Getty Images & Mary Evans/Scanpix

Eerste Wereldoorlog: Duitsers richten bloedbad aan in België

In augustus 1914 voelt het neutrale België de vuist van Duitsland. 750.000 man marcheren de grens over, slachten burgers af en branden steden plat. De oorlogsmisdaden komen merkwaardig genoeg voort uit angst: de soldaten van ’s werelds sterkste leger zijn bang.

De inwoners in Labouxhe hebben niets tegen Duitsers. Toen er op 4 augustus Duitse soldaten in het plaatsje verschenen, nodigden de Belgen ze uit voor een potje kaarten.

De volgende dag gaan de soldaten naar Luik, een paar kilometer verderop. De burgers van Labouxhe pakken de draad weer op, maar de hele dag door horen ze de kanonnen bulderen en de machinegeweren ratelen.

’s Avonds komen de Duitse troepen terug. De forten van het Belgische leger rond Luik staan er nog, maar er zijn gaten gevallen in de Duitse gelederen. De sfeer van ‘ouwe jongens krentenbrood’ is op slag verdwenen.

Om 3.30 uur zijn er schoten te horen. Kort daarop roepen Duitse stemmen in de straten: ‘Eruit, Fransozen!’

De Franstalige burgers gaan naar buiten – en kijken recht in de loop van een geweer. Alle mannen en wat vrouwen uit 10 huishoudens worden ter plekke doodgeschoten. De soldaten steken de huizen in brand en gaan dan door naar het volgende dorp.

Historici hebben berekend dat er in de bloedige ochtend van 6 augustus meer dan 300 Belgen zijn gedood. Veel anderen zal in de loop van die augustusmaand 1914 hetzelfde lot zijn beschoren tijdens de zogenoemde ‘verkrachting van België’.

Betrouwbare cijfers van de slachting zijn er pas na het jaar 2000 gekomen.

Al tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn de gebeurtenissen in de doofpot gestopt dankzij Britse propaganda en Duitse smoezen, waardoor de meest serieuze geschiedkundigen er nog aan twijfelden of de inval wel had plaatsgevonden.

Inmiddels is bewezen dat de Duitsers 6000 Belgische burgers afslachtten en 25.000 gebouwen in puin legden.

België is een obstakel

De Belgen hebben pech met de ligging van hun land. Tussen de aartsvijanden Frankrijk en Duitsland ingeklemd is de staat een ideale invasieroute voor een grootmacht die zijn rivaal in de rug wil aanvallen. En dat is dan ook precies de Duitse strategie in augustus 1914.

Enorme troepen moeten door België naar Frankrijk marcheren, afbuigen naar het zuiden en het gehele Franse leger in de val lokken. Het ambitieuze plan heeft echter één schoonheidsfoutje: de Europese grootmachten – dus Duitsland ook – garanderen België neutraliteit.

‘Een velletje papier,’ zo wimpelt de Duitse kanselier de garantie weg die zijn land mede heeft ondertekend.

Hij spoort de Belgische regering aan tot een ‘welwillende neutraliteit’ en een vrije doorgang voor het leger van de keizer. En anders wordt de ‘relatie tussen de twee staten met het zwaard beslecht’.

Het is een onzinnig voorstel, want een land dat zijn grenzen openstelt voor vreemde soldaten is niet neutraal meer. Daarom wijst de regering in Brussel het voorstel op 3 augustus af.

De volgende ochtend om 8.05 uur gaan de eersten van de circa 800.000 Duitse soldaten de grens over bij de plaats Gemmenich. Twee Belgische douanebeambten doen nog hun best de invasie te stoppen.

‘Belgische grens!’ roept een van de twee naar een Duitse ruiterpatrouille.

‘Dat weet ik ook wel,’ antwoordt de officier. ‘Maar de Fransen zijn de grens al overgestoken, dus dat gaan wij ook doen.’ De Duitsers zijn alleen in België omdat de Franse troepen de neutraliteit van het land al geschonden hebben, luidt de officiële verklaring.

De Duitse eis staat in een besluit dat de officier bij zich heeft: laat de troepen er ongehinderd door, dan wordt België ontzien. Elke vorm van tegenstand zal genadeloos worden afgestraft.

Achter de Duitse ruiterpatrouille volgen lange kolonnes infanterie. De Duitsers hebben gehoord dat de Belgen niet willen vechten, dus de sfeer is losjes. Die eerste dag van de invasie zijn er maar een paar schermutselingen.

Drie nieuwsgierige mannen die langs de weg naar de marcherende troepen staan te kijken, worden door een Duitse officier opgepakt wegens spionage. Een priester vraagt de Duitsers om bewijs.

‘Ze zien er verdacht uit,’ klinkt het kortaf. Alle drie de arrestanten worden zonder enig proces doodgeschoten.

Die dag vinden er maar een paar van dergelijke moorden plaats, maar al snel zullen die aan de orde van de dag zijn.

Op hun jacht naar partizanen stalen de Duitse soldaten voedsel en drank.

© Look and Learn/Bridgeman

De Duitsers ruiken bloed

Kort na de inval in België bereiken de Duitse troepen Luik, dat omringd is door 12 betonnen forten. Het idee dat de Belgen geen weerstand zullen bieden blijkt uit de lucht gegrepen.

Als de Duitsers oprukken, worden ze neergemaaid met machinegeweren en kanonnen. De soldaten stormen naar voren in golven, maar door die frontale aanval zijn ze een makkelijke prooi.

De Duitsers bijten zich stuk op de forten rondom Luik, die 12 dagen stand houden. Onder de overlevenden is het algauw gedaan met de welwillendheid jegens de plaatselijke bevolking.

De Belgen achter de Duitse frontlinie worden ervan beschuldigd partizanen te zijn, die de troepen van hun eigen land helpen.

Eén gezin heeft de pech naast een Duits veldhospitaal te wonen, en als dat getroffen wordt door een granaat uit een Belgisch fort, wordt het hele gezin ter plekke gefusilleerd door soldaten – al heeft de vader uitgelegd dat hij die dag gezelschap van Duitsers had en het fort dus niet heeft kunnen inseinen.

Burgers worden verdacht

De hele streek ten oosten van Luik valt ten prooi aan Duitsers die burgers voor hun verzet willen straffen.

Sommige Belgen worden terechtgesteld op grond van absurde aanklachten, andere zijn het slachtoffer van wilde beschietingen als wraak voor vermeende aanvallen. Soldaten en officieren zijn als de dood dat de Belgen de Fransen achterna gaan.

Toen Duitsland en Frankrijk in 1870-1871 oorlog voerden, voerden Franse burgers partizanenaanvallen uit achter het front. Die richtten weinig uit, maar de schrik zat er bij de Duitsers goed in.

Het leger grijpt nog altijd terug op de ervaringen van de Frans-Duitse oorlog. In handboeken als Gebruiken tijdens landoorlogen uit 1902 en Velddienstverordening uit 1908 staat dat soldaten wrede methoden mogen toepassen als de strijd weer ‘oneerlijk’ wordt.

Beide boeken beschrijven uitvoerig hoe gewapende ‘vrijschutters’ gewoon gefusilleerd kunnen worden, omdat ze niet door internationale oorlogswetten worden beschermd.

En een bevolking met partizanen moet met collectieve maatregelen worden bedreigd, zoals boetes of gijzelingen. Dankzij deze handboeken en de herinnering aan 1870-1871 doen de Duitse soldaten het in hun broek bij elk Belgisch verzet.

Getuigen zien hoe de Duitse officiers hun pistolen trekken als ze in een dorp met een burgemeester moeten praten. Legerartsen dragen wapens tijdens het patiëntenbezoek en gewonden houden hun geweer bij zich op hun veldbed.

In die gespannen sfeer hoeft er maar een schot gelost te worden – door de Belgen of door de Duitsers zelf – of de geruchten grijpen wild om zich heen.

Kwaadaardige Belgen – ook vrouwen en kinderen – zouden de Duitsers in de rug schieten, bronnen vergiftigen en de ogen van gewonden uitsteken. ’s Nachts sluipen ze rond en doden ze slapende soldaten, snijden hun de neus en oren af of gieten kokende olie over hen heen.

Door die verhalen slaan de nerveuze troepen bij het minste of geringste door. Ze weten ook de generaals ervan te overtuigen dat Belgische vrijschutters massaal infiltreren in de invasietroepen, en dat ze snel moeten ingrijpen.

Afslachtingen gesystematiseerd

Twee weken voor de Duitse veldtocht veranderen de aanvallen in België van aard. Werden de eerste moorden nog spontaan gepleegd door kleine troepen soldaten met een levendige fantasie, algauw worden er flinke slachtpartijen aangericht en hele steden verwoest.

De Nederlandse krant De Tijd zond op 16 augustus L. Mok­veld naar Visé, dat op dag één van de invasie viel. Deze journalist zag het hele stadje opgaan in rook.

‘De Duitschers, die altijd secuur te werk bleken te gaan, hadden ook wat de brandstichtingen betreft hun plan blijkbaar tot in onderdeelen uitgewerkt. In de meeste woningen had men binnenwaarts een kleine plek met benzine of petroleum bevochtigd [en] een lucifer er in geworpen.’

De 4000 inwoners zijn verdwenen: naar kampen in Duitsland gedeporteerd, gedood of gevlucht. Visé is de eerste plaats van vele die systematisch in puin worden gelegd. Maar nergens zijn de Duitse maatregelen zo zwaar als in de universiteitsstad Leuven.

De moordpartijen gaan daar van start op 25 augustus. Een vuurpijl schiet de lucht in, waarna er een schot klinkt dat overgaat in roffelende salvo’s en het geratel van machinegeweren.

Mogelijk hebben dronken Duitsers dit alarm op hun geweten, maar de soldaten zijn bang dat burgers in opstand komen.

De hele nacht schieten ze wild om zich heen, en veel Leuvenaren komen om door kogels die dwars door huizen gaan. Anderen worden de straat op gesleurd en gedood, en huizen worden afgebrand.

Vijf dagen en nachten lang zijn duizenden soldaten verwikkeld in een geweldsorgie. Op 26 augustus hoort de verslaggever L. Grondijs ervan: ‘’s Morgens om vier uur stond mijn gastheer al aan mijn bed. Een deel van de stad moest waarschijnlijk in brand staan.

Gedurende den nacht had men telkens geschoten.’ Als Nederlander kan Grondijs de stad in zonder te worden opgepakt. Snel zoekt hij de Duitse commandant van Leuven op, de kleine, dikke majoor Walther von Manteuffel, die echter niet van zins is het geweld te staken.

Het moorden en platbranden gaat door, en Von Manteuffel moet toegeven dat hij de situatie niet in de hand heeft.

Hij heeft een generaal boven zich die harde repressailles tegen de vermeende Belgische vrijschutters eist. Onder zich heeft hij ongedisciplineerde troepen die zich bezatten aan gestolen wijn.

Als het geweld op 30 augustus toch wegebt, zijn er 248 burgers gedood en 2130 Leuvense gebouwen afgebrand. Zo ook de universiteitsbibliotheek met zijn 230.000 middeleeuwse werken, een collectie van onschatbare waarde.

‘U doodt meer burgers dan soldaten. Dit is geen oorlog,’ barst een vrouw van Duitse oorsprong uit tegen een soldaat.

‘Klopt,’ antwoordt de soldaat. ‘Maar als we onze orders precies opgevolgd hadden, was er niet één overlevende en lag er geen steen meer op de andere.’

Begin september is het zo zoetjesaan gedaan met de slachtpartijen in België. De fronten zijn naar het westen en het zuiden verschoven, en Duitse generaals beseffen dat ze in de gaten gehouden worden door het buitenland.

Terwijl de Belgen hun circa 6000 omgebrachte burgers begraven, beginnen er verhalen de ronde te doen – ware verhalen, maar ook de nodige geruchten.

Eind augustus 1914: eenheden van de 18e reservedivisie hielpen met het platbranden van Leuven.

© Ullstein Bild/Polfoto

Duitsland wast handen in onschuld

Terwijl de ruïnes in België nog roken, vullen de Britse kranten hun kolommen met de ergste verhalen, alsof de oorlogsmisdaden zelf nog niet vreselijk genoeg waren.

Volgens de journalisten zouden Duitse soldaten de gewoonte hebben om de handen van dode kinderen en de borsten van vrouwen af te snijden.

Op 7 september 1914 verdedigt de Duitse keizer Wilhelm II zich in een telegram aan de Amerikaanse president, waarbij hij de schuld op de Belgen zelf afschuift – hadden de burgers zich maar niet moeten mengen in de strijd, want dat is in strijd met de internationale regels voor oorlogsvoering.

Dat staat een maand later ook in het ‘Manifest van de 93’, een verklaring van de elite van de Duitse wetenschap en cultuur. Onder die 93 zijn de vader van de kwantumfysica, Max Planck, en Wilhelm Röntgen, uitvinder van de röntgenstraling. In 1915 tracht het Duitse leger de schuld van België zelfs te bewijzen met een ‘witboek’.

Het verbranden van de bibliotheek in Leuven was jammer maar noodzakelijk – de Duitse troepen werden immers vanuit de huizen beschoten.

Het leger beweert niet langer dat de stad vol vrijschutters zat. Vaders die er vanuit hun eigen huis op los schoten terwijl hun vrouw en kinderen gewoon thuis waren – dat is te onwaarschijnlijk.

In plaats daarvan worden de Belgische soldaten er nu van beschuldigd dat ze in burger Leuven in zijn geslopen, waar ze mensen uit hun huizen verdreven en het vuur op de Duitsers openden.

Het Duitse pr-offensief maakt in het buitenland nog een zekere indruk ook. Maar weinig mensen geloven dat zo’n beschaafd volk als het Duitse oorlog zou voeren tegen onschuldige burgers.

‘Denk aan België,’ stond er op Britse affiches tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar het ongeluk van België is vergeten zodra het vrede is. Van de Duitse inval of de vergeldingsmaatregelen voor de zogenaamde vrijschuttersacties reppen de geschiedenisboeken niet.

Pas na het jaar 2000 toont onderzoek aan dat de Duitse oorlogsmisdaden in augustus 1914 allesbehalve waren uitgelokt.