Mayaopperhoofd Manuel Antonio Ay stond rustig met zijn handen op zijn rug gebonden. Het vuurpeloton stelde zich voor hem op.
Ay was de dag ervoor ter dood veroordeeld wegens samenzwering tegen de Mexicaanse staat. Hij was echter alleen maar zijn sombrero vergeten in een bar, en in de zweetband daarvan bleek een brief te zitten van een rabiate Mayaleider, met daarin een plan voor een opstand.
De brief werd aan de autoriteiten overhandigd – en die twijfelden er niet aan of Ay en andere Mayaopperhoofden planden een gewapende opstand tegen de blanken van het schiereiland Yucatán.
In januari dat jaar hadden de Maya’s Valladolid, de op twee na grootste stad op Yucatán, aangevallen en zo’n 80 blanken vermoord. De autoriteiten wilden laten zien dat dergelijk gedrag keihard werd afgestraft.
Even later klonk het bevel, en de soldaten vuurden hun kogels af op Ay. Zijn lichaam schokte, waarna hij op 26 juli 1847 dood neerviel op het plein van Valladolid.
Wat de autoriteiten niet wisten was dat Ay, in tegenstelling tot de andere samenzweerders, gematigd was en alleen maar de blanken wilde verdrijven uit het land van de Maya’s. Hij wilde niemand dood hebben.
Maar de afzender van de brief, Cecilio Chí, wel – hij wilde de blanken van Yucatán uitroeien. Als opperhoofd had Chí, net als Ay, genoeg van 300 jaar onderdrukking, eerst door de Spaanse koloniale macht en daarna door blanke Mexicanen.
Ondanks eeuwen van Europese overheersing hadden de Maya’s hun droom van een eigen staat nooit opgegeven.
Manuel Ay’s dood ontketende een strijd die het schiereiland nog 54 jaar lang zou teisteren. De Maya’s sloten zich met duizenden aan bij inheemse rebellenleiders als Jacinto Pat en Cecilio Chí, die bekend werden met de strijdkreet ‘Mueran los blancos!’ – dood aan de blanken!
Aan het eind van de oorlog in 1901 waren meer dan 250.000 mensen omgebracht en was de helft van de bevolking van Yucatán ontheemd.
Maya’s kregen wapens van de blanken
Inheemse opstanden hadden de voormalige kolonie in Spaans Amerika al eerder opgeschrikt, maar nooit eerder had het verzet zo lang geduurd – en was het succes zo nabij.
Met het conflict, de Kastenoorlog genoemd, wilden de inheemsen zich bevrijden van de onderdrukking door blanke Creolen en een eigen Mayastaat stichten.
Sinds de Spanjaarden Yucatán waren binnengevallen, bepaalde een rigide kastenstelsel de kansen van de inwoners – op basis van de mate van blankheid, wat erop neerkwam dat de inheemse bevolking niets te zeggen had.
De Maya’s, die vóór de komst van de Europeanen op Yucatán een grootse beschaving hadden opgebouwd, waren in de koloniale tijd meestal collectief eigenaar of pachter van landbouwgrond. De oogsten waren vaak mager vanwege de schrale grond van Yucatán. Maar halverwege de 19e eeuw ontstond er een nieuwe industrie: de touwfabricage.
De droge grond van Yucatán was perfect voor de agaveplant. Henequen, zoals de agave in het Spaans heet, werd vooral gebruikt om scheepstouwen te maken en werd zo’n groot exportproduct dat het ‘het groene goud van Yucatán’ werd genoemd.
De blanke plantage-eigenaren verdienden een fortuin, en de provinciehoofdstad Mérida had nog eerder dan Mexico-Stad trams en elektrische verlichting in de straten.
Voor de Maya’s maakte het groene goud weinig verschil, want de eigendomsrechten werden in een nieuwe wet gewijzigd. Als gevolg daarvan verloren vele Maya’s hun rechten op hun voorouderlijk land. De meesten restte niets anders dan dagloner of slaaf te worden op de plantages van de blanken.
Uiteindelijk hadden ze er genoeg van en kwamen ze in opstand. Paradoxaal genoeg vochten de Maya’s met wapens die ze van de creolen zelf hadden gekregen, want de blanken hadden enkele jaren daarvoor nog gestreden om de macht op Yucatán.
De creolen hadden hun Mayaboeren bewapend om elkaar te bevechten, maar dit werkte averechts toen de Maya’s hun wapens tegen de blanken richtten.
Inheemsen voeren biologische oorlog
Beide partijen maakten zich schuldig aan verkrachting en bloedbaden. Zo hadden de creolen vlak voor de executie van Manuel Ay het dorp Tepich platgebrand en veel inwoners gedood.
Zoals de krant van de lokale overheid schreef: ‘Tepich bestaat niet meer. Zonder deze les zou het onmogelijk zijn de indianen onder de duim te houden.’
De jacht op rebellenleiders werd voortgezet, onder wie opperhoofd Alejandro Tzab, die in dezelfde krant werd geciteerd: zijn landgenoten in Tixkokob werden ‘zo zwaar gegeseld dat er een meer van bloed ontstond’.
‘Ze openden zijn borst met één houw, zoals een Mayaopperhoofd zijn slachtoffer tijdens een ritueel ... ’ Geschiedkundige Eligio Ancona uit die tijd over een aanval van de Maya’s op blanken
Op hun beurt onthoofdden de opstandelingen blanken waar ze maar konden. In een haciënda bij de plaats Tihosuco slachtten ze de zoon van een landeigenaar af voor de ogen van zijn familie.
‘Ze openden zijn borst met één houw, zoals een Mayaopperhoofd zijn slachtoffer tijdens een ritueel, rukten zijn hart eruit en dronken zijn bloed,’ schreef Eligio Ancona, een geschiedkundige uit die tijd.
De Maya’s waren echter vooral meesterlijke guerrillastrijders, die gebruikmaakten van biologische oorlogsvoering. Ze vergiftigden waterputten door de kleren van cholerapatiënten erin te gooien en doopten doornentakken in rottende kadavers, zodat creoolse soldaten besmet zouden raken als ze erop stapten.
Verder groeven de Maya’s valkuilen in het ruwe terrein met puntige houten stokken onderin om hun vijanden te verminken.
De trucs bleken dodelijk effectief. In de zomer van 1849 – een jaar na het uitbreken van de Kastenoorlog – beheersten de Maya’s het grootste deel van Yucatán. Mérida bereidde zich voor op de evacuatie van haar blanke bevolking.
Britten helpen de Maya’s
Het fortuin van de Maya’s in oorlogstijd was te danken aan hun massale aantal buiten de grote steden, maar ook aan een obscure deal met hun buur ten zuiden van de rivier de Hondo. Hier lag Brits-Honduras (het huidige Belize), waar het nieuws over de oorlog onrust veroorzaakte.
‘Er is reden om te vrezen dat de inheemse bevolking van Yucatán, die al enige tijd betrokken is bij wetteloze acties, de rivier zal oversteken en de zaken van Britse handelaren die binnen onze grenzen actief zijn, zal verstoren,’ staat te lezen in een brief aan het Britse parlement van de hoogste ambtenaar in de regio.
De Britten begonnen de Maya’s te steunen met wapens en munitie – waarschijnlijk uit angst dat de Maya’s anders het Britse grondgebied zouden binnenvallen.
Het complot werd echter al snel ontdekt: in september 1849 deed de Mexicaanse marine een inval op het schip Four Sisters, dat voer onder de vlag van Brits-Honduras. In het ruim lagen vaten buskruit en papieren waaruit bleek dat het kruit voor de rebellen was.
Ondanks protesten van de Mexicaanse regering gingen de wapentransporten echter door.
Mayastaat bleef 52 jaar bestaan
Maar uiteindelijk hielden de Maya’s geen stand. In de nazomer van 1849, juist toen ze op het punt stonden de provinciehoofdstad Mérida in te nemen, gaven ze het op – mogelijk omdat ze niet genoeg voorraden hadden voor een langdurige belegering.
De blanken van Mérida haalden opgelucht adem en al snel lanceerde het Mexicaanse leger een tegenoffensief. Tijdens de aftocht van de Maya’s werden de rebellenleiders Jacinto Pat en Cecilio Chí gedood.
De overige rebellen stichtten een onafhankelijke Mayastaat rond de stad Chan Santa Cruz in de onherbergzame laagvlakte van zuidoostelijk Yucatán, waar ze een halve eeuw standhielden – geholpen door Britse wapenleveranties.
Maar omdat de Britten steeds meer in de mijnbouw en spoorwegen van Mexico investeerden, staakten ze hun steun aan de Mayaopstand. In 1893 ondertekenden de Britten een overeenkomst die een einde maakte aan de wapensmokkel naar de Maya’s. Het Mexicaanse leger zag zijn kans schoon en begon een offensief.
De laatste slag viel in mei 1901 – 54 jaar nadat de eerste schoten in de Kastenoorlog klonken – toen de Mexicaanse generaal Ignacio Bravo na een zeven maanden durende veldtocht de hoofdstad op de rebellen veroverde.
Zoals hij schreef in een telegram aan de gouverneur van de staat: ‘Geachte gouverneur: Het is mij een eer u mede te delen dat ik vandaag dit plein heb bezet.’
Hoewel de Kastenoorlog die dag in feite eindigde, duurt de opstand volgens velen nog voort. Zapatistische rebellen in de Mexicaanse provincie Chiapas identificeren zich bijvoorbeeld openlijk met het opstandige verleden van Yucatán. Veel onderliggende oorzaken van de Kastenoorlog blijven smeulen.