‘Toen de gevechten uitbraken, voelde elke antifascist in Europa waarschijnlijk een zweem van hoop. Hier, zo leek het, trotseerde de democratie eindelijk het fascisme. Jarenlang hadden zogenaamd democratische landen zich keer op keer overgegeven aan het fascisme. Maar toen Franco probeerde een gematigd linkse regering omver te werpen, kwam het Spaanse volk tegen alle verwachtingen in tegen hem in opstand. Het leek een keerpunt.’
Zo beschreef George Orwell de Spaanse Burgeroorlog in de herfst van 1937. De Engelse schrijver, later bekend van zijn politieke en sociaal kritische romans Animal Farm en 1984, is zelf een antifascist. Net als tienduizenden andere vrijwilligers uit 55 landen gaat hij naar Spanje om deel te nemen aan de eerste openlijke strijd tussen de twee grote politieke stromingen van die tijd, het communisme en het fascisme.

George Orwell vocht in de Burgeroorlog aan republikeinse kant. De ervaring inspireerde hem tot zijn boek Animal Farm.
In december 1936, na slechts zes maanden burgeroorlog, sluit Orwell zich in Barcelona aan bij een marxistische militie om tegen generaal Franco’s rebellen te vechten.
De ideologische strijd trekt ook de aandacht van grootmachten aan beide kanten, die wapens en mankracht aan beide partijen leveren en de burgeroorlog gebruiken om nieuwe materialen te testen en moderne gevechtstechnieken aan te scherpen. Die internationale betrokkenheid zal van cruciaal belang zijn voor de uitkomst van de oorlog, die bijna drie jaar duurt en aan zeker een half miljoen mensen het leven kost.

Fotograaf Robert Capa riskeerde zijn leven voor zijn foto’s tijdens de burgeroorlog, die daarna de wereld rond gingen.
Leger wankelt na hervormingen
De Spaanse Burgeroorlog begint als een plaatselijke aangelegenheid met een schijnbaar onschuldige militaire staatsgreep. Op de ochtend van 17 juli 1936 bezet een peloton soldaten het telegraaf- en telefoonstation in het stadje Melilla in de Spaanse gebieden van Noord-Marokko.
Overdag bestormen de rebellen de andere officiële gebouwen in de stad en arresteren ze regeringsgezinde politici en militaire officieren. Dit is het startschot voor de groep officieren achter de opstand. In het volgende etmaal bezetten ze militaire installaties her en der in Spanje.
De coupplegers willen de gekozen regering omverwerpen en de politieke koers van het land veranderen. De gematigd linkse regering, die nog maar enkele maanden oud is, heeft een reeks hervormingen gelanceerd om het land te moderniseren. Zo wil president Manuel Azaña het leger efficiënter maken en de privileges van de katholieke kerk en de aristocratie inperken. Dit veroorzaakt onrust in het leger en bij conservatief rechts.

President Manuel Azaña en de Spaanse regering vreesden de gevolgen van de onrust in Spanje, maar konden deze niet stoppen.
De regering is gewaarschuwd dat er iets op til is, maar lijkt de dreiging niet serieus te nemen. Nog laat op de vooravond van het oproer drijft premier Santiago Casares Quiroga de spot met de geruchten dat er iets ernstigs aan de hand zou zijn. Twee dagen later treedt hij af, en het land heeft in een dag tijd drie premiers. De chaos is compleet en de regering lijkt verlamd, terwijl rebellen hun grip op het land verstevigen.
Al op 19 juli stuurt de nieuwe premier, José Giral, een telegram naar de Franse president, León Blum, met het verzoek om hulp bij het neerslaan van de opstand. Frankrijk zegt vliegtuigen en een grote lading wapens toe, maar komt daarop terug als Blum een telefoontje uit Engeland krijgt.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Anthony Eden, is aan de lijn. Hij laat de premier weten dat de Britten niet van zins zijn om partij te kiezen in de crisis. Integendeel, de Britten zouden het toejuichen als fascisten en bolsjewieken elkaar in Spanje zouden wegvagen.
In die tijd beschouwt de conservatieve Britse regering het communisme nog als een groter gevaar voor Europa dan het fascisme, en ze is al een tijd verontrust door revolutionaire tendensen in Spanje. Groot-Brittannië wil daarom een wapenembargo tegen het land om te voorkomen dat de communisten voet aan de grond krijgen op het schiereiland en zich van daaruit naar de rest van Europa verspreiden.

De katholieke kerk stond aan de kant van de coupplegers omdat ze bang was voor hervormingen van de regering. De nationalisten buitten dit uit in hun propaganda.
Oliemaatschappijen steunen de coupplegers
Dat de Britten en Amerikanen een oogje toeknijpen bij de opstand in Spanje heeft ook te maken met financiële overwegingen. De coupplegers krijgen enorme olievoorraden en andere financiële steun van bedrijven als het Amerikaanse Texaco, dat zijn investeringen in Spanje veilig wil stellen door een rechtse regering te installeren.
Frankrijk kan zich geen onmin met de Britten veroorloven. Op 8 augustus trekt de regering Blum onder interne druk haar hulpaanbod in en verklaart ze zich neutraal in het geschil. Deze verklaring en het daaropvolgende internationale embargo tegen het land, aangenomen in februari 1937, zijn een handreiking aan de coupplegers die de uitkomst van de burgeroorlog zal bepalen.

Nationalisten wonnen in heel Spanje terrein, en tientallen regeringsgezinde boeren werden opgepakt en geëxecuteerd.
De regering moet nu hulp aanvaarden van Stalins Sovjet-Unie. De rebellen, bekend als de nationalisten, krijgen echter van meet af aan steun van Mussolini’s fascistische Italië, Hitlers nazi-Duitsland en de Portugese dictator António de Oliveira Salazar.
Kort na de opstand is Spanje in tweeën gedeeld. De regering heeft Madrid en andere steden als Barcelona, Valencia en Bilbao nog in handen, en daarmee het grootste deel van de bevolking, maar ze is een aantal strategische knooppunten kwijt. Ze behoudt de controle over de industrie- en mijnbouwgebieden in het noorden, maar de rebellen hebben de belangrijkste voedselproducerende gebieden in handen.
Bekijk oude beelden van de gevechten
Oude vrienden gaan elkaar te lijf
De maatschappij is al even plotseling verdeeld geraakt. Je hoort nu bij het ene of bij het andere kamp, en wonen in een wijk aan de ‘verkeerde kant’ kan levensgevaarlijk zijn. Vooral als je in het verleden politieke opvattingen hebt geventileerd.
‘Oude schoolgenoten, vrienden voor het leven uit de buurt kwamen me thuis opzoeken om me te arresteren. Vrienden met wie ik een paar jaar eerder op school had gevoetbald en rondgehangen, wilden me nu vermoorden,’ zegt de Madrileense timmerman Mario Rey, die tot de rechtse Falange-partij behoort – een fascistisch geïnspireerde partij die de keizerlijke gloriedagen van Spanje wil doen herleven – en een van de vele Spanjaarden is die er in de eerste maanden in slagen naar hun ‘eigen’ mensen te vluchten.
Voor vele anderen lukt dat niet. Vooral in dorpen is het moeilijk om op tijd te ontsnappen. In de beginfase van de oorlog duikt een nieuw begrip op: ‘een eindje lopen’. Aan beide kanten dringen lokale dominante groeperingen de huizen van ‘verdachten’ binnen om in de nacht een eindje met ze te gaan lopen. Het eindigt voor een executiepeloton in een greppel langs een weggetje, in een veld of op een begraafplaats.

De Spaanse Burgeroorlog verdeelde families en trok een spoor van menselijke tragedie. Kinderen verloren hun ouders.
Tot op heden zijn er in heel Spanje verschillende ongeopende massagraven. In een ervan ligt waarschijnlijk het beroemdste slachtoffer van de ‘eindjes lopen’, de homoseksuele avant-gardedichter Federico García Lorca, die bevriend was met kunstenaars als Pablo Picasso en Salvador Dalí. Hij verdween op 16 augustus 1936 nadat hij bij zijn huis in Granada opgehaald was door plaatselijke falangisten.
De moord heeft grote symbolische betekenis voor intellectuelen in heel Europa, die het zien als een moord op de intellectuele vrijheid in Spanje.
Andere keren worden mensen gewoon uit gevangenissen geplukt. Begin november 1936 brengen communistische milities alle ‘fascisten en gevaarlijke elementen’ uit de Modelo-gevangenis in Madrid naar de begraafplaats in de stad Paracuellos. In een paar dagen tijd executeren ze 2400 mensen zonder proces.

Volgens geschiedkundigen kwamen tot 180.000 burgers om tijdens de Spaanse Burgeroorlog, velen bij luchtaanvallen.
Een kwart miljoen executies
Beide partijen doen dus wat ze kunnen om elkaar uit te roeien. Maar ook wordt de gelegenheid vaak aangegrepen om oude rekeningen te vereffenen en vijanden en rivalen uit te schakelen. In de eerste maanden vallen er wel 50.000 doden achter de linies.
In totaal worden een kwart miljoen mensen geëxecuteerd tijdens de oorlog en de daaropvolgende zuiveringen. Dat is bijna evenveel als er bij de gevechten omkomen. Bovendien zijn verkrachtingen aan de orde van de dag en worden onschuldige mensen lukraak opgepakt en uitgestoten.
Aan de kant van de rechtse nationalisten zien de autoriteiten de onderdrukkingen gewillig door de vingers. Dit in overeenstemming met de aansporing van een van de leidende generaals, Emilio Mola, om ‘het nodige geweld te gebruiken’ om de overwinning binnen te halen. Aan de republikeinse kant worden de wreedheden meestal begaan door opgehitste menigten die de autoriteiten ondanks herhaalde oproepen niet kunnen tegenhouden.
Luister naar het volkslied van de nationalisten
Aan het begin van de oorlog richten veel communisten en anarchisten hun woede tegen de katholieke kerk. Vrijwel alle kerken en kloosters in de republikeinse gebieden worden geplunderd en verbrand of bezet, en 7000 geestelijken worden afgeslacht.
Daarop verklaart de katholieke kerk openlijk haar steun aan de rebellen. Tegen de tijd dat de regering een eind maakt aan de wreedheden, is de internationale steun voor de nationalisten sterk gegroeid. Vooral in katholieke landen als Ierland, vanwaar later hordes vrijwilligers komen om tegen de goddeloze communisten te vechten.
Spanje stukje bij beetje ingenomen
Tijdens de drie jaar durende burgeroorlog veroverden de nationalisten langzaam heel Spanje. De Slag om Guadalajara op 18 maart 1937 is de laatste overwinning van de republikeinen.

1936
17 juli
De opstand begint in de Spaanse enclave Melilla in Noord-Afrika en breidt zich uit naar Spanje zelf. Hitler en Mussolini helpen de rebellen, Stalin steunt de republikeinen.
3 augustus
Frankrijk zelf vreest een burgeroorlog en weigert te helpen. De grens gaat dicht.
29 september
Een militaire junta benoemt Franco tot staatshoofd en legerleider.
1 november
De nationalisten lijden hun eerste grote nederlaag wanneer ze Madrid proberen in te nemen.

1937
6 februari
De loopgravenoorlog begint bij de rivier de Jarama, even buiten Madrid.
8 maart
Tijdens de Slag om Guadalajara in Midden-Spanje lijden de nationalisten, gesteund door Italiaanse troepen, een verpletterende nederlaag.
26 april
De Baskische stad Guernica wordt verwoest door Duitse en Italiaanse bommenwerpers.
3 mei
Verschillende communistische facties vechten onderling en tegen de politie in Barcelona.

1938
15 april
Franco’s troepen bereiken de Spaanse oostkust en verdelen het Republikeinse Spanje in tweeën.
1 mei
Franco eist de onvoorwaardelijke overgave van de republikeinen.
3 oktober
De Internationale Brigade verlaat Spanje in een mislukte poging om de oorlog te de-escaleren.
16 november
De Republikeinen lijden een beslissende nederlaag bij de Slag om de Ebro in Catalonië.

1939
26 januari
Franco’s troepen nemen Barcelona in.
27 februari
Groot-Brittannië en Frankrijk erkennen Franco’s regering.
28 maart
Madrid geeft zich onvoorwaardelijk over aan Franco.
1 april
De burgeroorlog is voorbij en Franco begint met zuiveringen van politieke tegenstanders. Tot 100.000 mensen komen om en honderdduizenden verlaten het land.
Milities redden het niet
Laat in de zomer van 1936 is de situatie nijpend voor de republikeinse verdedigingstroepen. De militie kan niet tegen de rebellentroepen op en houdt slechts op enkele plekken stand. Begin september benoemt de regering een nieuwe premier, de radicale socialist Francisco Largo Caballero, en hij probeert in allerijl om een fatsoenlijk leger op de been te brengen.
Maar tegelijk krijgt een nieuwe internationale beweging vorm. In de herfst van 1936 beginnen de internationale communistische partijen mensen te werven voor de Internationale Brigades. Tussen de 40.000 en 60.000 mensen uit 55 landen melden zich de jaren erna aan voor de oorlog in Spanje. De meesten komen uit Frankrijk, Italië, Duitsland, Groot-Brittannië en de VS.
‘Ze bombardeerden Madrid. Toen beseften we dat dit oorlog was, en geen sprookje.’ De Brit David Marshall, die deel uitmaakte van de Internationale Brigade.
Veel buitenlanders zetten niet alleen hun leven op het spel voor de republiek, ze worden ook als crimineel beschouwd vanwege het internationale embargo en sommigen raken zelfs hun nationaliteit kwijt wegens hun deelname. Dit geldt vooral voor communistische Duitsers en Italianen, die op het slagveld vaak tegenover fascistische landgenoten komen te staan.
Eind september 1936 is de succesvolle generaal Francisco Franco benoemd tot opperbevelhebber van de rebellen, en hij zet een aanval op de hoofdstad in.
De verdediging van Madrid wordt de eerste triomf van de republikeinen en de vuurdoop van de internationale troepen. David Marshall, toen 20, herinnert zich hoe zijn peloton, de overwegend Duitse Thälmann-brigade, in Madrid aankomt. ‘Bij dageraad kwamen we bij wat lage heuvels even ten zuiden van Madrid. De lucht was heel helder en het was muisstil. Je kon Madrid een eind verderop zien liggen, en terwijl we stonden te kijken zagen we 12 kolommen rook opstijgen. Ze bombardeerden Madrid. Toen beseften we dat dit oorlog was, geen sprookje,’ aldus de jonge Engelsman, die ‘geluk’ heeft dat hij op de eerste dag gewond raakt en het front moet verlaten.

Het stadje Belchite was een van de vele die volledig verwoest werden. Franco beval dat het niet herbouwd mocht worden – de ruïnes moesten blijven staan als oorlogsmonument.
Ook zijn landgenoot Sam Russell komt voor het eerst in actie. Hij ligt lange tijd in de loopgraven in de universiteitswijk in het noorden van de Spaanse hoofdstad.
‘Op dat moment kwamen de Russische kanonnen aan. Veel munitie paste niet in de geweren, en daar stonden we dan, vechtend tegen Franco tussen de faculteitsgebouwen. Tegen half december waren we nog maar met z’n zessen van de oorspronkelijke 30. Een paar waren gewond, de meesten dood. Het hele Franse bataljon leed dergelijke verliezen,’ zegt hij. Ondanks deze verliezen, de toenemende tekorten aan voedsel en wapens en de regelmatige bombardementen door Duitse en Italiaanse vliegtuigen houdt de stad stand.
Aan het eind van het jaar zijn ook Franco’s troepen zo uitgeput dat hij besluit zich terug te trekken en een nieuwe strategie uit te stippelen voor de bezetting van Madrid.

Generaal Franco’s fascistische bondgenoten gebruikten de burgeroorlog als generale repetitie voor bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Ze wilden zien wat de verwoestingen deden met burgers.
Spanje als proefkonijn van de Luftwaffe
Hitler gaf Franco luchtsteun met zijn ‘Legion Condor’. Maar het doel was ook om ervaring op te doen voor de komende oorlog.
Slechts vijf dagen na het uitbreken van de burgeroorlog verzocht Franco Duitsland om hulp bij het ophalen van de Spaanse legereenheden in Marokko. Hitler stemde in het geheim toe, en binnen vier maanden werden 13.500 troepen naar Spanje vervoerd.
Maar dit was nog maar het begin van de buitenlandse bemoeienis. Omdat de Sovjet-Unie de republikeinen met vliegtuigen steunde, werd Spanje al snel een oefenterrein voor luchtgevechten – met levende doelen. Onder de naam ‘Legion Condor’ testte de Luftwaffe technologie en tactiek.
Het jachtvliegtuig Heinkel He 51, de trots van de Luftwaffe, bleek een vliegende zeepkist te zijn – en bij lange na niet zo goed als de Sovjetjagers. Daarom werd de veel efficiëntere Messerschmitt Bf 109 snel voltooid. De Stuka overtrof echter alle verwachtingen.
De luchtmacht was van groot belang. Met behulp van het Condor-legioen hadden de Spaanse fascisten in de laatste fase van de oorlog controle over vrijwel het hele luchtruim. Zo konden ze de republikeinse aanvoerlijnen vernietigen en stellingen bombarderen voordat de republikeinen het wisten. Franco’s overwinning was ondenkbaar zonder de hulp van het Condor-legioen, dat bijna 17.000 ton bommen boven Spanje afwierp.
Loopgravenoorlog eindigt in een gelijkspel
Buitenlandse soldaten spelen daarna een belangrijke rol in de loopgravenoorlog op de rivier de Jarama ten zuiden van Madrid. In de lucht duelleren Russische piloten met Duitsers en Italianen, en linkse brigadisten uit 22 landen strijden met Marokkanen, Portugezen en Ieren om elke vierkante meter.
Net als in Madrid eindigen de gevechten onbeslist met zware verliezen aan beide kanten. De republikeinen verliezen 10.000 man en de nationalisten 6000. Van de Internationale Brigades worden hele pelotons weggevaagd. Daarna komen ze nooit meer op volle sterkte.
Begin maart 1937 behalen de republikeinen een belangrijke overwinning bij Guadalajara, een stad ten oosten van Madrid. Mussolini heeft 50.000 troepen naar Spanje gestuurd om de oorlog te beëindigen. Maar onder aanvoering van gloednieuwe Russische tanks en met een prominente rol voor de internationale Garibaldi-brigade van Italiaanse vrijwilligers brengen de republikeinse troepen een vernederende nederlaag toe aan Mussolini’s soldaten. Desondanks vallen er meer slachtoffers aan republikeinse kant en het wordt de laatste, dure triomf voor de regeringsgezinde strijdkrachten.
‘Het is betreurenswaardig, maar we konden niet anders. In die tijd kon de ervaring niet op een andere manier opgedaan worden.’ Hermann Göring tijdens de Processen van Neurenberg.
Generaal Franco kijkt nu naar het noorden. In enkele maanden verovert hij de hele Noord-Spaanse kust en nu is hij uit op de grote industriegebieden. Nu kan de burgeroorlog nog maar één kant op gaan, wat Franco’s bondgenoten inspireert tot een bloedig experiment. Op 26 april 1937 bombarderen Duitse en Italiaanse vliegtuigen het Baskische stadje Guernica.
Terwijl de Duitsers van grote hoogte bombarderen om te zien welk effect de vernietiging heeft op het moreel van de burgerbevolking, oefenen de Italiaanse vliegtuigen precisiebombardementen. Driekwart van de stad wordt verwoest en het dodental ligt tussen de 126 tot 2500. De stad is niet van strategisch belang en de aanval op de burgerbevolking is volkomen overbodig.
‘Het is betreurenswaardig, maar we konden niet anders. Op dat moment kon de ervaring niet op een andere manier opgedaan worden,’ zegt het hoofd van de Luftwaffe, Hermann Göring, in het kader van de Processen van Neurenberg in 1946, toen hem gevraagd werd naar deze generale repetitie van de grote bombardementen van de Tweede Wereldoorlog.

In een van de eerste terroristische bombardementen ter wereld werd het Baskische stadje Guernica met de grond gelijk gemaakt door ‘Legion Condor’.
Kort daarna krijgt de republikeinse regering weer een nieuwe premier. Juan Negrín neemt het over met goedkeuring van de Sovjet-Unie. Rond die tijd breekt in Barcelona een burgeroorlog binnen de burgeroorlog uit. Ondanks de gemeenschappelijke vijand weten de communistische groeperingen niet langer de onderlinge vrede te bewaren. Stalinisten en trotskisten schieten op elkaar in de straten.
George Orwell is op verlof in de Catalaanse stad en verneemt dat de communistische strijdkrachten in groeperingen uiteengevallen zijn. Zijn factie, de trotskistische POUM, wordt door de Sovjetgetrouwe stalinisten gebrandmerkt als een fascistische steungroep en de leden worden opgepakt.

De luchtaanvallen troffen de Spaanse burgerbevolking over de gehele linie. De bommenwerpers kwamen zonder waarschuwing en spaarden niemand.
Gewonde George Orwell moet vluchten
Na een paar dagen bedaren de gemoederen en keert George Orwell terug naar het front in Aragon. De oorlog is voor hem echter snel voorbij. Tien dagen later wordt hij in zijn nek geraakt door een kogel van een sluipschutter.
Orwell overleeft op wonderbaarlijke wijze en brengt enige tijd in Barcelona door, maar moet het land ontvluchten wil hij niet als POUM-aanhanger worden opgepakt bij nieuwe conflicten. Het jaar 1937 eindigt zoals het begon. Franco’s nationalisten winnen langzaam maar zeker terrein. In april 1938 bereiken ze de Middellandse Zeekust en delen ze het republikeinse gebied in tweeën. Kort daarna hoopt de regering-Negrín te kunnen onderhandelen over vrede, maar Franco weigert en eist de onvoorwaardelijke overgave van de vijand.
Voor de republikeinen is er nu weinig hoop meer. Het leger doet een laatste wanhopige aanval bij de rivier de Ebro in Noord-Spanje. Het begint goed, maar de troepen worden weer teruggeslagen en lijden zware verliezen.

De regeringsgezinde milities telden ook vrouwen en tieners. Vrouwen vochten op gelijke voet met mannen.
In september stuurt Negrín de Internationale Brigades het land uit, in een nieuwe toenaderingspoging tot Franco. De laatste buitenlanders vertrekken eind oktober. Vlak daarna behalen de nationalisten de eindoverwinning bij de Ebro.
Negrín rekt tijd, want als er een wereldoorlog uitbreekt tussen democratische en fascistische staten zal het wapenembargo tegen Spanje worden opgeheven en kan er hulp van buitenaf komen.
Maar de wereldoorlog komt te laat voor de Spaanse regering. De nationalisten zetten hun opmars voort en op 26 januari nemen ze een platgebombardeerd Barcelona in, vrijwel zonder strijd. Een maand later erkennen Frankrijk en Groot-Brittannië Franco als het nieuwe staatshoofd van Spanje.
Op 27 maart nemen de rebellen Madrid in. Franco verklaart de burgeroorlog voor beëindigd op 1 april 1939, slechts vijf maanden voordat de rest van Europa in oorlog raakt na de inval van nazi-Duitsland in Polen.

De leider van de fascisten, generaal Franco, werd na de overwinning staatshoofd.
Franco was 36 jaar aan de macht
Francisco Franco Bahamonde leidde de rebellen naar de overwinning in de Spaanse Burgeroorlog en werd later staatshoofd.
Francisco Franco Bahamonde (1892-1975) werd in 1892 geboren in de Noord-Spaanse stad Ferrol. Als jongeman maakte hij carrière in het leger, dankzij een reeks succesvolle veldtochten in Spaans-Marokko. Op zijn 23e was hij de jongste majoor in het Spaanse leger, en op zijn 35e kreeg hij de titel van brigadier-generaal.
Franco, die bij het begin van de burgeroorlog op de Canarische Eilanden gestationeerd was, hield zich aanvankelijk gedeisd bij het plannen van de militaire staatsgreep. Hij sloot zich pas aan bij de coupplegers vlak voordat het losging op 17 juli 1936.
Na een reeks militaire successen werd hij in september van dat jaar door de andere generaals benoemd tot generalísimo, bevelhebber van de rebellentroepen en hoofd van de regering die de bezette gebieden bestuurde.
Franco had echter grotere ambities, en door te knoeien met de formulering van zijn benoeming werd hij staatshoofd van Spanje. Hij behield deze titel na de burgeroorlog in 1939 tot hij in november 1975 stierf in een Madrileens ziekenhuisbed.