5 mythen over de krijgers van het oude Japan

In het zwart geklede schaduwkrijgers en eervolle vechtmonniken met zwaarden. Zoals bij geschiedenis wel vaker het geval is, bestaan er veel mythen en misvattingen over het oude Japan – en dan met name over de samoerai. Hieronder volgen vijf hardnekkige mythen over de krijgers van het oude Japan.

Ons moderne beeld van het oude Japan zit vol fouten, misvattingen en mythen.

© KissCC0

1. Samoerai vochten altijd met samoeraizwaarden

Het is moeilijk om je een samoerai voor te stellen zonder zijn traditionele zwaard – de katana. Het beeld van een samoerai met zijn katana is zelfs zo wijdverspreid dat veel mensen denken dat dit het enige wapen was waar ze mee vochten.

Maar de katana was maar één van de wapens in het uitgebreide arsenaal van de samoerai. Oorspronkelijk vochten ze zelfs met pijl en boog vanaf de rug van een paard. Toch moesten ze steeds vaker van dichtbij op de grond gaan vechten, en dat had natuurlijk gevolgen voor hun wapenkeuze.

Speren en naginata – een soort hellebaard – werden vaak gebruikt om vijanden op afstand te doden. Ook de nodachi – die het midden hield tussen een katana en een naginata – was erg populair. Er waren zelfs samoerai die geweren gebruikten.

Maar vanaf het jaar 1600 n.Chr. werd de katana steeds populairder. Dat kwam waarschijnlijk doordat de samoerai meer status kregen. De samoerai waren de enige klasse die twee zwaarden tegelijkertijd mocht dragen, en dus hadden ze altijd een katana en het kortere zwaard wakizashi bij zich – als statussymbool eigenlijk.

Samoerai vochten niet alleen met zwaarden.

© Rawpixel Ltd

2. Samoerai hielden zich altijd aan hun erecode, de bushidō

Heel lang werden de samoerai afgeschilderd als een soort ‘ridders van het Oosten’. En bij dat beeld hoort eigenlijk altijd de erecode van de samoerai, de bushidō, ‘de weg van de krijger’. Maar niet alle samoerai waren even eervol, genadig en loyaal.

Er zijn genoeg voorbeelden van samoerai die hun vrienden, vijanden of meesters bedrogen of verraadden. Het kwam zelfs regelmatig voor dat samoerai tijdens oorlogen overliepen naar de vijand.

Het woord bushidō werd voor het eerst gebruikt in de Edoperiode (1600-1868), waarschijnlijk om de vrede en loyaliteit in Japan te bewaren. Het werd echter pas echt populair in de 19e eeuw.

3. Samoerai waren uitsluitend krijgers

Een krijgersklasse heeft natuurlijk weinig nut als er geen oorlog is. En dat gold ook voor de samoerai in het oude Japan. Vanaf het jaar 1600 heerste er 250 jaar lang vrede in Japan. Daarom hadden veel gewone samoerai, die dus geen landeigenaar waren, weinig te doen.

Hierdoor werden ze gedwongen om als ambtenaar, boer, monnik, arts, leraar, filosoof of iets totaal anders hun geld te verdienen. De meesten van hen behielden echter hun status als samoerai en bleven hun katana en wakizashi als symbool dragen.

4. Ninja’s waren zwartgeklede schaduwkrijgers

De meeste mensen denken dat ninja’s of shinobi onzichtbare sluipmoordenaars waren die van top tot teen in het zwart waren gekleed. Er is echter geen enkel historisch bewijs voor deze kledingstijl. Ninja’s gebruikten slimme vermommingen om op te gaan in hun omgeving, met name drukke steden. Het was daarom veel handiger om gewone burgerkleding te dragen, een monnikspij of een uniform dat ze gestolen hadden van hun vijanden.

En ninja’s vormden ook al geen groot ondergronds en occult netwerk. In feite was het een onsamenhangend gezelschap van samoerai zonder meesters, criminelen, piraten, monniken enz. die zich in de bergachtige provincie Iga hadden gevestigd.

En alhoewel de samoerai vaak neerkeken op ninja’s, werden ze wel gebruikt voor spionage, sabotage en moordaanslagen. De hoogtijdagen van de ninja’s waren tijdens de Japanse burgeroorlog in de Sengokuperiode, die duurde van de 15e tot aan het begin van de 17e eeuw.

De voorstelling van zwartgeklede ninja’s komt uit het Japanse theater, waar podiumtechnici, die de rekwisieten en coulissen neerzetten en verwijderden, vaak in het zwart waren gekleed – om aan te geven dat ze ‘onzichtbaar’ waren. Dit beeld werd populair tijdens de 19e eeuw, toen de ninja’s na bijna 200 jaar vrede in Japan nagenoeg vergeten waren.

De klassieke, in het zwart geklede ninja is afkomstig uit het Japanse theater.

© Wikimedia Commons

5. Rituele zelfmoord werd alleen gebruikt om eer te redden

Seppuku, ook wel harakiri genoemd, was in het oude Japan een veelgebruikte manier om zelfmoord te plegen: iemand maakte een eind aan zijn leven door zijn maag van links naar rechts open te snijden. Veel mensen denken dat deze methode alleen gebruikt werd als een laatste, wanhopige manier om de eer te redden, maar zo was het niet.

Er waren ook andere redenen om voor seppuku te kiezen. Zo kwam het regelmatig voor dat machtige samoerai op het slagveld seppuku pleegden om te voorkomen dat ze gevangengenomen, gemarteld en vernederd zouden worden door de vijand.

Ook werd seppuku als doodstraf gebruikt. Deze methode was echter minder vernederend dan onthoofding of ophanging, die vooral toegepast werden bij criminelen. Sommige criminele samoerai pleegden ‘preventief’ seppuku om de erfenis van hun nabestaande veilig te stellen; als iemand namelijk geëxecuteerd werd, werden al zijn bezittingen geconfisqueerd.

Seppuku, ook wel harakiri genoemd, was een manier om zelfmoord te plegen door de maag van links naar rechts open te snijden.

© Wikimedia Commons