Had Duitsland tanks in de Eerste Wereldoorlog?

Groot-Brittannië en Frankrijk hadden vanaf 1916 tanks. Hoe zit het met Duitsland?

A7V was een fort op rupsbanden.

Duitsers bouwden A7V-tanks

Na de eerste confrontatie met gepantserde Britse voertuigen in 1916 wilde Duitsland ook iets dergelijks hebben. Het resultaat was de tank A7V, die in 1918 aan het Westfront werd ingezet. Het Duitse pantservoertuig was een enorm gevaarte.

Het was groter, zwaarder en sneller dan de Britse en Franse tanks, en had een dikker pantser en meer wapens. Duitse ingenieurs hadden de A7V vormgegeven als een mobiele vesting met de motor in het midden en de wapens langs de hele buitenkant, zodat hij alle kanten op kon schieten.

A7V-tank was niet zonder gebreken

Toen de tank aan het front werd ingezet, kwamen zijn gebreken echter snel aan het licht. Het pantser van de A7V bestond uit ongehard staal, dat alleen bestand was tegen geweer- en mitrailleurvuur. De staalplaten liepen tot op de grond door, waardoor de tank makkelijk vast kwam te zitten in het ruige terrein aan het front. Daarnaast was hij topzwaar. Er gingen er heel wat verloren doordat ze omvielen – zoals de Nixe, die aan de eerste tankslag ter wereld deelnam.

Duitse tank delft het onderspit

Op 24 april 1918 vocht de A7V een duel uit met een Britse Mark IV-tank, die net als de Nixe een 57mm-kanon had. Hoewel de Britten de A7V drie voltreffers bezorgden, deed het terrein de Duitse tank de das om. De A7V rolde op zijn zijkant toen de bestuurder een heuveltje in de verkeerde hoek nam.

De grootste tekortkoming van de A7V was echter dat maar 20 exemplaren het front voor het einde van de oorlog wisten te bereiken.

De Duitsers gebruikten vooral buitgemaakte Britse tanks. Toen Duitsland eind 1918 verslagen was, werkte het aan een verbetering van het model.