De koninklijke koets rijdt door High Street in Belfast. Op de achterbank zitten de Britse koning George V en zijn vrouw, koningin Mary. Het echtpaar zwaait naar de duizenden mensen die op 22 juni 1921 de straat op zijn gegaan om hen welkom te heten.
Het is voor het eerst in 20 jaar dat de Noord-Ierse stad koninklijk bezoek krijgt, en iedereen is in rep en roer. In alle zijstraten hangen Britse vlaggen en de trottoirs en lantaarnpalen zijn geschilderd in de kleuren van de Union Jack: rood, wit en blauw.
Maar de feestelijke stemming is broos en kan zo omslaan, weet de Britse overheid. Meer dan 1000 soldaten en politieagenten staan langs de route naar het stadhuis van Belfast, de eindbestemming van George V en zijn vrouw. Dit enorme machtsvertoon is het gevolg van een conflict dat Belfast en Ierland al sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in zijn greep houdt.

Een maand na het bezoek van koning George V en koningin Mary brak er een bloedige strijd uit tussen de katholieken en protestanten in Belfast.
Sinds de separatistische partij Sinn Féin bij de verkiezingen van 14 december 1918 meer dan twee derde van de Ierse zetels in het Britse Lagerhuis won, is de strijd tegen de Britse overheersers in het hele land opgelaaid. De republikeinen, vooral afkomstig uit het katholieke deel van de bevolking, willen van Ierland een zelfstandige natie maken.
Terwijl het conflict in Dublin en Zuid-Ierland vooral gaat tussen het katholieke verzetsleger IRA (Irish Republican Army) en het Britse leger, komt het in het overwegend protestantse Noord-Ierland regelmatig tot opstootjes tussen katholieken en protestanten. De pro-Britse protestanten noemen zichzelf unionisten en willen bij Groot-Brittannië blijven. De katholieken, die zich nationalisten noemen, strijden voor een onafhankelijk en verenigd Ierland.
En in dit wespennest van politieke spanningen steekt George V zijn hand als hij zich in de middag vanaf het bordes van het stadhuis richt tot de bevolking:
‘Ik spreek vanuit mijn hart als ik zeg dat ik bid dat mijn bezoek aan Ierland vandaag misschien een eerste stap is op weg naar het einde van de onenigheden onder haar (de Ierse, red.) bevolking, ongeacht ras of geloof. Met die hoop vraag ik alle Ieren om te stoppen en elkaar verzoenend de hand te reiken, om te vergeven en te vergeten, en weer een eenheid te vormen en mee te werken aan een nieuw tijdperk van vrede, tevredenheid en goede wil voor het land waar zij zo van houden.’
‘De agenten zijn dronken en hebben huizen bestormd. Hun gezichten zijn zwartgeschilderd.’ IRA-lid J. Burns over de politie in Belfast op de avond dat de rellen losbarstten
De unionisten zijn blij met de toespraak, maar de nationalisten niet. De katholieke krant The Irish News schrijft de dag erna in zijn hoofdartikel:
‘Je merkte gewoon dat de vervloekte hand van de Britse premier Lloyd George elke zin heeft neergepend.’
Toch stemt de stafchef van de IRA, Richard Mulcahy, in met een ontmoeting met generaal Nevil Macready, de hoogste baas van het Britse leger in Ierland, om op zaterdag 9 juli 1921 een wapenstilstand te ondertekenen.
Dat houdt in dat de unionisten en nationalisten de wapens zullen neerleggen en dat er een einde komt aan de onafhankelijkheidsoorlog die het land al anderhalf jaar teistert. Daarna kunnen de onderhandelingen over de toekomst van Ierland beginnen.
De wapenstilstand gaat echter pas twee dagen later in, op 11 juli om 12.00 uur. En in de Noord-Ierse stad Belfast is niemand van plan om vóór die tijd de wapens neer te leggen. Het geweld in de stad explodeert, met moord en brandstichting tot gevolg.
Plunderende politie
Belfast, zaterdag 9 juli, 23.30 uur: In het westen van Belfast ligt de grootste katholieke wijk van de stad. Dit gebied is het perfecte doelwit voor de pro-Britse politie, de Royal Irish Constabulary (RIC), die de katholieke burgers terroriseert en hun huizen overhoophaalt op zoek naar IRA-leden.
Charles Dunne trapt het gaspedaal in en scheurt met zijn gepantserde politieauto Raglan Street in. Achter hem zitten Thomas Conlon en Edward Hogan, die net als hij vrijwilliger zijn bij de RIC. Ze hebben hun gezicht zwart geverfd – als teken dat ze bij de groep van John Nixon horen, een RIC-officier die keihard optreedt tegen de IRA-leden in de stad.

De politie van Belfast patrouilleerde vaak in gepantserde politiewagens.
Charles Dunne en zijn collega’s hebben de hele avond stevig gedronken. Ze hebben huizen doorzocht in de katholieke wijk op zoek naar IRA-saboteurs. Nu is het de beurt aan een van de sleutelfiguren van de IRA in Belfast, Frank Crummey. Hij is hoofd inlichtingen bij een van de bataljons van de IRA in de zogenoemde Belfast Brigade, die bestaat uit ongeveer 1000 bewapende soldaten. Crummey woont op Raglan Street 59, en daar rijden Charles Dunne en zijn RIC-collega’s nu naartoe.

Arthur Balfour was een invloedrijk politicus, en van 1902 tot 1905 was hij premier van Groot-Brittannië.
Vrijgevigheid moest Britse macht veiligstellen
Gunstige leningen en meer autonomie moesten ervoor zorgen dat de Ieren hun strijd om zelfstandigheid opgaven, maar de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten.
‘Verpletter de Ierse zelfstandigheid met vrijgevigheid.’ Dat was de strategie van de Britse secretaris-generaal voor Ierland, Arthur Balfour, aan het einde van de 19e eeuw.
Ierland was sinds 1801 deel van Groot-Brittannië, maar een reeks nationalistische opstanden had al 50 jaar lang voor veel onrust gezorgd.
Daarom besloot Balfour een aantal politieke en economische hervormingen door te voeren, zodat de Ieren hun zelfstandigheidsstrijd zouden opgeven. Zo konden Ierse pachters geld lenen uit een fonds van 33 miljoen pond om hun eigen land te kopen.
In 1898 gaf het Britse parlement nog meer soevereiniteit op door Ierland plaatselijk zelfbestuur te gunnen. Het idee was om zo de eis van de Ierse nationalisten, volledige zelfstandigheid van het eiland, af te zwakken.
Maar de Eerste Wereldoorlog stak een stokje voor dit plan: de katholieken in Ierland waren woedend omdat de Britten in de laatste jaren van de oorlog een gedwongen dienstplicht voor Ieren ingevoerd hadden. Na de oorlog eiste een meerderheid van de Ierse bevolking daarom volledige zelfstandigheid.
IRA ligt op de loer
Raglan Street in Belfast, zaterdag, 23.50 uur: De wapenstilstand wordt in Belfast met gemengde gevoelens ontvangen. Op 3 mei van dat jaar is Ierland officieel opgedeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel, en de katholieken zijn bang dat hun gebied een onderdeel van Groot-Brittannië zal blijven.
In de huizen aan Raglan Street wordt ritmisch op pannen geslagen. Een rode zaklamp licht op in het donker. Dit zijn signalen die de IRA gebruikt om aan te geven dat er een vijandelijk voertuig aankomt.
Sean Montgomery pakt zijn geweer en loopt met 13 andere IRA-leden de straat op. Ze zijn lid van de Active Service Unit (ASU) – een klein peloton van 32 mannen die ’s avonds door West-Belfast patrouilleren, waar Ierse handlangers van de Britten de katholieke bevolking lastigvallen en terroriseren.
‘Als jullie een bende van John Nixon tegenkomen, neem dan geen gevangenen!’ Roger McCorley, IRA-leider in Belfast
Het jonge IRA-lid J. Burns rent over Raglan Street, op weg naar zijn groep. Hij heeft de auto met RIC-agenten in de gaten gehouden, terwijl die huiszoekingen verrichtten in de katholieke wijk. Buiten adem zegt Burns tegen de groep:
‘De agenten zijn dronken en hebben huizen bestormd. Hun gezichten zijn zwartgeschilderd.’
Sean Montgomery’s bloed begint te koken. De zwarte verf is het symbool van de beruchte ‘moordbendes’ van de unionisten, die al talloze IRA-aanhangers hebben vermoord. De leider van deze bendes, RIC-officier John Nixon, had eerder dat jaar nog ingebroken in een huis en drie katholieke republikeinen gedood.
Samen met de andere IRA-leden verstopt Sean Montgomery zich in een zijstraat van Raglan Street. Als de RIC-auto vlakbij is, geeft de leider van het IRA-peloton, kapitein Flynn, het teken om het vuur te openen. Sean Montgomery richt zijn geweer op de gepantserde auto.

De Britten sloegen de Ierse Paasopstand van 1916 keihard neer.
Ieren vochten voor zelfstandigheid
De Ierse Onafhankelijkheidsoorlog begon met Pasen 1916 in Dublin, in de nasleep van een mislukte opstand.
Ongeveer 1200 Ierse nationalisten bezetten op 24 april 1916 (Tweede Paasdag) het postkantoor en andere overheidsgebouwen in Dublin. Ze eisten een zelfstandige Ierse republiek, maar het Britse leger stuurde 10.000 soldaten naar de stad. Na zes dagen was de opstand voorbij – 15 deelnemers werden geëxecuteerd.
Deze gebeurtenis wakkerde het Ierse nationalisme aan, en bij de verkiezingen van 1918 won het republikeinse Sinn Féin 73 van de 105 Ierse zetels in het Britse parlement. In januari 1919 riep Sinn Féin de zelfstandige republiek Ierland uit, maar de Britse regering weigerde het land te erkennen. Pas na tweeënhalf jaar oorlog werd Ierland, afgezien van het noordelijke deel, zelfstandig.
Geweld escaleert na hinderlaag
Raglan Street, zondag 10 juli, 00.05 uur: Hoewel de wapenstilstand pas op maandag om 12.00 uur ingaat, is het op de meeste plaatsen op het eiland rustig. Maar in Belfast gaat de strijd onverminderd door.
De kogels vliegen door de lucht als Sean Montgomery en drie andere ASU-soldaten behoedzaam door de geheime openingen sluipen die de IRA in de schuttingen heeft gemaakt. Ze willen de politieauto van achteren aanvallen – vanaf de andere kant van Raglan Street dus. Maar als Montgomery en zijn mannen er bijna zijn, horen ze een stem die hen met Iers accent toeschreeuwt:
‘Stop! Handen omhoog!’
De drie RIC-agenten zijn uit de gepantserde auto gestapt en een van hen kijkt nu in de richting van de groep van Sean Montgomery. Die kijkt naar Jack Donaghy, de meest schietgrage van de drie IRA-leden. Donaghy richt zijn semi-automatische pistool – een Mauser C96, met de bijnaam ‘Peter the Painter’ – en schiet.

De bloedige opstand begon toen IRA-strijder Jack Donaghy een politieagent doodschoot met zijn Mauser C96.
De drie politieagenten vallen op de grond, getroffen door de schoten van Donaghy. Sean Montgomery rent op hen af. Hij ziet dat twee van hen zwaargewond zijn, terwijl de derde, Thomas Conlon, ter plekke is overleden.
Sean Montgomery slaat op de vlucht – het hart klopt hem in de keel. In de verte hoort hij hoe de politieauto’s van de RIC uitrukken en dichterbij komen. De vier ASU-leden maken dat ze wegkomen en verstoppen zich in een huis aan Albert Street, een straat die grenst aan Raglan Street.
De eerste confrontatie met de unionisten was een succes, maar Montgomery weet ook dat de strijd nog maar net is begonnen.
Hersenen liggen op straat
Raglan Street in Belfast, zondagochtend: Als wraak voor de hinderlaag van vorige nacht bereidt de RIC een aanval voor op de IRA-troepen en hun sympathisanten in de katholieke wijken van Belfast.
De 20-jarige Roger McCorley, de leider van de ASU, heeft de afgelopen tijd steeds hetzelfde tegen zijn mannen gezegd:
‘Als jullie een bende van John Nixon tegenkomen, neem dan geen gevangenen!’
Nu slaat de jonge leider van de kleine eenheid van de Belfast Brigade op Raglan Street het macabere schouwspel gade dat zijn orders een paar uur geleden hebben veroorzaakt. De stoep is donker van het opgedroogde bloed en de straat ligt bezaaid met stukjes schedel en hersenmassa van de vermoorde RIC-agent, Thomas Conlon.
‘Je hebt mijn man vermoord!’ Vrouw tegen de politieagent die haar ongewapende man vermoordde
Maar Roger McCorley blijft kalm. Moord en doodslag zijn aan de orde van de dag voor het jonge, veelbelovende IRA-lid. Nog maar nauwelijks een maand geleden heeft hij zelf een lid van John Nixons beruchte ‘moordbende’ doodgeschoten.
McCorley vindt het geen probleem om ongewapende unionisten naar de andere wereld te helpen. Zo lang als hij zich kan herinneren, vecht hij al om Ierland te bevrijden uit de wurggreep van de Britse bezetter. McCorley is al vanaf zijn 11e jaar lid van het separatistische Sinn Féin. De ASU-leider is opgevoed door overtuigde republikeinen. Hun grootste droom was dat hun zoon als volwassene zou ‘strijden voor de Ierse zelfstandigheid’.
Wat Roger McCorley op dat moment nog niet weet, is dat de unionisten een bloedige wraakactie aan het beramen zijn tegen de katholieke minderheid in de stad.
Tram wordt aangevallen
Falls Road in Belfast, zondagmorgen: De RIC bezet grote delen van de katholieke wijk in het westen van Belfast. Vooral tussen de hoofdstraten Falls Road en Shankill Road wordt er hevig gevochten.
De tram die door de katholieke wijk in Belfast rijdt, zit deze zondagmorgen al behoorlijk vol. De passagiers lezen een krant of kletsen over ditjes en datjes om de tijd te doden. Maar zodra de tram Falls Road op draait, slaat de rust om in totale paniek – plotseling wordt het voertuig doorzeefd met kogels.
Door de ramen zien de geschrokken passagiers een enorme politiemacht van RIC-agenten die, samen met hun reservetroepen – een onbetaalde groep meelopers die zichzelf de ‘B Specials’ noemt –, het katholieke stadsdeel hebben ingenomen.

Belfast was in 1921 verdeeld tussen katholieke (groen) en protestantse (rood) wijken. De rellen vonden vooral plaats in het westelijke deel van de stad.
Gepantserde politiewagens rijden door de straten en beschieten de huizen. Op de daken zijn sluipschutters gepositioneerd. Alles wat beweegt – mannen, vrouwen en kinderen – wordt genadeloos onder vuur genomen door de wraaklustige politie.
De tram wordt opnieuw beschoten. De passagiers schreeuwen het uit van angst, de meesten van hen liggen op de grond om aan de kogelregen te ontsnappen.
Vader van dichtbij neergeschoten
Durham Street in Belfast, zondagmiddag: De strijd tussen de IRA en de RIC wordt steeds heviger, en op veel plaatsen komen burgers in de vuurlinie terecht. De politici in Londen doen niets om het geweld te stoppen.
Mrs Hughes staat voor de deur van haar huis aan Durham Street en kijkt bezorgd naar haar man, Daniel. Hun zonen bevinden zich ergens in de stad, waar de strijd tussen de unionisten en nationalisten steeds verder escaleert. Hughes is naar buiten gelopen om ze te vinden en weer veilig naar huis te brengen.
Daniel Hughes is 50 jaar oud en was vroeger korporaal in het Leicestershire Regiment van het Britse leger. Terwijl Mrs Hughes vanaf de voordeur haar man nakijkt, ziet ze een groep RIC-agenten verschijnen. Ze lopen op Daniel af en halen hem in op het moment dat hij de zijstraat Pound Street inloopt.
‘Er werd helemaal niets gedaan om deze onschuldige katholieke slachtoffers te beschermen tegen deze duivels in uniform.’ Joseph Devlin, Iers lid van het Britse parlement over de rellen in Belfast
Ze ziet hoe een van de politieagenten Daniel vastpakt, zijn pistool trekt en hem van dichtbij zomaar neerschiet. Mrs Hughes gilt en rent naar de plek waar het dode lichaam van Daniel op straat ligt.
‘Je hebt mijn man vermoord!’ schreeuwt ze, terwijl zijn moordenaar haar pad kruist.
Ze trilt van woede en verdriet, maar de RIC-agent kijkt haar niet eens aan.

De Ieren werden vaak afgebeeld als aapmensen die een bedreiging waren voor de Britse democratie.
Ieren waren minderwaardige mensen
Eén miljoen Ieren stierven van de honger toen de aardappeloogst in Ierland tussen 1845 en 1847 mislukte. Sinds 1801 werd Ierland bestuurd vanuit het Britse parlement in Londen. Door de enorme hongersnood emigreerde de arme Ierse bevolking in de tweede helft van de 19e eeuw massaal naar de VS en andere delen van Groot-Brittannië.
Ze kwamen meestal terecht in Britse steden, maar omdat ze vaak arm, katholiek en slecht opgeleid waren, kregen ze het zwaar te verduren. In de Britse kranten werden ze afgeschilderd als zuiplappen met een kort lontje en als aapachtige mensen. Met name in de Britse midden- en bovenklasse werden de Ieren vaak als minderwaardig gezien.
Sluipschutter vermoordt kinderen
Ashmore Street in Belfast, zondagnamiddag: De protestantse agenten in de stad zijn woedend. Uit wraak vermoorden ze de katholieken in de stad – onder wie ook kinderen.
Een RIC-sluipschutter pakt zijn geweer op en kijkt door het vizier. Deze anonieme moordenaar bevindt zich hoog op een gebouw dat uitkijkt op Ashmore Street. Zijn strijd tegen de katholieke minderheid in de stad is onzichtbaar en speelt zich af in het duister.
De mensen die door zijn kogels worden geraakt, hebben geen idee waar ze vandaan kwamen.
‘Helaas was de moord op een politieagent de aanleiding voor deze vreselijke rellen, die een smet zijn op de goede reputatie van Belfast.’ Hamar Greenwood, Britse secretaris-generaal voor Ierland, over de rellen in Belfast
Dat geldt ook voor de 12-jarige William Baxter, die op weg is naar zijn zondagsschool als een sluipschutter hem in het vizier krijgt. De jongen wordt doorboord door een kogel zonder dat hij er erg in heeft wat er gebeurt en is op slag dood.
De sluipschutter laadt zijn geweer opnieuw en wacht af. Even later ziet hij weer iemand door Ashmore Street lopen. Het is de 16-jarige Ernest Park.
In zijn handen houdt Park een jong katje vast dat hij naar een vriend wil brengen. De sluipschutter richt zijn geweer en haalt de trekker over. Een seconde later ligt de tiener kermend van de pijn op straat in een plas bloed. Niet veel later is ook hij dood.
Politie vermoordt onschuldige tiener
Belfast, maandagmorgen 11 juli: Rond middernacht heeft ASU-leider Roger McCorley een wapenstilstand ondertekend met de RIC in Belfast. Beide partijen willen voorkomen dat nog meer van hun mannen sneuvelen voordat de wapenstilstand om 12.00 uur van kracht wordt. Maar niet alle RIC-agenten volgen hun bevelen op.
De 13-jarige Mary McGowan verlaat samen met haar moeder haar huis aan Derby Street. Het duurt nog maar een paar uur tot de wapenstilstand ingaat, en alles lijkt rustig. Maar Mary en haar moeder zijn de straat nog niet uit als ze op brute wijze geconfronteerd worden met de onlusten in de stad.

Tijdens de rellen reed de politie rond in Belfast om onschuldige burgers te vermoorden.
Een auto van de RIC rijdt de straat in. De inzittenden trekken hun pistolen en schieten wild om zich heen. Mary McGowan heeft geen idee wat haar overkomt als een van de kogels haar lichaam doorboort. Het laatste wat ze hoort, is haar moeder die schreeuwt omdat ook zij geraakt wordt. Dan wordt alles zwart.
Naar de kerk dankzij wapenstilstand
Belfast, maandag, 12.00 uur: Na 36 uur van bloedige rellen, 14 doden, meer dan 100 gewonden in de ziekenhuizen en minstens 200 verwoeste huizen wordt de wapenstilstand tussen de unionisten en de nationalisten eindelijk van kracht.
ASU-leider Roger McCorley kijkt omhoog naar de St Peter’s Cathedral, die met zijn twee opvallende torens in het westen van Belfast staat. De kerkklokken roepen op tot het katholieke angelus-gebed, dat elke ochtend, middag en avond plaatsvindt. De jonge IRA-soldaat slaat een kruis en bidt drie weesgegroetjes.
Het is geen toeval dat de wapenstilstand om 12.00 uur van kracht wordt. Al sinds de 15e eeuw, toen het Ottomaanse Rijk het christelijke Europa binnenviel, staat het angelus-middaggebed bekend als het ‘gebed van de vrede’. Op dat tijdstip van de dag wordt vooral gebeden om vrede en verdraagzaamheid.

Veel Ierse soldaten sneuvelden tijdens de zelfstandigheidsstrijd in het begin van de 20e eeuw.
McCorley moet echter denken aan zijn vriend uit de IRA, Seamus Leddy. Nog geen tien minuten vóór de wapenstilstand kreeg McCorley te horen dat Leddy was vermoord door de RIC.
Als het klokgelui is weggestorven, daalt de rust neer over de stad. Roger McCorley gaat samen met duizenden Ierse nationalisten de met bloed besmeurde straten van het katholieke stadsdeel op. Even later wapperen er honderden witte zakdoeken in de lucht – een symbool dat het weer vrede is in deze door geweld getekende stad.
Rellen besproken in parlement
Maandagmiddag, Londen: De prominente Ierse politicus Joseph Devlin bespreekt de incidenten van de vorige dag in het Britse parlement in Westminster.
‘Er werd helemaal niets gedaan om deze onschuldige katholieke slachtoffers te beschermen tegen deze duivels in uniform.’
Joseph Devlin is een kleine man met een jongensachtig gezicht, maar hij heeft een luide stem en een zwaar Belfast-accent. Devlin is geschokt door de gewelddadige rellen van de vorige dag, een van de bloedigste dagen uit de geschiedenis van de Noord-Ierse stad.
‘Los een waarschuwingsschot, vlak boven de hoofden van de menigte. Als ze daarna nog problemen geven, schiet ze dan meteen neer.’ Roger McCorley, IRA-leider in Belfast
En dat is niet de eerste keer dat hij de keiharde manier waarop de politie optreedt tegen zijn katholieke kiezers ter discussie stelt in het parlement. Het jaar daarvoor bekritiseerde Devlin het neerschieten van 14 katholieken tijdens rellen in Croke Park, Dublin, op 21 november 1920 – de dag die later bekend zou worden als de eerste ‘Bloody Sunday’.
Tijdens die discussie liepen de emoties zo hoog op dat Devlin – terwijl hij het woord voerde – werd aangevlogen door een Britse conservatieve politicus. Devlin is dus benieuwd hoe zijn politieke tegenstanders gaan reageren op zijn kritiek op de politie. En hij wil vooral weten wat Sir Hamar Greenwood gaat zeggen.
‘Jullie hebben 24 uur om de stad te verlaten, anders schieten we jullie dood.’ Roger McCorley tegen de katholieken die de wapenstilstand schonden
Als secretaris-generaal voor Ierland moet Greenwood de vrede bewaren in het door geweld geteisterde en tot op het bot verdeelde onderdeel van het Britse Rijk. Hij staat voor een onmogelijke opgave: hij moet een eind maken aan het bloedvergieten en tegelijkertijd zelfbestuur introduceren in Ierland.
‘De wapenstilstand tussen de nationalisten en unionisten in Noord-Ierland werd om 12.00 uur vandaag van kracht,’ zegt Greenwood. Dan maakt hij Joseph Devlin duidelijk wie er verantwoordelijk zijn voor de gewelddadigheden van de vorige dag:
‘Helaas was de moord op een politieagent de aanleiding voor deze vreselijke rellen, die een smet zijn op de goede reputatie van Belfast.’
En hij concludeert dat ‘de wapenstilstand verlichting en hoop biedt.’
Joseph Devlin hoopt dat zijn collega gelijk heeft, maar diezelfde avond nog wordt die hoop de bodem ingeslagen.
Brandstichting bedreigt vrede
Falls Road in Belfast, dezelfde avond: Woedende katholieken plunderen een pro-Britse wijk in West-Belfast. Ze steken verschillende gebouwen in brand. Roger McCorley en zijn IRA-soldaten moeten hun landgenoten kalmeren.
De wapenstilstand ligt onder vuur. Dit keer zijn het wraaklustige katholieken die winkels plunderen en brand stichten in een pro-Britse wijk in het westelijke deel van Belfast. Roger McCorley geeft een paar mannen opdracht om de menigte uiteen te drijven, om te voorkomen dat de wapenstilstand sneuvelt. McCorley laat er geen gras over groeien:
‘Los een waarschuwingsschot, vlak boven de hoofden van de menigte. Als ze daarna nog problemen geven, schiet ze dan meteen neer.’
De wapenstilstand is een belangrijke voorwaarde voor succesvolle onderhandelingen over de toekomstige zelfstandigheid van Ierland. De IRA zal niet toestaan dat een groep rabiate katholieken roet in het eten gooit, ook al begrijpt McCorley heel goed dat ze wraak willen nemen voor de misdaden die de protestanten de dag daarvoor hebben begaan.
In heel Belfast probeert de IRA agressieve groepen katholieken uiteen te drijven. Roger McCorley laat er geen misverstand over bestaan als een groep relschoppers langs zijn hoofdkwartier in West-Belfast loopt:
‘Jullie hebben 24 uur om de stad te verlaten, anders schieten we jullie dood.’
Voordat de dag voorbij is, heeft de IRA de katholieke rellen in de stad onder controle. Maar Roger McCorley denkt niet dat de strijd in Noord-Ierland nu voorbij is; daarvoor is er aan beide kanten te veel bloed vergoten.

Op de feestdag werd regelmatig de Ierse vlag verbrand om de boodschap uit te dragen dat de protestantste Noord-Ieren onderdeel van Groot-Brittannië wilden blijven.
Protestanten vieren overwinning op katholieke koning
Er is geen datum die de verdeeldheid in Noord-Ierland zo goed weerspiegelt als 12 juli. Op die dag marcheren leden van de protestante Oranjeorde met vaandels en tromgeroffel door Belfast om te vieren dat de protestantse koning Willem III van Oranje in 1690 zijn katholieke rivaal Jacobus II versloeg.
Het feest begint de dag ervoor met grote vreugdevuren en op de dag zelf hangt overal de Britse vlag uit. Terwijl de protestanten feest vieren, kijken de Noord-Ierse katholieken meestal zwijgend toe.
Feestdag verloopt volgens plan
Albert Street, Belfast, dinsdag 12 juli: De jaarlijkse Brits-protestantse feestdag ‘The Twelfth’, die altijd op deze dag valt, verloopt zonder ongeregeldheden. In het katholieke deel van de stad overheerst het verdriet.
Roger McCorley sluit zich aan bij de honderden mensen die over Albert Street in het westelijke deel van Belfast lopen. Ze zijn op weg naar de mooie begraafplaats Milltown aan Falls Street, een paar kilometer verderop. Hier worden de 11 katholieke mannen, vrouwen en kinderen begraven die de zondag daarvoor zijn vermoord.
Vanwege de begrafenis is de hele katholieke wijk potdicht. In alle huizen zijn de gordijnen dicht en er wordt ook niet gewerkt.
Onder de doden die vandaag begraven worden, is ook Seamus Leddy – de IRA-soldaat die door de RIC werd vermoord, amper tien minuten voordat de wapenstilstand van kracht werd. Roger McCorley loopt naar de kist die versierd is met de witte, groene en oranje kleuren van de Ierse vlag. Een traditioneel Iers orkest met fluiten, doedelzakken en trommels speelt muziek.
Terwijl de enorme menigte door de straten loopt, is het opvallend rustig in het zwaar getroffen stadsdeel. De herinnering aan de bloedbaden van de afgelopen dagen is verflauwd en het lijkt alsof er eindelijk een einde is gekomen aan een van de bloedigste perioden uit de geschiedenis van Belfast.
Maar Roger McCorley en de rest van de katholieke inwoners weten heel goed dat de strijd tussen de nationalisten en de unionisten nog lang niet voorbij is. In deze Noord-Ierse stad ligt het geweld altijd op de loer, en niemand durft echt te geloven dat het bloedvergieten definitief tot het verleden behoort.

26 burgers raakten gewond tijdens de gevechten. 13 mensen kwamen op de dag zelf om het leven. Eén man overleed vier maanden later.
Opnieuw bloedige zondag
51 jaar na de rellen in Belfast werd de Noord-Ierse stad Derry op 30 januari 1972 het toneel van nog een bloedige zondag in de Noord-Ierse geschiedenis.
Op zondag 30 januari 1972 gingen ongeveer 15.000 Ieren de straat op in de stad Derry om vreedzaam te demonstreren. De demonstratie werd geleid door de politicus Ivan Cooper, die zich kwaad maakte over de manier waarop de katholieken in Noord-Ierland werden behandeld door de Britse overheid.
En die dag gaf hem geen reden om zijn mening bij te stellen. Het pro-Britse leger was massaal aanwezig om eventuele relschoppers en gewelddadige separatisten op te pakken.
De Britse soldaten beweerden later dat ze werden aangevallen door de IRA en begonnen met scherp te schieten op de demonstranten. In de hele stad braken vervolgens rellen uit en er vielen 13 burgerslachtoffers.
NASCHRIFT
In totaal kwamen er 17 mensen om tijdens Bloody Sunday in Belfast en de dag erna stierven nog drie mensen. Meer dan honderd mensen raakten gewond en ongeveer 200 huizen gingen in vlammen op, waardoor zo’n 1000 mensen dakloos werden.
Voor Roger McCorley waren de rellen tijdens Bloody Sunday in Belfast van 1921 de laatste gevechten die hij voor de IRA vocht. Twee jaar later nam hij ontslag als leider van de Belfast Brigade omdat hij naar eigen zeggen ‘genoeg had van de strijd’.
Op 30 maart 1922 werd het Anglo-Iers Verdrag van kracht. Hiermee werd Ierland opgedeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. Terwijl het zuiden van het eiland zelfstandig werd, bleef Noord-Ierland – waar de meeste inwoners protestant en unionist waren – onderdeel van Groot-Brittannië.
De Noord-Ierse katholieken waren allesbehalve blij met dit verdrag en het land werd in de hele 20e eeuw geteisterd door gewelddadige conflicten tussen katholieken en protestanten. Pas in 1998 kwam hier een einde aan met het zogenoemde Goedevrijdagakkoord. Maar na de Brexit is het geweld in de Noord-Ierse hoofdstad weer opgelaaid.