Slechts een keten van commandoposten hield stand omdat die stellingen hadden om zich tegen aanvallen van alle kanten te beschermen. Maar dit waren eilandjes in een Duitse vloedgolf, en de Britten beseften dat ze niet gered zouden worden.
De kolonel van een Engels bataljon werd aangespoord om zich terug te trekken nu het nog kon: ‘Het woord aftocht bestaat verdomme niet in het Britse leger! Ik ben al een oog kwijtgeraakt voor een medaille, en ik zal het tweede verliezen voor een Victoria Cross,’ riep hij.
Resoluut nam de officier een revolver in elke hand, beval zijn ordonnans hem te volgen en ging door de loopgraven op het dichtstbijzijnde lawaai af.
Na een paar minuten keerde de ordonnans geruisloos om en maakte zich uit de voeten. Hij en andere verstandige soldaten wisten aan de omsingeling te ontsnappen, maar de koppige kolonel werd met 400 van zijn mannen krijgsgevangen gemaakt.
OVERZICHT: Zo overrompelen de Duitsers de Britse linie











Stormtroepen breken door
De Britten waren nog loopgraven aan het aanleggen bij de Somme toen het Duitse offensief op 21 maart 1918 losbarstte. Vanwege zwakke stellingen, een regen van granaten en een nieuwe Duitse tactiek bezweek de verdediging snel. De Duitsers rukten op in een tempo dat sinds 1914 niet meer aan het Westfront was vertoond.
Fase 1: Stormtroepen rukken op
In groepjes van negen man zaaien de Duitse stormtroepen chaos in de vijandelijke stellingen en maken ze communicatielijnen onklaar.
Het regent granaten
4.40 uur: Duitse kanonnen voeren de intensiefste beschieting tot nut toe uit. Prikkeldraad en telefoonlijnen sneuvelen. Er wordt gifgas naar de Britse stellingen geblazen en rookgranaten onttrekken het niemandsland aan het zicht.
Snelle opmars
8.30 uur: Verborgen door de rook gaan Duitse stormtroepen op de Britse voorposten af. De Duitsers rukken op door de loopgraven en omsingelen de afzonderlijke Britse stellingen. Soldaten met mortieren en vlammenwerpers volgen.
Fase 2: Hoofdmacht volgt
Als de verwarring totaal is, vallen eenheden van de Duitse infanterie de sterkste Britse stellingen aan.
Duitsers breken door
9.00 uur: De Britten weten niet wat ze overkomt. De stormtroepen staan al achter hen als twee Duitse divisies met elk 10.000 man aanvallen. De Britten kunnen geen gecoördineerde verdediging opzetten.
Hoofdkwartier wordt omsingeld
10.00 uur: De Duitsers omsingelen de stellingen die het zwaartepunt van de vooruitgeschoven linie vormen. De Britten hadden zich eerder tot de gevechtslinie moeten terugtrekken, maar dat bevel komt niet aan. Alleen kleine groepjes weten te ontkomen.
Fase 3: Vijand vlucht
Na de doorbraak van de voorste linies gaat de aanval door tot de Britten de aftocht blazen.
Duitsers dringen verder door
14.00 uur: Terwijl er bijna niet meer gevochten wordt bij de voorposten, gaan de eerste Duitsers op de gevechtslinie af. Als de rook is opgetrokken kan de Britse artillerie vuren, maar veel geschut is al uitgeschakeld.
Britse flank wordt aangevallen
16.00 uur: Britse reserves komen toegesneld, maar worden meteen vanuit het zuiden aangevallen. Daar is een derde Duitse divisie door het front gebroken. De Britse verdediging dreigt geheel te bezwijken.
Britten geven het op
22.30 uur: De Britten staken de verdediging en trekken zich terug over de Somme. Duizenden mannen zijn gedood of gevangengenomen. Op sommige delen van het front sneuvelt ruim een vijfde van alle soldaten.
Geallieerden gaan alle kanten op
Een stuk naar het noordwesten zat veldmaarschalk Douglas Haig in het Britse hoofdkwartier. De hele dag kwamen er berichten binnen over Duitse doorbraken.
Haig bleef er zo kalm onder dat het leek alsof het hem niets kon schelen. Als zijn commandanten belden vanaf het front, kregen ze de bevelhebber niet eens te spreken, maar moesten ze het doen met leden van zijn staf. In een brief aan zijn vrouw deed hij het offensief af als een incident:
‘We hebben een slag uitgevochten en die is goed verlopen. Rapporten melden dat het moreel van de troepen hoog is en dat ze genoeg doelen hebben. Ze waren de hele dag aan het doden. De vijand moet zware verliezen hebben geleden.’
Haig deed mogelijk zo luchtig om zijn vrouw, die ernstig ziek was, te ontzien. De situatie was kritiek.
Er waren bijna 40.000 Britten gesneuveld op 21 maart, en hoewel de Duitse aanval op een paar plaatsen afgeslagen was, hadden de Duitsers een bres van 20 kilometer breed geslagen.
De Britse veldmaarschalk kon geen nieuwe verdedigingslinie verder naar achteren opzetten, want daar waren niet genoeg reserves voor. Als de Britten niet onder de voet gelopen wilden worden door de troepenmacht die in aantocht was, moesten ze rennen voor hun leven.

De Duitsers hadden na de doorbraak in maart 1918 moeite hun kanonnen te verplaatsen.
De troepen vluchtten naar het noorden, maar raakten daardoor het contact met de Fransen in het zuiden kwijt. Ludendorff had de bondgenoten uiteen weten te drijven.
Twee dagen later hield Haig crisis-beraad met generaal Philippe Pétain, de opperbevelhebber van het Franse leger. Het contact moest zo snel mogelijk hersteld worden, benadrukte de Fransman. ‘Anders worden de Britten hoogstwaarschijnlijk zo de zee in gedreven,’ luidde zijn analyse van de situatie.
Voor Haig klonken deze woorden meer als een voorspelling van wat er onherroepelijk zou gebeuren dan als een aansporing om tot het uiterste te gaan. Zelf kon Pétain op korte termijn weinig bijdragen, want zijn reserves bevonden zich te ver naar het zuiden.
Een paar dagen eerder had Ludendorff valse kaarten in een observatieballon laten plaatsen, die er boven de Franse linies ‘per ongeluk’ uitgewaaid waren. De kaarten hadden de Franse generaal doen geloven dat zíjn troepen het doelwit waren van het Duitse offensief.
Pétain vertrouwde zijn Britse bondgenoten bovendien voor geen cent, en hij beschouwde de verdediging van Parijs als zijn hoofdtaak. De twee bevelhebbers konden het niet eens worden over een strategie, en intussen groeide de afstand tussen hun legers.
Loopgravenoorlog is voorbij
De troepen van Ludendorff ging het na de doorbraak op 21 maart voor de wind. De soldaten hadden de claustrofobische wereld van de loopgraven achter zich gelaten en marcheerden door het open landschap, waar ze voor het eerst in jaren vrij uitzicht hadden op de horizon.
De generaals konden eindelijk een échte oorlog uitvechten, zoals ze in hun jonge jaren op de militaire academie hadden geleerd. Het ging weer om snelle manoeuvres, verrassingsaanvallen en druk op de vijandelijke flanken.
‘Het gaat hier om een overwinning van de monarchie op de democratie’ Wilhelm II
Maar voor de soldaten en officieren op de grond was het wel wennen. Zij waren na 1914 bij het leger gekomen en kenden alleen de bloedige patstelling van de loopgravenoorlog.
Daar had Ludendorff echter rekening mee gehouden: in de maanden voor het offensief hadden de Duitse divisies op de klassieke manier geoefend. Terwijl de troepen leerden marcheren, werden de officieren getraind in kaartlezen, zodat ze hun weg zouden kunnen vinden.
Nu waren eindeloze colonnes troepen onderweg, en op de landweggetjes trokken paarden kanonnen in alle soorten en maten voort. In zijn hoofdkwartier was Ludendorff in zijn nopjes. De bres in het front was niet zo breed als hij gehoopt had, maar de doorbraak was een feit.
‘Het doel is nu de Fransen en Britten te scheiden door middel van een snelle opmars aan beide zijden van de Somme,’ dicteerde Ludendorff enthousiast.
Keizer Wilhelm bevond zich niet ver van het front en zag al voor zich hoe zijn land eindelijk zou zegevieren. ‘Als een Engelse delegatie om vrede komt smeken, moeten ze knielen voor de Duitse vlag, want het gaat hier om een overwinning van de monarchie op de democratie,’ verklaarde de Duitse vorst onder luid applaus.
Maar de slag was nog niet gewonnen.

Meer dan 800.000 Britten en Fransen werden gedood of gevangengenomen tijdens de Keizerslag.
Duitsers worden moe
Na vier jaar in de loopgraven was de patstelling doorbroken, maar verder was er weinig veranderd. Zo bewoog het leger van Ludendorff zich te voet voort, en het tempo van de opmars werd bepaald door de afstand die de soldaten in een dag konden afleggen.
Er waren veel te weinig vrachtwagens om de voorhoede een voorsprong te kunnen geven. Bovendien was de Duitse cavalerie al in 1914 grotendeels van haar paarden ontdaan omdat je niets aan ruiters had in de loopgraven.
De snelle opmars die Ludendorff voor zich had gezien verliep dan ook stapvoets, en zelfs met dit slakkengangetje raakten artillerie en voorraden snel achterop.
Het hielp niet dat het Duitse leger geen plannen had klaarliggen voor de operaties na de doorbraak. Ludendorff wilde kansen grijpen wanneer die zich voordeden, maar dat leidde tot chaos en een gebrek aan samenwerking.
Het Britse front werd niet ‘opgerold’, zoals de Duitse bevelhebber voor het offensief had voorspeld. Zijn troepen drongen steeds dieper door in het gat dat in het front was ontstaan, waardoor ze alleen strategisch onbelangrijk terrein veroverden en de bevoorradingsroutes gevaarlijk lang werden.
Op 23 maart besloot Ludendorff om de opmars voort te zetten. Als het Duitse leger verder trok langs de Somme, zouden de troepen de stad Amiens innemen en daarna aan het Kanaal staan, dat zo’n 60 kilometer verderop lag. Dan zouden de twee vijandelijke legers volledig van elkaar gescheiden zijn.
Maar 60 kilometer was ver tijdens de Eerste Wereldoorlog, zelfs in de dagen van euforie eind maart 1918. De Duitsers waren de uitputting nabij, de wegen stonden vol en de verliezen namen toe.
Een nieuwe generaal treedt aan
De bevelhebbers Haig en Pétain bleven het somber inzien, al verdedigden ze zich verbeten aan beide zijden van de bres in het front.
Wederzijds wantrouwen frustreerde hun samenwerking: beide legerleiders meenden dat de ander niet genoeg deed voor de gemeenschappelijke zaak. Politici in Londen en Parijs beseften dat er één nieuwe leider moest komen.
De keus viel op de Franse generaal Ferdinand Foch.
‘Ik weiger te denken aan een mogelijke terugtrekking.’ Ferdinand Foch
De Britten hadden een goede indruk van hem gekregen tijdens eerdere operaties, en anders dan Pétain volgde hij een agressieve strategie.
Soms iets té agressief, maar dat was in deze situatie een voordeel. Foch gaf een goede analyse van de toestand op 24 maart: ‘De situatie is ernstig, buitengewoon ernstig,’ sprak de 68-jarige Fransman. ‘Maar ze is geenszins uitzichtloos. Ik weiger te denken aan een mogelijke terugtrekking. Een terugtrekking is uitgesloten.’
Foch kreeg het commando over Franse en Britse divisies, en daarmee moest hij Ludendorffs opmars naar de zee een halt toeroepen. Als verdediger had hij in deze situatie een groot voordeel ten opzichte van de Duitse aanvallers: hij kon van het fijnmazige Franse spoorwegnet gebruikmaken.
Zo kon hij zijn troepen snel verplaatsen, terwijl de Duitsers moesten lopen. In de gebieden die het keizerlijke leger sinds de doorbraak had veroverd, waren alle rails verwoest.
Ludendorff deed er alles aan om door te stoten bij Amiens, waar hij de uiterst belangrijke spoorverbinding tussen zijn twee vijanden kon vernielen. Als hij daarin slaagde, zou de poging van Foch om de twee geallieerde legers weer met elkaar te verbinden geheid mislukken.
Britse en Franse eenheden die ter plaatse kwamen, waren nog niet uit de trein gestapt of ze werden al in de pan gehakt. Foch moest zelfs de cavalerie van stal halen, want geen andere troepen konden de Duitsers tegenhouden.
De verliezen onder mannen en paarden waren groot, maar Amiens hield stand.
Duitsland is door zijn krachten heen
Ook Ludendorff raakte veel soldaten kwijt, en op 5 april moest hij inzien dat hij het Kanaal niet zou bereiken. Hij staakte de aanvallen op Amiens en liet de soldaten nieuwe loopgraven aanleggen. De Keizerslag was echter nog lang niet voorbij, want Ludendorff had de moed niet opgegeven.
Na een mislukte poging in april om de Britse bevoorradingshavens aan het Kanaal te bereiken, volgden er ook in mei, juni en juli Duitse aanvallen. De stormtroepen braken her en der door, maar de beslissing viel niet.
De Duitsers waren de race tegen de klok aan het verliezen en hun meerderheid slonk met de dag. Uit Engeland kwamen verse troepen, die Haig tot dan toe achter de hand had gehouden.
En de Amerikanen waren in aantocht. Elke dag arriveerden er duizenden in Frankrijk, en hoewel ze niet ervaren genoeg waren om meteen in het diepe gegooid te worden, konden ze wel ingezet worden om rustige delen van het front te verdedigen.

Na de komst van de Amerikanen hadden de geallieerden de overhand.
Uncle Sam in aantocht
De Duitsers gingen in de aanval omdat de tijd begon te dringen. Er was een Amerikaans leger onderweg naar de slagvelden van Europa, dat de geallieerden een groot overwicht zou bezorgen.
In april 1917 verklaarde de VS Duitsland de oorlog, en 4 miljoen Amerikanen meldden zich vrijwillig aan om te gaan vechten. Aanvankelijk stelde het Amerikaanse leger echter weinig voor: de rekruten werden niet getraind en er was een gebrek aan kanonnen, mitrailleurs en vliegtuigen.
En als er troepen beschikbaar waren, weigerde de VS ze in te zetten aan het Westfront. Er moest eerst een gezamenlijke troepenmacht onder Amerikaans bevel komen.
Maar de VS had wapens uit Groot-Brittannië en Frankrijk nodig en stuurde wel enkele divisies als betaling daarvoor.
In de lente van 1918 was een Amerikaans miljoenenleger klaar om in actie te komen. De Duitsers zagen de bui al hangen en openden een offensief. De Keizerslag mislukte, en in de zomer namen de Amerikanen een 150 kilometer lang stuk van het Westfront onder hun hoede.
Op dat moment arriveerden er elke dag 10.000 man per schip. Daartegen waren de uitgeputte Duitsers niet opgewassen. Van augustus tot november werden ze teruggedrongen, en uiteindelijk moest Duitsland zijn vijanden verzoeken om een wapenstilstand en een vredesverdrag.
Frankrijk kreeg zwarte soldaten
De eerste Amerikaanse eenheden aan het Westfront bestonden uit zwarte soldaten die de VS aan Frankrijk uitleende. Zij hadden geen goede naam in het gesegregeerde leger.
De Fransen hadden echter minder last van vooroordelen. Er vochten al troepen uit de Afrikaanse en Arabische koloniën in het Franse leger, en zij golden als experts in het veroveren van Duitse loopgraven.
De Afro-Amerikanen presteerden goed en in 1918 keerden velen van hen als helden naar huis – om te worden gelyncht als ze in de zuidelijke staten met hun medailles pronkten.
Ludendorff bereidde in de zomer meer aanvallen voor, maar de geallieerden drongen hem in het defensief. Met de steun van tanks rukten Franse divisies op, en de Duitse soldaten moesten tot het uiterste gaan terwijl ze in de richting van het oude front gedreven werden.
‘We marcheerden de hele nacht,’ schreef een uitgeputte Duitser die er al sinds 1914 bij was. ‘We droegen onze uitrusting, onze geweren, onze herinneringen en onze moede zielen mee. Niemand zei het hardop, maar we wisten zeker dat het hele leger snel op de aftocht zou zijn,’ meldde hij.
Bloedbad gaat door
Ludendorff had op één paard gewed, en hij had met zijn grootschalige aanval aan het Westfront betere resultaten geboekt dan enige andere bevelhebber. De snelle acties van de stormtroepen waren een voorbode van waar het Duitse leger toe in staat zou zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog.
‘De oorlog is verloren.’ Erich Ludendorff, 29 november 1918.
In 1918 ontbeerden de Duitsers echter de mobiliteit om het initiële succes volop te benutten. Ze misten de vrachtwagens en pantservoertuigen van de blitzkrieg waarmee ze half Europa onder de voet zouden lopen.
Na de mislukking van de Keizerslag was de oorlog in feite ver-loren. Maar dat wilden Ludendorff en de keizer niet inzien, en het bloedbad ging nog een paar maanden door.
In de zomer van 1918 leidde Foch een groot offensief aan het Westfront. Haig, Pétain en de Amerikanen boekten veel terreinwinst en wisten de Duitse troepen gestaag terug te drijven.
‘De oorlog is verloren,’ gaf zelfs Ludendorff op 29 september schoorvoetend toe.
Er ging een voorstel tot wapenstilstand naar de geallieerden, maar zij stelden zulke strenge eisen dat de Duitsers er woedend voor kozen om de strijd voort te zetten.
Op 11 november kwam er eindelijk een eind aan de oorlog. De keizer nam de wijk naar Nederland, en het Duitse leger aan het Westfront droop af.
Volgens Ludendorff was het allemaal de schuld van de politici toen het zwartepieten begon en er verantwoordelijken voor de nederlaag moesten worden aangewezen. Dit leidde tot de zogeheten dolkstoot-legende, die de nazi’s later omarmden.
Ludendorff sympathiseerde in het begin met hun gedachtegoed, maar kreeg na verloop van tijd veel weerzin tegen Hitler. Daarom weigerde hij bijvoorbeeld een bevordering van de Führer toen hij in 1935 70 jaar werd.
‘Een veldmaarschalk wordt benoemd op het slagveld, niet tijdens een verjaardagsfeestje in vredestijd,’ mopperde hij. Twee jaar later kreeg hij een onvrij-willige staatsbegrafenis van Hitler.