De documentaireserie Age of Samurai – Battle for Japan, die op dit moment te zien is op Netflix, toont een gedramatiseerde versie van de strijd om de macht in het woelige Japan van de 16e eeuw.
Rivaliserende daimio’s – grootgrondbezitters – wedijveren om de titel van shogun en sturen duizenden samoerai op elkaar af.
Iedereen wil shogun – oppergeneraal – zijn, in de praktijk de dictator van Japan.
In het artikel hieronder lees je alle achtergronden van de serie.
Bekijk de trailer van Age of Samurai:
Na een regenachtige nacht komt de zon op boven de heuvels van Sekigahara, een stad op Honshu, het grootste eiland van Japan. In het ochtendlicht staan de legers van Ieyasu en Mitsunari tegenover elkaar.
Aan beide kanten weten de soldaten wat hun te wachten staat – de paniek grijpt om zich heen.
Het is 21 oktober 1600 – de dag die de geschiedenis van Japan voorgoed zal veranderen.
Oost tegen west
Ishida Mitsunari, aanvoerder van het Westelijke Leger, heeft 80.000 soldaten opgesteld. Ze staan met hun rug naar een berghelling, waardoor ze gemakkelijk de aanval kunnen inzetten op het Oostelijke Leger – dat geleid wordt door Tokugawa Ieyasu.
Mitsunari weet echter niet dat sommigen van zijn generaals een stuk minder loyaal zijn dan hij denkt.
Zodra de mist is opgetrokken, zet het Oostelijke Leger een frontale aanval in en al gauw kleuren de rijstvelden rood van het bloed.
Zodra de mist is opgetrokken, zet het Oostelijke Leger een frontale aanval in en al gauw kleuren de rijstvelden rood van het bloed.
Een generaal van het Westelijke Leger, Kobayakawa Hideaki, volgt de strijd vanaf een heuvel. Hij wordt verscheurd door twijfel – zal hij echt overlopen naar de andere kant?
Pas als zijn mannen door de troepen van generaal Ieyasu onder vuur worden genomen, neemt hij zijn besluit – hij rebelleert. De verwarring op het slagveld is totaal. Ook andere generaals van het Westelijke Leger laten Mitsunari in de steek en lopen over. Door dit verraad worden de restanten van het Westelijke Leger verslagen en verdreven.
Vanaf die dag is de Tokugawa-clan heer en meester over Japan. In maart 1603 wordt Tokugawa Ieyasu benoemd tot shogun – een soort oppergeneraal die machtiger is dan de keizer.
Meer dan twee eeuwen lang regeert de clan van Tokugawa Ieyasu over een welvarend, maar geïsoleerd land, terwijl de rest van de wereld voor de deur staat te dringen en naar binnen wil.

Samoerai Minamoto Yoritomo werd in 1192 de eerste shogun die heerste over Japan.
Shoguns waren 600 jaar heer en meester in Japan
700
De titel shogun wordt gebruikt voor legerleiders in een oorlog in Noord-Japan.
1192
De keizer roept Minamoto Yoritomo uit tot shogun en geeft hem daarmee de macht over Japan.
1338
Ashikaga Takauji neemt de macht over nadat hij wint van het Minatomo-shogunaat.
1585
De generaal Toyotomi Hideyoshi wordt landsregent.
1603
Tokugawa Ieyasu wordt shogun na zijn overwinning in de Slag bij Sekigahara.
1613
Ieyasu beperkt de invloed van zijn krijgsheren. Hij decentraliseert Japan, waardoor hij zelf meer macht krijgt.
1614
Het christendom wordt verboden en buitenlandse kooplui worden verbannen.
1853
De Amerikanen dwingen Japan om buitenlandse handel toe te staan.
1867
Tokugawa Yoshinobu draagt zijn macht over aan keizer Meiji, die het land ingrijpend hervormt.
1868-69
De keizer wint de burgeroorlog tussen aanhangers van het shogunaat en hervormingsgezinde aanhangers van de Japanse keizer.
Keizersfamilie is goddelijk
Net als in Europa zijn er maar weinig schriftelijke bronnen uit de begindagen van Japan. Ongeveer 2000 jaar geleden beschreven de Chinezen hun vreemde oosterburen uit het land Wo – een woord dat ‘klein en wreed’ betekent.
De oudste Japanse teksten over hun eigen land dateren uit de 8e eeuw n.Chr. Daarin wordt beschreven hoe de eerste keizer, Jimmu Tenno – een nazaat van zonnegodin Amaterasu –, in 660 v.Chr. vanuit de godenwereld naar Japan kwam en een lange dynastie stichtte. Maar feit en fictie lopen hier nogal door elkaar.
Pas vanaf de 6e eeuw n.Chr. vertellen historische bronnen over het ontstaan van een Japans rijk op het eiland Honshu. De contacten met China en Korea waren bepalend voor de politieke en culturele ontwikkeling van Japan, ook omdat zij het boeddhisme naar Japan brachten.
De titel shogun werd voor het eerst gebruikt in de 8e eeuw. De keizer van Japan voerde toen oorlog tegen de emishi en de ainu, twee stammen uit het noorden van Japan. De expedities tegen deze stammen werden geleid door een generaal met de titel seii taishogun, wat ongeveer ‘grote legerleider die de barbaren verslaat’ betekent.

In 1185 vochten de Minamoto-clan en de Taira-clan tijdens de Zeeslag bij Dan-no-ura. De samoerai Minamoto Yoritomo won en stichtte het eerste shogunaat van Japan.
Samoerai grijpen de macht
Rond het jaar 1000 nam de macht van de keizer af en brak er een machtsstrijd uit onder de lokale vorsten.
Dit gecompliceerde conflict – vol met oorlogen, samenzweringen en verraad – zou meer dan 500 jaar duren. De strijd werd aangevoerd door de samoerai – een krijgersklasse die in de Japanse middeleeuwen steeds meer macht had gekregen.
Zij militariseerden het land en zorgden ervoor dat het bestuur in handen kwam van militaire leiders met de titel shogun. Tussen 1192 en 1868 werden in Japan drie shogunaten gesticht, waarbij de macht na de dood van de leider altijd in handen van de familie bleef.
Het eerste shogunaat ontstond na een oorlog tussen de machtige clans Taira en Minamoto. Tijdens een zeeslag in 1185 bij Dan-no-ura (bij de eilanden Honshu en Kyushu) behaalde de Minamoto-clan een verpletterende overwinning. Een paar jaar later, in 1192, dwong samoerai Minamoto no Yoritomo de keizer om hem tot shogun te benoemen.
Yoritomo vestigde zich in Kamakura, en zijn shogunaat wordt daarom ook het Kamakura-shogunaat genoemd. De keizer bleef aan het hof in Kioto wonen, maar had naast zijn ceremoniële functie geen enkele politieke macht meer.

Eeuwenlang beheersten samoerai de machtsstrijd in Japan.
Samoerai beslisten de machtsstrijd in Japan
Vanaf de middeleeuwen waren de samoerai een bepalende factor in de Japanse geschiedenis. Toen de keizer rond het jaar 1000 zijn macht verloor, vormden krijgsheren lijfwachten en milities met de samoerai om een machtsstrijd uit te vechten.
In het begin hadden deze elitekrijgers niet het aanzien dat ze later zouden krijgen. Het woord ‘samoerai’ betekent dan ook ‘dienaar’.
Later vormden de samoerai een krijgersklasse met veel status, en ze leefden volgens een strenge code, de bushido. De titel werd van vader op zoon overgedragen. De bushido bepaalde het dagelijkse leven en de keuzes van de samoerai.
Het belangrijkste was hun loyaliteit aan hun meester en andere samoerai, maar ook geestelijke balans en een koele doodsverachting.
Alleen samoerai mochten wapens dragen. Hun zwaard, katana, zou zelfs de ziel van de samoerai huisvesten.
Het korte zwaard was een wakizashi. Dat werd voor gevechten op korte afstand gebruikt, of om ritueel zelfmoord te plegen – seppuku, soms ook wel harakiri genoemd.
Storm voorkomt Mongoolse invasie
In de tijd van de shogun werd de Japanse regering officieel bakufu genoemd, wat letterlijk ‘tentenregering’ betekent. Er werd een feodaal systeem ingevoerd met helemaal bovenaan de shogun en daaronder een aantal krijgsheren – de zogenoemde daimio – die allemaal hun eigen gebied bestuurden.
De grootste bedreiging voor het Kamakura-shogunaat waren de Mongolen, die onder leiding van Koeblai Khan de macht hadden gegrepen in China.
In 1274 en 1281 probeerden de Mongolen Japan binnen te vallen, maar beide keren werd hun vloot getroffen door een vreselijke storm – een kamikaze (goddelijke wind) – waardoor Japan werd gered.
Het woord kamikaze kreeg tijdens de Tweede Wereldoorlog een heropleving en wordt sindsdien gebruikt om Japanse zelfmoordpiloten aan te duiden.
Het Kamakura-shogunaat ontsnapte aan de invasie van de Mongolen, maar kwam in 1333 toch ten val. Toen greep samoerai Ashikaga Takauji de macht en hij stichtte het tweede shogunaat. Net als zijn voorganger lukte het hem echter ook niet om alle machtswellustige lokale vorsten aan zich te onderwerpen.
In de 15e eeuw nam de onrust toe, wat leidde tot een enorme burgeroorlog, de Onin-oorlog van 1467 tot 1477. Deze periode tot aan het midden van de 16e eeuw wordt sengoku genoemd – wat grofweg ‘de strijdende staten’ betekent.





Strijders waren de baas
De samoerai waren machtige krijgers, totdat hun klasse in 1871 werd opgeheven.
Chonmage
Chonmage was het traditionele kapsel van de samoerai. Het was een ingeoliede paardenstaart die als een knotje bovenop het hoofd werd gedragen.
Kamishimo
Kamishimo was de naam van de klederdracht van de samoerai. Het bestond onder andere uit een jas zonder mouwen, en met extreem brede schouders.
Wakizashi
Wakizashi was het korte zwaard van de samoerai en was 30 tot 60 centimeter lang.
Katana
Katana was een lang en gebogen tweehandig samoeraizwaard met enkelsnijdend lemmet.
Portugese schepen bereiken Japan
Het was een roerige tijd vol met conflicten tussen wisselende allianties van de meer dan 200 daimio in het land. Toch was dit ook een periode van grote culturele en economische groei.
In 1543 ging een vreemd schip voor anker buiten Kyushu, het zuidelijkste en op twee na grootste eiland van Japan. Het kwam uit Portugal en zou een ongeëvenaarde impact hebben op de politieke en culturele ontwikkeling van Japan.
Niet veel later kwamen de eerste christelijke Europeanen naar Japan. En zij namen niet alleen een nieuwe religie met zich mee, maar ook kennis over verre landen en nieuwe handelswaar. Dit bracht beroering teweeg in Japan, en de machthebbers waren bang voor de veranderingen die de komst van de Europeanen zou inluiden.
Het Ashikaga-shogunaat kwam ten einde toen Ashikaga Yoshiaki in 1573 uit Kioto werd verbannen, zijn haar afschoor en een boeddhistische monnik werd. In eerste instantie werd het opperbevel overgenomen door de sterke krijgsheer Oda Nobunaga, maar nadat die werd vermoord, regeerde zijn voormalige generaal Toyotomi Hideyoshi het land met ijzeren vuist.
Hideyoshi was echter van eenvoudige komaf en kon dus nooit shogun worden. Daarom noemde hij zich kampaku, landsregent. Toyotomi Hideyoshi deed bovendien een dappere poging om Korea te veroveren, maar zijn missie mislukte.

De Slag bij Sekigahara werd ingeleid door de elitesoldaten van de ‘Rode Duivels’ die aan de kant van Ieyasu stonden.
Machtige krijgsheer wordt shogun
Toyotomi Hideyoshi ging ervan uit dat zijn familie ook na zijn overlijden aan de macht zou blijven, maar toen hij stierf, brak er een hevige machtsstrijd los.
De voornaamste uitdager was de krijgsheer Tokugawa Ieyasu. Die had niet meegedaan aan de mislukte invasie van Korea, maar wel een machtscentrum opgebouwd in het oosten, in de stad Edo op Honshu – het huidige Tokio.
Na zijn overwinning op de tweede man van Toyotomi Hideyoshi, Ishida Mitsunari, tijdens de Slag bij Sekigahara werd Ieyasu in 1600 de onbetwiste leider van Japan. In 1603 werd hij daarom door de keizer tot shogun benoemd.
In zijn regeringsperiode veranderde Japan van een door oorlogen en chaos geteisterd land in een streng gecontroleerde militaire staat, zonder interne conflicten.
Tegelijkertijd ontstond er een klassenmaatschappij van samoerai, kooplieden, boeren, handwerkers en een verachte onderklasse. De enigen die nog wapens mochten dragen in het nieuwe Japan, waren de samoerai.
Omdat hij de 60 al gepasseerd was, droeg Tokugawa Ieyasu zijn officiële titel als shogun over aan zijn zoon. In de praktijk bleef hij het land echter op de achtergrond regeren.
Hij hield zich met name bezig met de buitenlandse politiek, die inmiddels niet meer alleen ging over de relatie met China en Korea, maar ook met handelsnaties zoals Portugal, Spanje, Nederland en Engeland.
Hij verwelkomde de handel en stond in het begin zelfs missionarissen toe – maar niet veel later veranderde hij van mening.
Hij ging het christendom steeds meer als een bedreiging zien, zeker toen binnenlandse groeperingen zich tot deze ‘merkwaardige’ religie gingen bekeren. En dus begon hij de verspreiding van het christendom aan banden te leggen.







Ieyasu won zijn veldslag door verraad
Twee legers – aangevoerd door Tokugawa Ieyasu en Ishida Mitsunari – stonden op 21 oktober 1600 tegenover elkaar in een bergpas bij Sekigahara. Deze veldslag bepaalde wie de komende 250 jaar de macht had in Japan.
Ishida ligt in een hinderlaag
Het Westelijke Leger (blauw) staat opgesteld op de steile hellingen rond het plaatsje Sekigahara. Als het Oostelijke Leger (rood) het dal binnentrekt, stuurt Mitsunari de wachtende eenheden van alle kanten op de vijand af.
Tokugawa loopt in de val
Het Oostelijke Leger komt het Sekigahara-dal in, precies zoals Mitsunari had gehoopt. Ieyasu kent het gevaar, maar rekent op de hulp van bondgenoten in het vijandige kamp.
Rode Duivels vallen aan
Ii Naomasa opent de veldslag en geeft zijn gevreesde Rode Duivels de opdracht om aan te vallen. De oude legerleider negeert orders om zelf op de achtergrond te blijven.
Officier speelt dubbelspel
Kikkawa Hirole moet ingrijpen als de 28.000 soldaten van het Westelijke Leger Ieyasu van achteren aanvallen. Maar hij is een verrader en houdt zich afzijdig, waardoor zijn troepen niet hoeven te vechten.
Bankzitters worden ingezet in strijd
Vier uur lang kijkt Kobayakawa alleen toe – zonder zijn bondgenoot Mitsunari te helpen of zich aan te sluiten bij Ieyasu. Dan pas besluit hij om met zijn 20.000 soldaten het Westelijke Leger te versterken.
Ieyasu heeft gewonnen
Het Westelijke Leger valt uiteen. En terwijl Mitsunari vlucht voor zijn leven, weet Ieyasu dat hij met deze overwinning de machtigste man in heel Japan is geworden.
Afgesloten van de buitenwereld
Tokugawa Ieyasu’s opvolger zette dit beleid voort: hij legde de overzeese handel stil, zette buitenlanders het land uit, verbood het christendom en liet christenen executeren. Ook de Japanners zelf mochten het land niet meer uit.
Halverwege de 17e eeuw was het christendom in Japan volledig weggevaagd en was het land geheel afgesloten van de rest van de wereld. Iedereen die het land toch in wilde komen, of Japanners die het land probeerden te verlaten, konden zelfs de doodstraf krijgen.
Contact met het buitenland was alleen nog toegestaan vanuit de officiële handelshavens. Dit isolatiebeleid werd in Japan ook wel sakoku genoemd, ‘het gesloten land’.
Het uiteindelijke doel van het shogunaat was een stabiele machtspiramide, een samenleving waarin iedereen zijn plek kende en werd voorkomen dat krijgsheren weer met elkaar in conflict kwamen.
Ondanks alle handelsbeperkingen met het buitenland bloeide de economie in Japan op. De reden hiervoor was dat de landbouw veel efficiënter werd – en dat Japanse handwerkers en kooplieden steeds beter werden.
De handel werd betaald met muntgeld, maar ook met rijst. Hierbij werd de maat koku gebruikt: de hoeveelheid rijst die één persoon per jaar at – circa 180 liter.
Ook met de cultuur ging het goed en veel dingen waar Japan nu nog steeds om bekendstaat – bijvoorbeeld haiku’s en houtblokschilderingen – werden in de Tokugawa-periode ontwikkeld.
Eilandenrijk van machtige mannen
Eeuwenlang was de feitelijke macht in Japan in handen van de shoguns, maar alleen de beste en slimste legeraanvoerders konden shogun worden, als ze al de kans kregen.

Legerleider greep de macht na lange strijd
Minamoto Yoritomo (1147-1199)
Minamoto no Yoritomo greep de macht na de zogenoemde Genpei-oorlog – een vijfjarige successieoorlog die in 1185 eindigde in de Zeeslag bij Dan-no-ura.
Direct na zijn overwinning raakte hij echter verwikkeld in een langdurige machtsstrijd met zijn broer, Minamoto Yoshitsune. Zijn broer was een gevreesd krijger, maar uiteindelijk werd hij gedwongen om seppuku te plegen.
Minamoto Yoritomo werd in 1192 shogun en regeerde vanuit de stad Kamakura. Toen hij van een paard viel en overleed, greep zijn vrouw Masako de macht. Zij was de moeder van de tweede en derde shogun van Japan.
The Print Collector/Print Collector/Getty Images

Shogun houdt een verdeeld rijk bijeen
Ashikaga Takauji (1305-1358)
De samoerai Ashikaga Takauji stichtte in 1338 een shogunaat dat naar hem werd vernoemd en duurde tot 1573. In zijn regeringsperiode was Japan erg verdeeld en dus kreeg hij het eilandenrijk nooit helemaal onder controle.
Zo had Japan 56 jaar lang twee keizers – een in het zuiden en een in het noorden. Daarnaast was Takauji in oorlog met zijn broer Ashikaga Tadayoshi.
Takauji was een omstreden leider, maar hij had een goede opleiding, schreef gedichten en liet zenboeddhistische tempels bouwen.
Volgens de zen-meester Muso Soseki had hij drie goede eigenschappen: hij hield het hoofd koel, was barmhartig en vrijgevig.
Look and Learn/Bridgeman Images

Krijgsheer versloeg al zijn tegenstanders
Tokugawa Ieyasu (1543-1616)
De krijgsheer Tokugawa Ieyasu was al tientallen jaren betrokken bij de ingewikkelde oorlogen en samenzweringen tussen de Japanse daimio. Hij was loyaal aan Oda Nobunaga en hielp jaren later diens opvolger, Toyotomi Hideyoshi, in de strijd tegen de Hojo-clan.
De relatie tussen deze twee krijgsheren was echter nogal ingewikkeld en in de jaren 1590 vestigde Tokugawa Ieyasu zich in een nieuw gebied in het oosten, met Edo als hoofdstad.
Toen Toyotomi Hideyoshi stierf ontstonden er twee allianties. Tokugawa Ieyasu was de leider van de ene, en tijdens de Slag bij Sekigahara in 1600 versloeg hij zijn tegenstander. Drie jaar later kreeg hij de titel shogun.
Toen hij ruim 70 jaar oud was, ging hij mee op zijn laatste militaire operatie en versloeg hij de zoon van Toyotomi Hideyoshi bij Osaka.
Ashmolean Museum, University of Oxford

Regent bestreed verspilling en corruptie
Tokugawa Yoshimune (1684-1751)
Yoshimune was de achtste shogun van de Tokugawa-clan en regeerde bijna 30 jaar. Hij wordt over het algemeen gezien als een van de beste leiders in de Japanse geschiedenis.
Zodra hij aan de macht kwam, herzag Yoshimune de overheidsfinanciën, bestreed hij corruptie en ging hij verspilling tegen. Hij voerde ook hervormingen door in de landbouw en introduceerde nieuwe gewassen.
Hij spekte de staatskas door belasting te innen op landbouwproducten. En hij organiseerde een wedstrijd om te bepalen wie de beste zwaardvechter van het land was.
Tokugawa Yoshimune had zelf een goede opleiding gevolgd en organiseerde een onderwijsprogramma voor de bevolking. Hij hief het importverbod voor buitenlandse boeken op, liet een grote wereldbol maken en kocht een telescoop uit Nederland.
Op 61-jarige leeftijd droeg Tokugawa Yoshimune zijn titel over aan zijn zoon, Tokugawa Ieshige. Maar deze had een slechte gezondheid en kon het werk van zijn vader niet voortzetten.
Controle garandeert loyaliteit
De elite was afkomstig uit de loyaalste krijgsherenfamilies – en aan welke kant ze stonden tijdens de Slag bij Sekigahara speelde ook een rol. De meeste status hadden de families Owari, Kii en Mito en zij leverden ook de nieuwe shogun als de hoofdclan was uitgestorven.
Er werd een speciaal controlesysteem ontwikkeld dat deze krijgsheren dwong om in Edo te wonen en werken.
Volgens een wet uit 1636 moesten ze daar vier maanden per jaar wonen. Ook nam de shogun een aantal gijzelaars uit de machtigste families in de hoofdstad, om te voorkomen dat die tegen hem gingen samenzweren.
Maar in de loop van de 18e eeuw ging het een stuk minder goed in Japan. Het economische systeem was hard voor de krijgsheren, die niet genoeg geld kregen om hun status in stand te houden.
Het gebrek aan oorlogen veroorzaakte een crisis onder de samoerai: hun hele leven was gewijd aan hun militaire opleiding, maar waarschijnlijk zouden ze nooit de kans krijgen om die te gebruiken.
Veel samoerai eindigden daarom als ambtenaar en droegen hun wapens alleen nog ceremonieel.
Andere kozen voor een eenvoudig bestaan als boer. Het aantal ronin, samoerai zonder meester, nam sterk toe en velen van hen belandden zelfs in de criminaliteit. Ook de boeren waren ontevreden.

De Tokugawa-dynastie kwam aan haar einde tijdens de Boshinoorlog. Na afloop van die oorlog kwam de macht in handen van keizer Meiji, oftewel Mutsuhito.
Afspraak onder militaire dreiging
Japan kon dus weinig weerstand bieden toen vier Amerikaanse oorlogsschepen onder leiding van Matthew C. Perry op
8 juli 1853 aanmeerden in Tokio.
Perry was op de hoogte van de situatie in Japan en ging ervan uit dat het nodige machtsvertoon en de nieuwste wapentechnologieën uit de VS het shogunaat zouden overtuigen om samen te werken.
Met grote tegenzin accepteerden de Japanners een brief van de Amerikaanse president en toen Perry in februari 1854 terugkwam, waren ze bereid om de eisen die de Amerikaanse president in zijn brief had gesteld te aanvaarden.
Niet veel later werd het zogenoemde Kanagawa-verdrag ondertekend, wat inhield dat een aantal havensteden werd opengesteld voor handel met het buitenland. Perry was erin geslaagd om met diplomatie en militaire overmacht de poorten tot het gesloten land te openen.
Shogunaat stort in
Japan kreeg te maken met ingrijpende veranderingen, maar onenigheid over de toekomst resulteerde in de eerste burgeroorlog in meer dan 200 jaar.
In de jaren 1860 braken er gevechten uit tussen het leger van het shogunaat, dat achter het regime stond, en tegenstanders die hervormingen wilden doorvoeren en Japan wilden openstellen voor het buitenland.
Ook andere landen mengden zich in het conflict. Verrassend genoeg kregen zij van twee eeuwenoude instituties – de keizer en de samoerai – steun om Japan te moderniseren.
In 1867 droeg de laatste shogun van Japan, Tokugawa Yoshinobu, de macht over aan keizer Meiji. Een jaar later begon de zogenoemde Meiji-restauratie – een reeks ingrijpende politieke, sociale en economische hervormingen. De stad Edo werd de nieuwe hoofdstad van Japan en kreeg de naam Tokio.
Japan werd uiteindelijk een belangrijk industrieland, waar de militaire klasse nog steeds de macht had. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Japan uit tot een belangrijke speler op het wereldtoneel.
Op sommige punten doet het Japanse politieke beleid nog steeds denken aan de isolatiestrategie van het Tokugawa-shogunaat.
Ondanks de internationale globalisering is de immigratie naar Japan minimaal, hoewel de bevolking steeds verder vergrijst en afneemt. Op dit moment is slechts twee procent van de inwoners van buitenlandse afkomst.