De gewonde soldaten keken wel even op toen ze in september 1914 aankwamen op de plek waar ze de komende maanden zouden verblijven. Ze reden over de kronkelige grindweg naar het indrukwekkende Highclere Castle in Hampshire – het echte Downton Abbey. Met zijn torens in renaissancestijl stond het kasteel als een vierkante kolos in het heuvelachtige landschap, en in dit prachtige decor mochten de soldaten herstellen.
Slechts een paar weken eerder hadden ze zich nog in het doolhof van loopgraven aan het Westfront bevonden, maar zoals zo veel dappere soldaten waren ze uiteindelijk op een brancard weggedragen met gebroken ledematen of schotwonden. Ze keerden terug naar de Britse Eilanden, waar veel grote landhuizen het ministerie van Oorlog hadden aangeboden hun deuren te openen voor gewonden die hulp nodig hadden.

De patiënten werden tijdens hun verblijf op Highclere Castle goed behandeld.
Begin 20e eeuw stond het leven op Highclere Castle in het teken van eeuwenoude structuren en patronen. Een leger aan bedienden stond dag en nacht klaar voor de adellijke familie, die in smetteloze kleding met geheven pink theedronk. Maar nu stond gravin Almina, de vrouw van de 5e graaf van Carnarvon, in eigen persoon klaar om de soldaten bij de hoofdingang van Highclere te verwelkomen.
De oorlog had de sociale normen tijdelijk veranderd, en de adellijke dame leidde de gewonde mannen zelf door de zalen en gangen naar hun kamers. Kort daarop werd de soldaten bier voorgezet uit de brouwerij van het kasteel, die ze dronken met uitzicht op de prachtige kasteeltuin.
‘Je waant je in een sprookje, hoe ernstig je er ook aan toe bent,’ schreef Basil Jones, een van de dankbare patiënten.
Edelen zorgen voor gewonden
Het echtpaar Carnarvon had de verbouwing van Highclere Castle tot een hospitaal zelf bekostigd. Anders dan veel andere Engelse landhuizen was het kasteel niet slechts een herstellingsoord voor gewonde soldaten. De gravin van Carnarvon stond er namelijk op een chirurg, een lokale arts en 30 verpleegsters in te huren, zodat de nieuwe bewoners de beste zorg kregen.
‘Almina was geniaal toen ze een hospitaal op poten moest zetten,’ schreef een vriendin van de gravin in een brief aan haar man. Lady Carnarvon was zo betrokken bij het ziekenhuis dat ze weinig tijd meer had voor theevisites en chique diners.
‘Als u eens wist wat een verschil het maakte toen ik terug naar Frankrijk ging, te weten dat ik, als ik weer gewond zou raken, een goede kans had om in uw zorgzame handen terecht te komen.’ Majoor Oliver Hopkinson in een brief aan gravin Almina
Ze vond het fijn om de ronde te doen langs de soldaten en, in de woorden van chirurg Robert Jones, ‘hun geestelijke en lichamelijke nood te lenigen’.
De gravin wilde dat haar man en dochter ook de patiënten bezochten. Dochter Evelyn werd elke dag na haar privélessen uit haar bevoorrechte leventje gerukt om met haar moeder langs de soldaten te gaan, wier verwondingen duidelijk blijk gaven van het harde bestaan buiten de beschermende muren van Highclere.
Bedienden krijgen nieuwe rollen
Ook het leven van de bedienden op Highclere werd op zijn kop gezet. Het personeel was weliswaar gewend aan veel gasten, maar nu het huis een hospitaal was, moesten de dienstmeisjes bij elkaar intrekken om plaats te maken voor de verpleegsters. Daarnaast werd de werklast hoger, want in feite had het kasteel nu 50 permanente gasten.
Door de nieuwe tijden op Highclere veranderden ook de taken van de bedienden. Tegen de gewoonte in kwamen dienstmeisjes nu in de fraaie bibliotheek, die gravin Almina had overgedragen aan de gewonde soldaten. Vrouwelijke bedienden zorgden gewoonlijk niet voor gasten, maar omdat de mannelijke bedienden van Highclere vochten aan het front, bedienden de meisjes nu de patiënten die gezond genoeg waren om rechtop op de zachte meubels van het luxe vertrek te kunnen zitten.

De herstellenden konden op elk moment een frisse neus halen in het kasteelpark.
Voor veel dienstmeisjes was het nieuw om contact te hebben met hun werkgevers en de gasten, en hoewel het bijzondere omstandigheden waren, moest het personeel wel de juiste, respectvolle toon behouden – ook tegenover de soldaten, die ongeacht hun rang gasten van het huis waren. Na enkele maanden werd het luxe hospitaal van Highclere echter zo populair dat vooral gewonde officieren nog een plaats kregen op het kasteel. Een van hen was majoor Oliver Hopkinson, die de gravin later vanaf het front bedankte in een brief.
‘Als u eens wist wat een verschil het maakte toen ik terug naar Frankrijk ging, te weten dat ik, als ik weer gewond zou raken, een goede kans had om in uw zorgzame handen terecht te komen.’
Gewone leven keert terug
Vijf maanden werkte het personeel van Highclere zich een slag in de rondte met het verschonen van bebloed beddengoed, extra was en bediening op de kamers en in de eetzaal. Op den duur raakten de bedienden zo uitgeput dat de gravin het hospitaal eind januari 1915 zes weken sloot om hun rust te gunnen.
Hierna opende Highclere tot december 1915 opnieuw zijn deuren voor gewonden, tot Almina het ziekenhuis verhuisde naar een gehuurd gebouw in Londen, waar de specialisten uit de hoofdstad altijd in de buurt waren als een patiënt in levensgevaar was. Plotseling was Highclere wonderlijk leeg – ook al doordat de gravin nu meestal in Londen was.

Toetanchamons masker, dat Howard Carter in 1925 vond, stelt Osiris voor – de god van de doden in het oude Egypte.
Graaf zocht naar graf van Toetanchamon
Archeologie was een passie van de 5e graaf van Carnarvon (1866-1923). Vooral egyptologie interesseerde de Brit, die elke winter naar Noord-Afrika ging. Hier bracht hij zijn tijd door als amateurarcheoloog, bijgestaan door de Britse archeoloog Howard Carter.
Lord Carnarvon verzamelde oud-Egyptische schatten en besloot Carter te financieren, die ervan overtuigd was dat er nog onontdekte graven lagen in de Vallei der Koningen. Na vijf jaar zoeken sloeg Carter op een novemberdag in 1922 een gat in de ommuurde toegang tot een onbekende grafkamer.
‘Wat zie je?’ vroeg lord Carnarvon, die er ook was, gretig. ‘Wonderlijke dingen,’ antwoordde Carter terwijl hij de kamer verlichtte met een kaars.
Het tweetal had het graf van Toetanchamon ontdekt, en in de jaren erop vond Carter meer dan 5400 voorwerpen in de grafkamer van deze farao. Helaas zag lord Carnarvon daar maar een fractie van. Hij stierf slechts vijf maanden na de vondst, aan een infectie in een ogenschijnlijk onschuldige muggenbeet.
Maar toen eind 1918 de laatste schoten van de Eerste Wereldoorlog klonken, keerde het oude leven terug in het landhuis in Hampshire. Het porselein werd weer gepoetst en de familie bediend. Hoewel Almina zelf was veranderd – en tot op zekere hoogte had gemerkt dat het leven meer te bieden had dan mooie japonnen en diners – was het decadente leven van de elite nog lang niet vergeten.
Evelyn werd het jaar erop 18, oud genoeg om haar debuut te maken in de society. Dit werd gevierd met een groots bal. Highclere was een toonbeeld van elitaire etiquette, en in één klap was alles weer bij het oude.
MEER OVER ALMINA CARNARVON
William Cross, The Life and Secrets of Almina Carnarvon: 5th Countess of Carnarvon of Tutankhamun Fame, William P. Cross, 2011