In oktober 1868 kruipen 20 jongens door een nauwe watertunnel. Aan hun zwarte pakken, witte hoofdbanden en katanazwaarden kun je zien dat de 14- tot 17-jarige jongens samoerai zijn van de Byakkotai-brigade.
Op dit moment zien ze er echter niet uit als dappere krijgers – ze zijn net aan de soldaten van het keizerlijke leger ontsnapt door in de tunnel te kruipen die naar de top van de heuvel Iimoriyama leidt. Ze ruiken het vuur dat de stad Aizuwakamatsu verteert en achter hen horen ze het wanhopige geschreeuw van de inwoners.
Na bijna 700 jaar feodale heerschappij door de shogun maakt Japan nu een machtsverschuiving mee als de samoerai, met de jonge keizer Meiji als boegbeeld, de controle over het land naar zich toe trekken.
Veel lokale leiders hebben vrijwillig de wapens neergelegd en zich aan de keizer onderworpen, maar de samoerai in het noordoosten van Japan weigeren dat, en de bloedige Boshinoorlog woedt nu al een jaar.

De tunnel waar de jonge samoerai doorheen kropen, is nog te zien aan de voet van Iimoriyama.
De jonge samoerai in de tunnel zijn nog geen ervaren krijgers: ze vormen slechts de reservetroepen, maar de keizerlijke troepen belegeren Aizuwakamatsu en elke man is nodig om de vijand uit het Tsuruga-kasteel te houden, waar hun daimio (heer), Katamori Matsudaira, zich heeft verschanst.
Tijdens de gevechten raakten de jongens hun eenheid kwijt en nu weten ze niet hoe de belegering verloopt. Voor meer overzicht beklimmen ze de Iimoriyama, ongeveer anderhalve kilometer van het kasteel.
Als ze de top bereiken, zien ze een ontmoedigend schouwspel – het kasteel staat in brand en de stad is verloren.
De jongens moesten de daimio beschermen, en nu is hij misschien al dood. De jongens hebben ook geen idee wat er met hun vaders is gebeurd, die allen als samoerai in het leger van de daimio dienden.
‘We moeten zelfmoord plegen en de ware aard van een samoerai tonen.’ Leider van de Byakkotai, Gisaburo Shinoda
De leider van de eenheid, de 17-jarige Gisaburo Shinoda, neemt het woord. Hij zegt tegen de jongens dat ze moeten doen wat ze op de samoeraischool hebben geleerd. Hun daimio is gestorven, dus moeten ze hun trouw tonen door hem in de dood te volgen. Het is tijd om rituele zelfmoord te plegen: seppuku.
‘Na een verhitte discussie zei Gisaburo dat we niets meer konden doen. We waren verdrietig vanwege de daimio in het kasteel en onze gezinnen aan de voet van het kasteel: ‘We moeten zelfmoord plegen en de ware aard van een samoerai tonen,’ schreef Sadakichi Iinuma vele jaren later over zijn ervaringen op de berg. Hij was toen 14 en de enige overlevende van de massale zelfmoord waartoe zijn kameraad Gisaburo had opgeroepen.

De stad Aizuwakamatsu herdenkt zijn samoerai nog steeds. Elk jaar wordt er in de stad een festival gehouden waarbij jongens optreden in Byakkotai-uniform.
Samoerai werden getraind in trouw
Wij vinden de zelfmoord van de jongens nu schokkend, maar ze deden eigenlijk alleen maar wat ze geleerd was. De Byakkotai-brigade (brigade van de witte tijger) bestond uit 305 jonge samoerai, die naar de prestigieuze samoeraischool, Nisshinkan, gingen aan de voet van het Tsuruga-kasteel.
De school liet alleen de oudste zonen van de beste plaatselijke samoeraifamilies toe, en onderwees nieuwe vakken zoals astronomie, wiskunde en geneeskunde. Maar bovenal was het een school waar jongens les kregen in trouw en eer.

Het kasteel Tsuruga was zodanig verwoest, dat het in 1874 werd afgebroken. In 1965 werd echter een replica op ware grootte voltooid, die sindsdien dienstdoet als oriëntatiepunt van de stad.
Ze kregen er een militaire basistraining, met de nadruk op de studie van klassieke confucianistische teksten, training in gestileerde krijgskunst en, vooral, lessen in ondergeschiktheid aan de hiërarchie waarop de Japanse shogunmaatschappij was gebouwd.
De jongens leerden geduldig en volhardend te zijn, maar ook dat ze zonder aarzelen hun leven opofferden om hun eer en waardigheid te behouden. De school had de samoerai-idealen hoog in het vaandel staan en streefde naar een sterk gemeenschapsgevoel onder de jongens.
Gisaburo Shinoda en zijn klasgenoten waren niet afgestudeerd en mochten niet eens ten strijde trekken. De situatie in het Tsuruga-kasteel was echter zo penibel dat alle leerlingen van de Nisshinkan-school als reserve-eenheden bij het leger werden ingelijfd.

De Nisshinkan-school besloeg ruim 26.000 vierkante meter en omvatte een observatorium en een zwembad.
10-jarige in de leer als samoerai
Zelfmoord was de jonge samoerai niet vreemd. Ze hadden over de eer van de dood geleerd in Nisshinkan – de beste samoeraischool in de streek Aizu.
De Nisshinkan-school werd in 1803 gebouwd om de oudste zonen van samoeraifamilies uit de regio op te leiden voor een leven in de top van de maatschappij. De jongens begonnen op 10-jarige leeftijd met hun opleiding tot sterke krijgers en wijze leiders. De nadruk werd gelegd op de sterke band tussen de jongens in elke klas en het bijbrengen van de klassieke waarden van een samoerai.
Het algemene motto aan de samoeraischool was eenvoudig: ‘Doe het juiste.’
Sommige dingen waren juist, andere niet. Dit werd voorgeschreven door degenen die boven je stonden in de hiërarchie. En het was uiterst belangrijk om de wijsheid achter deze verdeling niet in twijfel te trekken, want scepsis schaadde de harmonie van de gemeenschap.
De school brandde af tijdens de Slag om Aizuwakamatsu in 1868, maar hij werd herbouwd en doet tegenwoordig dienst als museum dat aandacht besteedt aan het onderwijs dat daar werd gegeven.
Deur naar Japan met geweld geopend
De idealen van de samoerai, zoals jongens ze op school leerden, waren al honderden jaren onderdeel van de Japanse samenleving. Ze waren nog belangrijker geworden nadat de grote shogun Tokugawa Ieyasu in 1603 een einde maakte aan de vele burgeroorlogen in het land en alle daimio’s onder het Tokugawa-shogunaat verenigde.
Dit conservatieve regime concentreerde alle macht rond de shogun, ten koste van de keizer, en isoleerde Japan als nooit tevoren.
Het isolement werd in 1853 doorbroken toen een Amerikaanse vloot oorlogsschepen arriveerde en commandant Matthew C. Perry eiste dat Japan zijn grenzen openstelde voor handel met het Westen.
De Tokugawa-leiders werden hiertoe gedwongen, want het was duidelijk dat hun leger niets kon uitrichten tegen de machtige slagschepen.
Hierna kreeg het Tokugawa-shogunaat de schuld van het Japanse isolement en van het feit dat het ver achterop was geraakt bij de westerse mogendheden. Nieuwe groepen, vooral de samoerai uit het zuiden van Japan, wilden de aartsconservatieve shogun afzetten, zodat het land zich kon openstellen voor de rest van de wereld.

Toen kapitein Matthew C. Perry in Japan aankwam, overhandigde hij de Japanners een witte vlag en een brief waarin stond dat ze zouden worden vernietigd als ze tegenstand boden.
De nieuwe groepen wonnen langzaam terrein, met als hoogtepunt 3 januari 1868, toen de samoerai het keizerlijk paleis in Kyoto bestormden. De 15-jarige keizer Meiji kwam aan de macht. De positie van shogun werd afgeschaft en zijn bezittingen vielen toe aan de keizer.
Shogun Tokugawa Yoshinobu weigerde zijn ontslag te aanvaarden en een burgeroorlog was een feit. Tokugawa viel als eerste Kyoto aan, maar de keizer had intussen vuurwapens gekocht in onder andere de Verenigde Staten waardoor zijn leger veel beter was uitgerust dan de samoerai van de shogun.
De slag eindigde in een grote nederlaag voor de shogun. De keizerlijke troepen trokken nu naar het noorden, waar veel plaatselijke daimio’s trouw bleven aan de shogun.
In oktober bereikten de keizerlijke troepen Fukushima, dat al eeuwenlang door de Aizu-clan werd geregeerd. Weldra begon de invasie van de streek en de belegering van het hoofdkwartier van de clan, het Tsuruga-kasteel. De slag zou de grootste en meest beslissende van de hele burgeroorlog worden.

De shogungezinde samoerai waren tijdens de Boshinoorlog geen partij voor het superieure keizerlijke leger.
Rituele zelfmoord was onnodig
Tijdens de Slag om Aizu werd opnieuw duidelijk dat de troepen van de keizer veruit superieur waren aan de plaatselijke samoerai. Toen de 20 jongens de top van Iimoriyama bereikten, was het beleg al weken aan de gang, en de hoop op een overwinning van de daimio was inmiddels vervlogen.
Toen de jongens het Tsuruga-kasteel zagen branden, was hun reactie voorspelbaar. Hun leider, de 17-jarige Gisaburo Shinoda, twijfelde niet aan wat er moest gebeuren.
‘Toen het even na 10.00 uur besloten was, ging hij rechtop zitten, naar het zuidwesten gericht, toonde zijn respect voor het kasteel, sprak een paar woorden en pleegde langzaam zelfmoord,’ schreef Sadakichi Iinuma in zijn verslag.

Na de Boshinoorlog werd Sadakichi Iinuma officier in het keizerlijke leger.
Gisaburo was de eerste die seppuku pleegde door met zijn zwaard zijn eigen maag open te snijden. Hij kende de techniek, omdat deze onderdeel was van het onderwijsplan voor de oudste leerlingen van de Nisshinkan-school.
Na de dood van hun leider was het de beurt aan de anderen, in volgorde van rang. Een paar moesten er door hun leeftijdgenoten van de pijn worden verlost, maar de meesten voltooiden het ritueel zonder hulp.
Tegen het einde lagen er 19 leden van de eenheid dood op de grond. Het jongste lid, de 14-jarige Sadakichi Iinuma, was de laatste. Hij had gelogen over zijn leeftijd toen hij zich aanmeldde bij de Byakkotai-brigade, die gewoonlijk alleen jongens uit de hoogste klas aannam.
Op school zat hij in een lagere klas dan de anderen, dus hij had nog geen seppuku geoefend. Sadakichi deed zijn best: hij stak het zwaard in zijn maag en probeerde van links naar rechts te snijden. Maar hij kwam niet diep genoeg. In plaats daarvan zakte hij ineen en bloedde hij langzaam bijna dood.

Seppuku werd gepleegd door een zwaard diep in de buik te steken en van links naar rechts te snijden. Een andere samoerai hakte gewoonlijk het hoofd van de stervende af.
Sadakichi werd gevonden door een boer die zijn wonden verzorgde, waardoor de 14-jarige op wonderbaarlijke wijze in leven bleef.
Een paar dagen later hoorde hij de waarheid over de belegering. De jongens hadden het niet goed gezien. De stad stond in brand, maar het kasteel stond nog overeind. Aizu gaf zich pas een paar weken later over, op 6 november. Ondanks de nederlaag hadden hun samoerai-ouders geen seppuku gepleegd en de meesten hadden de strijd overleefd. Zelfs de daimio, Matsudaira Katamori, had het er levend vanaf gebracht.
Denk je aan zelfmoord, vertel het dan aan iemand. Je kunt hier hulp krijgen via 113 Zelfmoordpreventie.





De keizer versloeg de laatste samoerai
Toen de samoerai op 3 januari 1868 het paleis in Kyoto bestormden, begon de Boshinoorlog, een Japanse burgeroorlog. De nieuwe Meiji-regering trad hardhandig op tegen clans die trouw bleven aan de shogun.
De soldaten van de Shogun willen niet vechten
27-31 januari 1868: De oorlog begint met de Slag bij Toba-Fushimi, als shogun Yoshinobu Tokugawa zijn leger naar Kyoto stuurt, gesteund door troepen uit het zuiden. Het leger van de shogun is groter, maar minder goed uitgerust en met een laag moreel. De strijd eindigt in een nederlaag.
Samoerai worden bruut afgeslacht
25 april-1 mei 1868: De shogun geeft zich over na de nederlaag bij Kyoto, maar zijn aanhangers vechten door. Het keizerlijke leger trekt daarom naar het noorden. Tijdens de belegering van het Komine-kasteel worden de plaatselijke samoerai verslagen en het kasteel wordt tot de grond toe afgebrand.
Vrouwen en kinderen vechten mee
6 oktober – 6 november 1868: Keizerlijke troepen bereiken het gebied van de Aizu-clan, waar Katamori Matsudaira de noodtoestand afkondigt. Alle mannen en vrouwen worden opgeroepen om het Tsuruga-kasteel te verdedigen. Als het kasteel na een belegering van een maand valt, zijn er duizenden doden.
Het laatste gevecht op Hokkaido
4 december 1868-27 juni 1869: De laatste trouwe aanhangers van de shogun hebben zich verschanst op het noordelijke Japanse eiland Hokkaido. Als in mei hun vloot wordt verslagen, is het einde nabij. 7000 keizerlijke troepen landen op het eiland en vechten tegen de 3000 overgebleven samoerai.
Dode jongens nog steeds geëerd
De 19 jongens lagen na de burgeroorlog nog steeds op Iimoriyama. De keizerlijke regering gaf uiteindelijk toestemming om ze op de berg te begraven. Het verhaal van de 19 jonge samoerai en hun dood werd pas vele jaren later bekend, toen Sadakichi Iinuma zijn autobiografie Zelfmoord schreef. In heel Japan werd de onbevreesde – en volkomen zinloze – ondergang van de samoerai bekend en bewonderd.
Tegenwoordig is de Iimoriyama een populaire toeristische trekpleister in de Aizu-regio. Na zijn dood in 1931 werd de as van Sadakichi Iinuma, op zijn eigen verzoek, uitgestrooid over de grafstenen van zijn Byakkotai-kameraden.

De zuil uit Pompeï, door Mussolini geschonken om de Byakkotai-jongens te eren, staat nog altijd op Iimoriyama.
Zelfs in het buitenland maakte het verhaal veel emoties los. De Italiaanse dictator Benito Mussolini was zo ontroerd door het offer van de jonge jongens dat hij ter ere van hen een zuil uit Pompeï schonk – deze staat nog altijd op Iimoriyama.
Bij de graven van de jongens staat het bekendste monument van de berg, met een inscriptie – een gedicht van daimio Katamori Matsudaira, uit wiens naam de jonge samoerai het leven lieten:
‘Hoeveel tranen er ook op hun grafstenen zijn gevloeid, deze namen verdwijnen nooit uit de wereld.’

19 gedenktekens symboliseren de jonge samoerai die zelfmoord pleegden. Elk jaar komen duizenden Japanners hierheen om te bidden.