Het randje van de wereld
Een Griek schreef in de klassieke oudheid over een rijk dat hij nog nooit had gezien. Dat weerhield sommige nazi’s er in de 20e eeuw niet van om het bestaan van Thule te erkennen.
Zes dagen duurde het volgens de Griekse ontdekkingsreiziger Pytheas om van de Britse Eilanden naar het land aan de rand van de wereld te varen: Thule.
Na een expeditie rond 330 v.Chr. in Noord-Europa vertelde hij over een plaats waar water, aarde en lucht bijeenkwamen.
De volgende 2000 jaar waren de mensen ervan overtuigd dat Thule ergens in het hoge noorden lag, waar de wereld ophoudt.
Daar gedroegen dag en nacht zich niet zoals in Zuid-Europa.
Zo wist de Romein Plinius te melden dat de zon er ’s zomers niet onderging en ’s winters niet opkwam.
Volgens veel historici is de mythe rond Thule dan ook gebaseerd op verhalen over Scandinavië, waar de oude Romeinen en Grieken bijna niets van wisten.
Mensen die wat verder naar het noorden woonden wisten echter dat het mythische Thule ergens anders moest liggen. In 1075 schreef de Duitse monnik Adam van Bremen: ‘Thule is het eiland dat men in onze tijd IJsland noemt vanwege het ijs dat de oceaan doet stollen.’
In de 20e eeuw was de mythe allang door geografen doorgeprikt.
Maar volgens het Duitse Thule-Gesellschaft, dat nauwe banden had met de nazi’s, had het rijk echt bestaan. Het was bevolkt door de Ariërs, het superras waar de Duitsers van afstamden.