Buchara brandde. Ooit kon de hoofdstad van Chorasmië (het huidige Oezbekistan) zich meten met Bagdad wat de rijkdom, schoonheid en het inwonertal betreft.
Maar in 1220 kwamen de Mongoolse legers als een allesvernietigende storm uit het Oosten en maakten de stad grotendeels met de grond gelijk. Straten waren besmeurd met bloed en lijken stapelden zich op.
‘Geluk is het oproer neerslaan, je vijanden overwinnen en onderdrukken, hun nabestaanden laten jammeren en de lichamen van hun vrouwen als bed gebruiken.’ Dzjengis Khan volgens Perzische bron
In de moskee kropen honderden rijke en machtige stedelingen sidderend over de vloer, wachtend op Dzjengis Khan, de gevreesde Mongoolse leider. De vloer was bezaaid met papiersnippers, perkament en stukken leer.
Dzjengis Khan had namelijk de opdracht gegeven dat de kisten waar de Heilige Koran in werd bewaard, geleegd moesten worden om dienst te doen als voederbakken voor de paarden van het Mongoolse leger.
Nu lagen de heilige boeken op de grond, kapot getrapt door paardenhoeven.

In zijn jeugd moest Djengis Khan zich vaak verstoppen om niet vermoord te worden.
Toen kwam Dzjengis Khan de moskee binnen en keek op de machtige mannen van Buchara neer, die bang op de grond bijeen zaten.
Hij, opgegroeid in een tent op de Mongoolse steppe – arm, vaderloos en verstoten – had de machtigste rijken van Midden-Azië aan zijn voeten liggen. Dat was de wraak voor de moord op zijn boodschappers en handelaren.
Hij liep langzaam door de zaal, beklom de preekstoel en sprak de mannen aan op hun fouten:
‘Zelfs de machtigsten van jullie hebben gezondigd. Als jullie geen zondaars zouden zijn, had God mij nooit als straf op jullie afgestuurd.’
Hij stuurde ze naar huis onder geleide van Mongoolse soldaten die hun rijkdommen in beslag moesten nemen. Na het nieuws over het Mongoolse geweld in Buchara, dat zich verspreidde als een lopend vuurtje, gaven ook de laatste steden van Chorasmië zich over.
Dzjengis Khan trok met het grootste deel van zijn leger het barrre Afghanistan binnen, op weg naar Noord-India. De rest van het leger ging via de Kaukasus naar Rusland. En niemand was tegen deze steppekrijgers opgewassen.
Familie van Dzjengis wordt verstoten
Toen Dzjengis Khan in 1220 Buchara innam, had de Mongoolse legerleider al een gebied veroverd dat zich uitstrekte van de Kaspische Zee in het westen tot aan de Japanse Zee in het oosten – een afstand van bijna 6000 kilometer.
Bij zijn geboorte 60 jaar eerder, als oudste zoon van een voorname familie in Mongolië, werd Dzjengis Khan Temüjin genoemd.
De geheime geschiedenis van de Mongolen, het oudste literaire werk van Mongolië en een jaar na de dood van Dzjengis Khan geschreven, vermeldt dat zijn grootvader khan was van alle Mongolen, en zijn vader stamhoofd.
Al jong kende hij de genadeloze wet van de steppe: als je iets wilt hebben, moet je het pakken!
Toen Temüjin negen was overleed zijn vader, mogelijk door een vijandelijke stam vergiftigd. Temüjin, een kind nog, volgde hem op. Maar de rivaliserende Mongoolse families grepen de macht en verstootten hem en zijn gezin. Temüjin groeide op in armoede.
Zijn moeder jaagde op knaagdieren, die het gezin in leven hielden. Die zware jaren maakten hem hard en legden de kiem voor het plan om zich voor de vernederingen te wreken.
Met 13 jaar doodde Temüjin zijn broer tijdens een ruzie over de jachtbuit. Al jong kende hij de genadeloze wet van de steppe: als je iets wilt hebben, moet je het pakken!
Temüjin verenigt de Mongolen
Temüjin ontpopte zich allengs als leider. De nomadische samenleving van de Mongolen werd echter gekenmerkt door rivaliteit, plundering en bloedwraak. Temüjin moest meermaals vluchten voor andere clanleiders die hem als bedreiging zagen en hem uit de weg wilden te ruimen.
Een van deze aanslagen vond plaats toen Temüjin en zijn gezin hun kamp hadden opgeslagen aan de voet van Burkhan Khaldun, de heilige berg van de Mongolen. Temüjin, inmiddels 20 jaar, wist te ontkomen, maar zijn jonge vrouw Börte was weerloos en werd gevangengenomen.

De geharde Mongoolse paarden overleefden omstandigheden die andere paardenrassen het leven zouden kosten. Zo vonden ze nog gras onder de sneeuw.
Het succes van de steppekrijgers
Het leger van Dzjengis Khan was een van de meest effectieve, indrukwekkende legers in de wereldgeschiedenis. Het succes was te danken aan beweeglijkheid en het vermogen om in elke situatie onafhankelijk te zijn.
De grootste kracht van de Mongolen lag in hun nomadische bestaan. De samenleving bestond uit een complex web van families, stammen en clans, die vaak met elkaar in strijd waren – tot Dzjengis Khan ze verenigde onder een gemeenschappelijke leider: de khan.
De nomaden zorgden overal zelf voor, van voedsel tot onderdak. Ze waren bovendien gewend om maanden achter elkaar op pad te zijn. Het Mongoolse leger was daarom veel beweeglijker dan andere legers uit die tijd.
De Mongolen waren wel afhankelijk van gras om hun duizenden paarden te voeden en reisden daarom altijd via grote grasgebieden. Op een veldtocht nam iedere soldaat drie tot vier paarden mee om de bagage te dragen.
De paarden dienden niet alleen voor transport. De nomaden maakten kaas van de melk en zo nodig sneden ze een slagader door om paardenbloed te
drinken. Soms aten ze zelfs paarden op.
Samenleving van 5 lagen:
1. Familie
De basis was de familie, met aan het hoofd een patriarch.
2. Dorp
Het dorp bestond meestal uit een aantal verwante families.
3. Clan
Sommige dorpen met dezelfde voorvader vormden een clan.
4. Stam
Clans sloten zich bij elkaar aan en vormden een stam.
5. Khanaat
De stammen vormden samen een khanaat of koninkrijk.
Temüjin hield zich drie dagen schuil in het bos en daar, aan de voet van de Burkhan Khaldun, kreeg de toekomstige leider van alle Mongolen een visioen:
de goden hadden zijn leven gespaard, zodat hij de Mongoolse stammen kon verenigen en hun leider zou worden.
Samen zouden ze de hele wereld veroveren! De maanden daarop sloot Temüjin zich bij andere stamleiders aan en viel met duizenden soldaten de stam die Börte had ontvoerd aan. Na een glansrijke zege had Temüjin zijn vrouw terug.
Pas na 20 jaren van intriges, bloedige veldslagen en onderhandelingen lukte het Temüjin de Mongolen te verenigen. Het laatste verzet brak hij in 1204.
De avond voor de beslissende slag sloeg Temüjins leger zijn kamp op, op veilige afstand van de vijand. Temüjin gaf zijn soldaten het bevel ieder vijf kampvuren te ontsteken, en de vijandelijke wachten vertelden vol ontzag dat Temüjin meer soldaten had dan er sterren waren.

Oorlog of vrede, de Mongolen woonden in grote tenten die ze ‘ger’ noemden. Een tent bestond uit stevig wollen vilt dat over houten palen werd gespannen, en was goed met paarden te vervoeren.
De volgende ochtend stond Temüjins leger tegenover een vijand die eigenlijk al had opgegeven, en Temüjin kwam als winnaar uit de strijd.
In 1206 kwam de Hoogste Raad van de Mongolen, de ‘khural’, bijeen bij het Blauwe Meer in het Arhangajgebergte om Temüjin daar uit te roepen tot alleenheerser van alle Mongolen. Hij kreeg de eretitel Dzjengis Khan – Oppermachtige Leider.
Een nomadenleger ontstaat
In zijn strijd om de alleenheerschappij van Mongolië was Dzjengis Khan al een revolutie begonnen die de Mongolen tot meest gevreesde krijgers ter wereld zou maken.
Zijn uitgangspunt was de Mongoolse levenswijze. Als halfnomaden brachten ze het merendeel van het jaar door op een paardenrug en ze waren uitstekende ruiters. Verder jaagden ze veel en waren geoefende boogschutters. Die twee dingen waren de basis van het nieuwe leger van Dzjengis Khan.
Het was niet moeilijk de Mongolen ervan te overtuigen dat het tijd was voor oorlog. Tijden van ‘vrede’ in Mongolië waren altijd gekenmerkt door conflicten en vetes.
Veediefstal, ontvoeringen en bloedwraak waren aan de orde van de dag. Oorlog lag in het verlengde van de normale levensstijl van deze nomaden.
Een volk van boogschutters
Op een paard konden Mongoolse krijgers met pijl en boog een doel op 600 m raken. Maar er waren ook zwaardvechters te paard.
De boog was het voornaamste wapen van de Mongolen. Hun bogen waren sterk en hadden een bereik van wel 600 meter – bijna twee keer zo ver als de klassieke Engelse longbow.
In de handen van ervaren Mongoolse steppekrijgers die in galop hun pijlen afvuurden, was de boog een gevreesd wapen.
Hun pijlen verlieten de boog met een snelheid van ongeveer 300 kilometer per uur, circa een vierde van de snelheid van een pistoolschot. Door hun gewicht hadden de pijlen echter veel meer kracht dan een kogel. Vanaf zo’n 100 meter afstand konden ze een houten plaat van enkele centimeters met gemak doorboren.
Ze vlogen dan ook dwars door de maliënkolders van hun vijanden heen. Het Mongoolse leger had echter niet alleen lichtbewapende boogschutters te paard. Het beschikte ook over grote divisies zware ruiterij die, uitgerust met maliënkolders en bewapend met zwaarden, speren en bijlen, ingezet werden bij gevechten van man tegen man.

Boog Het favoriete wapen van de Mongolen bestond uit een laag hoorn en een laag dierenpezen, gelijmd op een bamboestengel. Deze materialen zorgden voor buigzaamheid en stevigheid.
Booghouder Met deze houder konden de krijgers met drie bogen het slagveld betreden.
Pijlenkoker Vergelijkbaar met de kogelriem van nu, met plaats voor 60 pijlen. 30 pijlen waren zogenaamde ‘lichte’ pijlen, die een groot bereik hadden. De andere 30 waren de ‘zware’ pijlen, die met name op de kortere afstand gebruikt werden.

Zwaard Dit wapen was licht gebogen, als een sabel, en geschikt voor de gevechten van man tegen man
Maliënkolder Dit draagbare pantser bestond uit duizenden metalen schubjes, die met dunne leren draden vastzaten, en woog ongeveer tien kilo.
Zijden hemd Pijlen die toch door maliënkolders gingen, kwamen bijna niet door de zijde. De dichte stof vouwde zich als een huls om de pijlpunt die in het lichaam drong. Als de pijl eruit werd getrokken, werd het vlees rond de wond niet stukgereten door dit beschermlaagje.
Al vroeg had Dzjengis gezien hoe de pogingen om de Mongolen te verenigen waren mislukt door vetes.
Hij schafte nu de oude clan- en klassenverschillen langzaam af om van deze groepen een georganiseerd leger te kunnen vormen.
Loyale, talentvolle soldaten konden in rang stijgen en werden niet langer op hun afkomst beoordeeld. Als symbool van zijn nieuwe gevechtseenheid richtte Dzjengis Khan een lijfgarde van 10.000 man op.
Hij koos leden uit alle lagen van de Mongoolse samenleving, zodat alle clans en stammen vertegenwoordigd waren. De lijfgarde was ook een school voor officiers: de militaire opleiding zou ertoe leiden dat zelfs een eenvoudige soldaat leiding kon geven.
De succesformule was snelheid
Al snel wisten de steppekrijgers hoe ze hun ruiterij en de beweeglijkheid die ze hierdoor kregen, in moesten zetten. Meestal reden ze in colonnes met veel ruimte ertussen.
Zo was het makkelijker voor ruiter en paard om genoeg voedsel te vinden. Maar als het nodig was, verzamelden ze zich snel om hun aanval op één punt te richten.
Het geheim achter deze tactiek was communicatie. Steeds stonden ze met elkaar in contact via boodschappers te paard, ondanks de enorme afstanden. Door steeds frisse paarden te gebruiken legden Mongoolse boodschappers bijna 100 kilometer per dag af.
Pas door de trein, 600 jaar later, werd hun snelheid geëvenaard. De genadeloze stammenoorlogen uit zijn jeugd hadden Dzjengis Khan geleerd hoe belangrijk het was om je vijand te kennen.
Daarom stuurde hij, vóór elke Mongoolse aanval, spionnen op pad om informatie te verzamelen, of om vijandelijke soldaten te ontvoeren en uit te horen.
Tegelijk reed een selectie van verkenners te paard steeds in een straal van 50 tot 100 kilometer om het leger heen. Indien nodig konden zij pijlsnel verslag uitbrengen van vijandelijke troepen, hun locatie en hun talrijkheid, waardoor het Mongoolse leger nooit voor verrassingen kwam te staan.
Als jongeman had Dzjengis Khan nog iets geleerd wat van invloed was op de tactiek van zijn leger: behoedzaamheid. Een dappere soldaat die zijn hoofd niet gebruikt, daar heeft niemand iets aan en alleen een idioot gaat een gevecht aan dat hij niet kan winnen.
Toch leek het alsof Dzjengis Khan zijn eigen regel brak toen hij begin 1211 China aanviel, een van de machtigste landen ter wereld.
Dwars door de Gobiwoestijn
Dzjengis Khan had diverse redenen om China binnen te vallen. Na zijn visioen aan de voet van Burkhan Khaldun dacht hij dat het zijn goddelijke roeping was, maar er was ook een praktische reden:
Mongolië had geen geldeconomie en nu wilde Dzjengis Khan zijn soldaten met Chinese rijkdommen betalen – en die waren er meer dan genoeg. Dzjengis Khan had van zijn spionnen gehoord dat China ernstig verzwakt was door interne conflicten.
Toch was het machtige China, met een georganiseerd leger van honderdduizenden soldaten, heel iets anders dan een stel opstandige nomaden.
Verder werden de landen gescheiden door de Gobiwoestijn – een onafzienbare zandvlakte die volgens de Chinezen niet te doorkruisen was.
Hier was Dzjengis Khan echter minder van overtuigd en begin 1211 leidde hij het volledige Mongoolse leger van ongeveer 50.000 man door de woestijn en bereikte hij uiteindelijk de Chinese grens.
KAART – De veroveringen van Dzjengis Khan:





1206: Mongolië verenigd
Na bijna 20 jaar interne strijd heeft Dzjengis Khan in 1204 al zijn tegenstanders in Mongolië verslagen. Twee jaar later wordt hij uitgeroepen tot alleenheerser, khan. Het tijdperk van de grote Mongoolse veroveringen is aangebroken.
1216: Verovering van Noord-china
Van 1211 tot 1216 veroveren de Mongolen Noord-China. In 1216 zijn ze klaar voor een nieuwe strijd.
1219: Verovering van chorasmië
In 1219 veroveren de Mongolen het islamitische Chorasmische Rijk, gelegen in het huidige Oezbekistan.
1227: Verovering van Kazachstan
Na de overwinning op Chorasmië gaan de Mongolen naar Kazachstan en bereiken de Kaspische Zee.
1237: Verovering van Iran
Na de dood van Dzjengis Khan nemen zijn opvolgers onder meer delen van Iran en Rusland in.
Valse vlucht verrast de vijand
Dzjengis Khan had het geluk aan zijn zijde. De vestingen die de Mongolen tegen moesten houden waren jarenlang verwaarloosd, zodat Dzjengis Khan er makkelijk omheen kon rijden.
Onderweg versloegen de Mongolen het ene Chinese leger na het andere, hoewel ze vaak in de minderheid waren. De reden van dit succes was een uitgekiende tactiek.
Zodra hun verkenners berichtten dat er een vijandelijk leger of een vesting verderop lag, zond Dzjengis een klein peloton voor zijn leger uit. Als deze krijgers de vijand naderden, deden ze alsof de moed ze in de schoenen zonk, draaiden om en sloegen op de vlucht. Dit had meestal tot gevolg dat het vijandelijke leger hals over kop de achtervolging inzette.
Inmiddels was het echte leger in een hoefijzerformatie opgesteld. Het leger dat zogenaamd op de vlucht was, lokte de vijand steeds verder het hoefijzer in en na een teken van de Mongoolse officieren klapte de val dicht.
Het leger van de vijand werd bestookt met pijlen, daarna sloten de Mongolen het hoefijzer en zetten ze van alle kanten de aanval in. Met deze tactiek drongen ze steeds verder het land binnen, waarbij ze een spoor van dood en verderf achterlieten.
‘De lucht werd zo zwart als de nacht vanwege het opwaaiende zand. De vijand werd overvallen door paniek, en de angst regeerde.’ Perzische bron
Maar de grootste uitdaging moest nog komen. Beijing had 350.000 inwoners en bezat grote rijkdommen.
De stad was echter omgeven door een 15 kilometer lange en 12 meter hoge muur, en werd beschermd door 900 wachttorens en een leger van duizenden soldaten. Voorzichtig als altijd viel Dzjengis Khan niet direct aan, maar belegerde de stad en wachtte af.
De Mongolen hadden geen haast. De vele handelskaravanen met levensbenodigdheden die op weg waren naar Beijing, wisten niets van de belegering en vielen in Mongoolse handen.
Terwijl de stedelingen verhongerden, leidde het Mongoolse leger buiten de stadsmuren een luizenleventje.
Beijing wordt in brand gestoken
Tijdens al het wachten leerden de Mongolen iets van de Chinese overlopers of krijgsgevangenen: de belegeringstechniek. Al gauw waren ze ook in deze tak van krijgskunst onverslaanbaar.
Na verloop van tijd voelden de Mongolen zich sterk genoeg om op te rukken tot aan de verdedigingswerken. Maar eenmaal bij de stadsmuren werden ze vergast op een imposant Chinees wapenarsenaal.
Brandende pijlen, vuurkogels van was, keramiekbommen met duizend graden heet ijzer en giftige brandbommen vol met olie en chemicaliën daalden op hen neer. Maar de duizenden Chinese krijgsgevangenen werden nu gedwongen om de belegeringsladders van de Mongolen naar de stadsmuren te dragen.
Veel verdedigers herkenden vrienden en familieleden onder deze gevangenen en aarzelden. Toch waren er slechts weinig gevangenen die de pijlenregen van hun landgenoten overleefden.
Maar de ladders kwamen er te staan en het Mongoolse leger viel de stad binnen.
Een maand lang werd Beijing door de Mongolen geplunderd. Zo erg dat een gezant die Beijing maanden daarna bezocht, vertelde dat de stad werd omgeven door bergen schedels en dat de straten nog glad waren van het lichaamsvet van mensen die omgekomen waren in de vlammenzee.

Djengis Khan heeft vandaag de dag mogelijk 16 miljoen nakomelingen.
Dzjengis Khan heeft 16 miljoen nazaten
De Mongolen maakten veel vrouwen buit. Het schijnt dat Dzjengis Khan in elke stad die hij op zijn tocht door China versloeg een nieuwe vrouw nam.
In 2003 ontdekten genetici die het DNA van 2000 Europese en Chinese mannen bekeken, dat 16 etnische groepen in het gebied tussen de Grote Oceaan en de Kaspische Zee hetzelfde DNA-patroon hadden: circa 16 miljoen mensen stammen dus van één familie af.
Hun gezamenlijke stamvader werd in de 12e eeuw geboren in Mongolië en alle etnische groepen woonden in streken waar de Mongolen waren geweest.
Mogelijk heeft Dzjengis Khan dus 16 miljoen nakomelingen.
Tolerantie houdt het rijk bijeen
Na de Chinese veldtocht van Dzjengis Khan vielen grote delen van noordelijk China in zijn handen. Maar de Mongolen namen naast rijkdommen en krijgsgevangenen nog iets mee van hun Chinese avontuur: ze leerden hoe hun rijk het best bestuurd kon worden – met geschreven wetten.
De Mongolen hadden geen schrift, maar de geallieerde Naiman-stam wel en dus werd iemand daarvan tot wetschrijver uitgeroepen. Dzjengis Khan gaf zijn stiefbroer Shigi opdracht ervoor te zorgen dat alle wetten en straffen in een blauw boek werden opgeschreven: de Yasak, dat het officiële wetboek werd.
Alle godsdiensten respect verdienen en dat geen ervan beter is dan een ander. Yasak, het wetboek van de Mongolen
Het Mongoolse Rijk was zeer divers. Alleen met tolerantie en godsdienstvrijheid viel te voorkomen dat het vanwege interne, etnische of religieuze conflicten uiteen zou vallen.
Daarom meldde de Yasak over de godsdienstvrijheid: ‘Hij [Dzjengis Khan] heeft bepaald dat alle godsdiensten respect verdienen en dat geen ervan beter is dan een ander.’
Terwijl hij bezig was zijn enorme rijk te organiseren en regels en wetten op te stellen, stuurde Dzjengis Khan boodschappers naar de andere grote rijken in Azië met vredesverdragen en handelsovereenkomsten.
In 1207 zond hij bijvoorbeeld een handelskaravaan naar het islamitische Chorasmische Rijk (in het huidige Oezbekistan). Chorasmië had veel rijkdommen en strekte zich uit van de Kaspische Zee tot India.
In de stad Otrar werden Mongoolse handelaren intussen gearresteerd op verdenking van spionage. Dzjengis wilde nu geen oorlog maar handel, en stuurde drie vertegenwoordigers als bemiddelaars.
Toch werd de handelskaravaan uitgemoord. De boodschappers werden onthoofd en hun hoofden werden naar de leider van de Mongolen gestuurd. In bronnen staat dat Dzjengis, toen hij de drie hoofden ontving, in razernij een berg beklom, zich vooroverboog en zei:
‘Ik wilde deze oorlog niet, maar geef me de kracht om wraak te nemen.’
Na drie dagen en nachten op de berg kwam hij naar beneden en sprak tot zijn mannen: ‘We rijden uit tegen het volk van de islam en nemen wraak!’
Chorasmië wordt verslagen
Het leger dat in 1219 tegen de moslims van Chorasmië ten strijde trok, was in die tijd het grootste leger ooit.
Het bestond uit 150.000 Mongoolse soldaten met ieder twee tot drie paarden, 10.000 Chinese belegeringsexperts en oorlogsmachines op houten wielen die door ossen of kamelen voortgetrokken werden.
Er waren ladders, bogen, stormrammen en katapulten die vanaf een kilometer gaten schoten in een verdedigingsmuur.
Het was een angstaanjagend, imposant leger dat de natuurlijke beweeglijkheid van nomaden combineerde met de brute kracht van belegeringswapens.

Merv was een van de grootste en rijkste steden in Chorasmië. Maar na de Mongoolse verovering in 1221 lag de stad finaal in puin.
Psychologische oorlogsvoering
Angst krijgt zelfs de machtigste vijand op de knieën. Dit wisten de Mongolen als geen ander. Ze verspreidden dan ook bewust geruchten over hun wreedheid, opdat de vijand zich meteen gewonnen zou geven.
Geruchten over de bloeddorst en wreedheid van de Mongoolse krijgers zaaiden angst en paniek, waar ze maar kwamen. Toen Dzjengis Khan de Chorasmische stad Merv innam, liet hij alle 700.000 inwoners afslachten.
Dat was een en al psychologische tactiek, want de Mongolen wisten dat geen enkele stad zich daarna nog zou durven verzetten – uit angst om hetzelfde lot te ondergaan.
Soms werden ook alle honden en katten gedood, of de stadsmuren gesloopt, zodat de stad nooit meer kon worden opgebouwd. Steden die zich zonder verzet overgaven en trouw zwoeren aan de Mongolen werden echter gespaard.
De Mongolen hadden ook tactieken om hun vijand lang vóór de strijd al angst aan te jagen. Achterhoederuiters sleepten grote takken over de grond; door de stofwolken kreeg de vijand de indruk dat er een overweldigende troepenmacht in aantocht was.
Bij sommige belegeringen dwongen de Mongolen gevangenen uit eerdere veldslagen om zich in Mongoolse kledij te steken. De doodsbange gevangenen moesten vervolgens naar de vijandelijke stadsmuren om het Mongoolse leger groter te doen lijken dan het was.
Vanwege hun succes werden de Mongolen beschouwd als barbaren, maar dat maakte Dzjengis Khan niet uit. Volgens een Perzische bron had hij een simpel principe: ‘Geluk is het oproer neerslaan, je vijanden overwinnen en onderdrukken, hun nabestaanden laten jammeren en de lichamen van hun vrouwen als bed gebruiken.’
Dit enorme leger slokte alle landen waar het doorheen trok op en werd steeds groter. Telkens wanneer er een nieuw gebied overwonnen was, werd de troepenmacht versterkt met slaven en krijgsgevangenen.
Een onbedwingbaar monster was op weg naar de grenzen van het Chorasmische Rijk.
Een latere Perzische geschiedschrijver schreef over de intocht van de Mongolen: ‘De lucht werd zo zwart als de nacht vanwege het opwaaiende zand. De vijand werd overvallen door paniek, en de angst regeerde.’
Zelfs in Europa vernam men het nieuws over de Mongoolse invasie van Chorasmië. Hier ging al jaren het gerucht rond over een nieuwe christelijke leider die uit Azië zou komen. Hij zou een afstammeling van de drie wijzen uit het Oosten zijn en zou christelijk Europa bijstaan in tijden van nood.

In Europa ging het gerucht dat Djengis Khan van de drie wijzen uit het Oosten afstamde, die volgens de Bijbel het kindje Jezus vonden.
Er waren daarom veel mensen die dachten dat het ging om Dzjengis Khan en hoopten dat hij gekomen was om ze te helpen in de strijd tegen de moslims. Aan deze droom kwam vier jaar later abrupt een eind, toen Dzjengis ook Europa aanviel.
De eerste stad in Chorasmië die werd aangevallen was Otrar, waar de drie boodschappers waren onthoofd. Otrar was vóór de komst van de Mongolen een bloeiende handelsstad, maar na hun vertrek zo verwoest dat archeologen hem pas 800 jaar later ontdekten.
Het leger trok verder naar andere steden: Buchara, Samarkand en Urganj. In Urganj moest iedere Mongoolse soldaat 24 mensen doden; er vielen er 50.000.
De parel van Azië wordt verpletterd
Aan het eind van deze veldtocht was er nog maar een grote stad over, Merv. Deze ‘parel van Azië’ stond niet alleen bekend om zijn bibliotheek met wel 150.000 boeken, er waren ook fraaie paleizen en grachten die het water van de rivier Murgab naar talloze fonteinen voerden.
Het garnizoen van Merv telde slechts 12.000 man, maar in de stad woonden circa 700.000 burgers, onder meer vluchtelingen uit naburige regio’s. Nu pas werd duidelijk hoe effectief de Mongoolse oorlogsmachine was.
Na een halfslachtige poging om de stad te verdedigen, sloten soldaten en burgers zich op in hun huizen en wachtten angstig af. Na vier dagen zat de volledige bevolking op een grasvlakte buiten de stad.
‘De inwoners van Merv werden verdeeld en elke soldaat kreeg bevel om 300 of 400 inwoners te vermoorden’, schreef de Perzische historicus Juvaini.
Na het vertrek van de steppekrijgers kwam een islamitische geestelijke met zijn gevolg aan in de stad. Het duurde 13 dagen om de doden te tellen.
De Mongoolse troepen leken niet meer te stuiten en bevonden zich al snel aan de grens van India, maar in plaats van India aan te vallen, richtten de Mongolen hun aandacht op het westen – en daar lag Europa.
80.000 Russen afgemaakt
Na de overwinning in Chorasmië trokken de Mongolen naar het noordwesten. Ze hadden gehoord over een volk, de Bulgaren: het zouden moslims zijn die een verbond met Chorasmië hadden en rijk waren door de bonthandel.
Onder leiding van Dzjengis’ meest ervaren generaal, de eenogige Subutai, gingen de Mongolen naar Europa. Ze doorkruisten het ruige Kaukasusgebergte, versloegen de legers van Georgië en stonden al gauw aan de oevers van de Dnjepr.
Maar toen kwamen de Russen in actie. Machtige vorsten uit Kiev, Koersk en Rostov sloten zich aan bij de Turkse Polovtsy en stuitten op 31 mei 1223 op generaal Subutai bij de rivier de Kalka. Na de veldslag hadden de Mongolen zes Russische vorsten, 70 edelen en het hele leger van 80.000 man in de pan gehakt. De weg naar Europa lag open.
De Mongolen waren het doel van hun missie echter niet vergeten, dus in plaats van het hart van Europa aan te vallen, trokken ze naar het noorden, op zoek naar de Wolga-Bulgaren. Maar dit strijdlustige volk gaf Subutai’s leger een koekje van eigen deeg.
Deze Bulgaren, nakomelingen van een ruitersvolk op de Oost-Turkse steppen, hanteerden namelijk dezelfde tactiek als de Mongolen. De twee legers te paard troffen elkaar eind 1223. De Bulgaren deden alsof ze op de vlucht sloegen en de Mongolen, die de overwinning roken, zetten de achtervolging in.
Bij de rivier de Samara lag de grootste eenheid van de Bulgaren echter in een hinderlaag en versloeg de Mongolen. Europa was gered.
De Mongolen keerden echter niet met lege handen terug. Op deze veldtocht hadden ze kennis kunnen maken met de enorme Europese rijkdommen. En ze wisten dat de Europese legers ook verslagen konden worden, net als de Chinezen, Tartaren en Turken. Dus dit bezoek zou niet hun laatste zijn.

Nazaten Dzjengis verdeelden de wereld
Onder de nazaten van Dzjengis Khan werd het Mongoolse Rijk twee keer zo groot als het Romeinse Rijk. Het was het grootste aaneengesloten rijk ooit.
Dood van Dzjengis Khan is geheim
Vier jaar na de slag tegen de Bulgaren sterft de dan 65-jarige Dzjengis Khan – waarschijnlijk aan een longontsteking. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden tegen zijn zoons: ‘Ik heb een groot rijk gecreëerd, maar mijn leven was te kort om de hele wereld te veroveren. Dat laat ik aan jullie over.’
Uit angst voor interne machtsstrijd en chaos besloot zijn familie om de dood van Dzjengis te verzwijgen. Zijn lichaam werd heimelijk naar zijn geboorteplaats gevoerd en begraven.
Volgens sommige legendes werden alle mensen die de begrafenisstoet zagen, gedood, ook de begeleidende soldaten, zodat ze de laatste rustplaats van de Oppermachtige Leider van de steppen niet konden verraden.
Het graf is dan ook nooit gevonden.