2. Samoerai hielden zich altijd aan hun erecode, de bushidō
Heel lang werden de samoerai afgeschilderd als een soort ‘ridders van het Oosten’. En bij dat beeld hoort eigenlijk altijd de erecode van de samoerai, de bushidō, ‘de weg van de krijger’. Maar niet alle samoerai waren even eervol, genadig en loyaal.
Er zijn genoeg voorbeelden van samoerai die hun vrienden, vijanden of meesters bedrogen of verraadden. Het kwam zelfs regelmatig voor dat samoerai tijdens oorlogen overliepen naar de vijand.
Het woord bushidō werd voor het eerst gebruikt in de Edoperiode (1600-1868), waarschijnlijk om de vrede en loyaliteit in Japan te bewaren. Het werd echter pas echt populair in de 19e eeuw.
3. Samoerai waren uitsluitend krijgers
Een krijgersklasse heeft natuurlijk weinig nut als er geen oorlog is. En dat gold ook voor de samoerai in het oude Japan. Vanaf het jaar 1600 heerste er 250 jaar lang vrede in Japan. Daarom hadden veel gewone samoerai, die dus geen landeigenaar waren, weinig te doen.
Hierdoor werden ze gedwongen om als ambtenaar, boer, monnik, arts, leraar, filosoof of iets totaal anders hun geld te verdienen. De meesten van hen behielden echter hun status als samoerai en bleven hun katana en wakizashi als symbool dragen.
4. Ninja’s waren zwartgeklede schaduwkrijgers
De meeste mensen denken dat ninja’s of shinobi onzichtbare sluipmoordenaars waren die van top tot teen in het zwart waren gekleed. Er is echter geen enkel historisch bewijs voor deze kledingstijl. Ninja’s gebruikten slimme vermommingen om op te gaan in hun omgeving, met name drukke steden. Het was daarom veel handiger om gewone burgerkleding te dragen, een monnikspij of een uniform dat ze gestolen hadden van hun vijanden.
En ninja’s vormden ook al geen groot ondergronds en occult netwerk. In feite was het een onsamenhangend gezelschap van samoerai zonder meesters, criminelen, piraten, monniken enz. die zich in de bergachtige provincie Iga hadden gevestigd.
En alhoewel de samoerai vaak neerkeken op ninja’s, werden ze wel gebruikt voor spionage, sabotage en moordaanslagen. De hoogtijdagen van de ninja’s waren tijdens de Japanse burgeroorlog in de Sengokuperiode, die duurde van de 15e tot aan het begin van de 17e eeuw.
De voorstelling van zwartgeklede ninja’s komt uit het Japanse theater, waar podiumtechnici, die de rekwisieten en coulissen neerzetten en verwijderden, vaak in het zwart waren gekleed – om aan te geven dat ze ‘onzichtbaar’ waren. Dit beeld werd populair tijdens de 19e eeuw, toen de ninja’s na bijna 200 jaar vrede in Japan nagenoeg vergeten waren.
5. Rituele zelfmoord werd alleen gebruikt om eer te redden
Seppuku, ook wel harakiri genoemd, was in het oude Japan een veelgebruikte manier om zelfmoord te plegen: iemand maakte een eind aan zijn leven door zijn maag van links naar rechts open te snijden. Veel mensen denken dat deze methode alleen gebruikt werd als een laatste, wanhopige manier om de eer te redden, maar zo was het niet.
Er waren ook andere redenen om voor seppuku te kiezen. Zo kwam het regelmatig voor dat machtige samoerai op het slagveld seppuku pleegden om te voorkomen dat ze gevangengenomen, gemarteld en vernederd zouden worden door de vijand.
Ook werd seppuku als doodstraf gebruikt. Deze methode was echter minder vernederend dan onthoofding of ophanging, die vooral toegepast werden bij criminelen. Sommige criminele samoerai pleegden ‘preventief’ seppuku om de erfenis van hun nabestaande veilig te stellen; als iemand namelijk geëxecuteerd werd, werden al zijn bezittingen geconfisqueerd.