Granger/F1online, Imageselect & Shutterstock

Zoeken naar dr. Livingstone

De beroemde ontdekkingsreiziger dr. Livingstone wordt al vijf jaar vermist in Afrika als journalist Henry Morton Stanley aan een onmogelijke reddingsactie begint. De zoektocht naar Livingstone vergt het uiterste van hem.

Parijs is in het donker gehuld als Henry Morton Stanley op de avond van 17 oktober 1869 zich langs de boulevards naar het Grand Hotel in de buurt van de opera spoedt.

‘Kom naar Parijs voor een belangrijke aangelegenheid,’ staat er in een telegram dat deze Brits-Amerikaanse journalist een dag eerder ontving in Spanje, waar hij een klus had in Valencia.

Het telegram is van James Gordon Bennett Jr., hoofdredacteur van de krant New York Herald, en Stanley weet dat hem een bijzondere taak staat te wachten omdat hij naar de Franse hoofdstad is geroepen, waar zijn baas zich kennelijk bevindt. De 28-jarige Stanley klopt vol verwachting op de deur van Bennetts hotelkamer.

Stanley fandt ikke kun dr. Livingstone, men også den sorte slave Kalulu, som han adopterede.

© Smithsonian Institution Libraries

‘Binnen!’ klinkt een stem vanuit de kamer, waarop Stanley de deur opent. Tot zijn verbazing ziet hij zijn baas languit op bed liggen.

‘Ah, bent u het, gaat u zitten! Ik heb gewichtige zaken voor u te doen,’ vertelt Bennett, terwijl hij opstaat en een kamerjas aanschiet.

‘Waar denkt u dat Livingstone is?’ vraagt de hoofdredacteur vervolgens.

‘Ik heb werkelijk geen idee,’ antwoordt Stanley. Net als allerlei andere nieuwsgierige zielen kent hij de Schotse arts en zendeling David Livingstone wel, die de laatste tientallen jaren veel gebieden van Centraal-Afrika heeft verkend.

Maar al tijden heeft niemand iets van Livingstone gehoord, en het raadsel van zijn verdwijning houdt de gemoederen in het Westen flink bezig. Want zou de beroemde ontdekkingsreiziger nog wel leven? Of is hij aan een tropische ziekte bezweken, of wellicht door een Afrikaans roofdier gedood?

Denkt u nu echt dat ik Livingstone kan vinden? Henry Morton Stanley

‘Ik denk dat hij leeft en te vinden is, en ik ben van plan om u eropuit te sturen om hem te gaan zoeken,’ geeft Bennett vervolgens te kennen.

‘Maar hoe?! Denkt u nu echt dat ik Livingstone kan vinden? Wilt u mij naar Centraal-Afrika sturen?’

‘Ja, dat is het plan. U moet eropuit om hem daar te zoeken waar u verneemt dat hij zich bevindt, misschien heeft de oude man wel hulp nodig.’

Het verbaast Stanley dat hij iemand moet gaan zoeken van wie de meeste mensen denken dat hij dood is, temeer omdat de kosten van zo’n zoektocht enorm kunnen oplopen.
‘Ik denk niet dat het te doen is voor minder dan 2500 pond,’ barst de journalist uit.

‘Goed, ik zal u zeggen wat u doet. Neem 1000 pond op, en als die op zijn, neemt u nog eens 1000 op, en zo maar door; maar vind Livingstone … en als hij dood is, lever dan het bewijs daarvan.

Dat was het. Goedenacht, moge God u bijstaan!’ klinkt het kordaat, waarna de hoofdredacteur zijn gezant weer de Parijse nacht in stuurt.

De zaak is helder. De in Wales geboren Amerikaan Henry M. Stanley is de aangewezen man om het raadsel van Livingstones spoorloze verdwijning op te lossen. Maar daarvoor moet de journalist eerst zelf zijn bestemming levend en wel bereiken.

David Livingstone droomde aanvankelijk van een missie in China, maar zijn droom om de Afrikanen te kerstenen en een einde te maken aan de slavenhandel tussen de lokale stammen dreef hem naar Afrika.

© Wellcome Library

Schot beroemd door ontdekkingen

Drie jaar voordat Henry Stanley de taak kreeg om Livingstone te zoeken was de ontdekkingsreiziger uit Schotland aan zijn derde grote expeditie naar het binnenland van Afrika begonnen. Tegen die tijd had de zendeling al bekendheid verworven wegens zijn verkenning van Centraal-Afrika, dat voor de westerse landen nog onbekend terrein was.

Europese schepen hadden eeuwenlang aangelegd aan de weelderige, veilige kusten van het continent, maar geen blanke had zich in het gloeiend hete hart gewaagd, dat alleen te bereiken viel via woestijnen, vlaktes en oerwoud.

Al kenden de Arabieren donker Afrika al, waar sultans zich hadden gevestigd om geld te verdienen aan ivoor en de vruchtbare grond bij meren en rivieren te bebouwen, de kolonialisten uit Groot-Brittannië, Portugal, Frankrijk en Duitsland hadden de wildernis links laten liggen.

Maar hoewel de leeuwen op de loer lagen en de muggen het bloed besmetten, durfde Livingstone het aan. De Schot tekende kaarten en vulde grote gaten in de westerse kennis van de Afrikaanse geografie vanaf zijn aankomst op het continent in 1841. Het leverde hem verschillende medailles en onderscheidingen op. In 1866 besloot de 53-jarige avonturier nog een laatste expeditie te ondernemen.

In 1865 ontdekte David Livingstone gigantische watervallen op de rivier de Zambezi, die hij de Victoriawatervallen noemde naar zijn koningin.

© Shutterstock

Gesteund door de Britse Royal Geographical Society wilde Livingstone als laatste trofee de bron van de Nijl vinden en zo het definitieve overzicht vormen van de meren en rivieren van Centraal- en Zuid-Afrika.

Hoewel de Britse ontdekkingsreiziger John Speke als eerste Europeaan het Victoriameer had ontdekt en dit in 1862 als de bron van de Nijl had aangewezen, was het laatste woord over de oorsprong van de rivier nog niet gesproken.

Speke kon zijn ontdekking niet bewijzen. Hij had gezien dat de Nijl uit het Victoriameer stroomde, maar wist niet of het meer in verbinding stond met andere meren, zoals het Tanganyikameer, en of het dus wel de echte bron van de Nijl was.

Livingstone wilde het antwoord vinden en ging in april 1866 op een kleine expeditie het land in. Sindsdien verloor de buitenwereld het contact met hem en in Europa en de VS maakten mensen zich zorgen over zijn lot.

Stanley wist alles over Livingstones verdiensten toen hij in januari 1871 aankwam op het eiland Zanzibar voor de oostkust van Afrika. Daarvoor had de journalist ruim een jaar andere plaatsen bezocht, zoals het Krim-schiereiland, het Suezkanaal en Perzië, om erover te schrijven voor de New York Herald.

En toen Stanley op Zanzibar aan land ging was er nog niets van Livingstone vernomen, dus de missie van de verslaggever bleef actueel. Hij hoopte Livingstone te vinden rond het Tanganyikameer, waar hij misschien op zoek was naar de bron van de Nijl.

Zanzibar was een van de meest vruchtbare eilanden in de Indische Oceaan en een handelsmekka tot en met, waar voornamelijk Arabische maar ook Europese kooplieden aanmeerden om hun schepen te vullen met ivoor, rubber, kleurstoffen en slaven voor Arabië.

Stanley verzamelde hier een team van loyale mannen die hem zouden vergezellen naar de kust van Afrika en vandaar landinwaarts.

160 kilo koperdraad nam Stanley mee op reis. De bevolking maakte er kettingen en armbanden van.

© Shutterstock

De leider van de zogenoemde New York Herald-expeditie schafte een schat aan voorraden aan bij de handelaars van Zanzibar. Vooral zakjes met de beste kwaliteit kralen, ladingen stof en kilo’s koperdraad om mee te betalen in het hart van Afrika, waar munten van nul en generlei waarde waren.

‘Waar kralen dienstdoen als kopergeld en stoffen als zilvergeld, doet koperdraad dienst als goudgeld,’ had Stanley te horen gekregen op Zanzibar.

Naast deze waardevolle goederen kocht de expeditieleider ezels, kano’s, kookgerei, touwen, tenten, zeildoek, gereedschap, geweren, munitie en medicijnen. Alles bij elkaar wogen de goederen meer dan 6 ton.

‘Hoe krijg ik dit alles in hemelsnaam de wildernis door, die zich uitstrekt tussen de zee en de grote meren? Nou ja, weg met alle twijfels! Waarschijnlijk zal elke dag zo zijn beproevingen kennen,’ merkte Stanley vlak voor zijn vertrek op over zijn enorme hoeveelheid voorraden en andere bagage.

En hij zou gelijk krijgen: de beproevingen zouden alsmaar erger worden tijdens de zoektocht om het mysterie van Livingstones verdwijning op te lossen.

Mungo Park was de eerste Europeaan die zich diep in de binnenlanden van Afrika waagde.

© History archive

Schotse avonturier bracht binnenland Afrika in kaart

Stanley begint het avontuur te paard

Het was al februari toen Stanley en zijn gevolg in Bagamoyo in het huidige Tanzania aankwamen. De expeditie moest hier een maand doorbrengen met het inhuren van lokale mannen die samen met de ezels de tonnen bagage moesten sjouwen.

Daarom telde de expeditie wel 192 man, die in teams het binnenland van Afrika introkken. Een groot deel zou bijna zeker sterven aan uitputting of ziekte, of gedood worden door dieren of vijanden.

Stanley zat zelf op de rug van een roodbruin paard toen hij de veilige omgeving van Bagamoyo verliet en aan kop ging van de vijfde van zes karavanen.

Hoewel de Amerikaan slechts 165 centimeter mat, was hij breedgeschouderd, en hij had een indrukwekkend uithoudingsvermogen. Bovendien was hij handig met het geweer en een zeer resoluut man.

‘Toen ik het werk in gang had gezet, nam ik plaats in een oude kano en schoot ik voor de lol op de dikke nijlpaardenkoppen.’ Henry Morton Stanley

‘Men beschouwde mij als de strenge, veeleisende heerser bij wie je je er niet met een jantje-van-leiden vanaf kon maken,’ schreef Stanley, die al snel tijdens de reis het werk begon te verdelen toen het gevolg een rivier in een drassig gebied moest oversteken.

‘Terwijl sommigen de kano inlaadden, bonden anderen lange touwen aan de trekdieren om ze over de rivier te leiden. Toen ik het werk in gang had gezet, nam ik plaats in een oude kano en schoot ik voor de lol op de dikke nijlpaardenkoppen.’

Maar er viel weinig meer te lachen toen Afrika zijn ware gezicht toonde: ‘Het viel niet mee door de Afrikaanse jungle te dringen, en zowel mijn kleding als mijn gezicht en handen gingen eraan kapot ... De lucht was verstikkend, het zweet stroomde uit alle poriën en algauw voelden de flarden flanel die ik nog aan mijn lichaam had, alsof ze waren doorweekt na een flinke regenbui.’

Stanley bracht wel 10.000 meter stof mee, waaronder zijde, om proviand voor te kopen bij de lokale stamhoofden.

© Shutterstock

Na een week viel Stanley’s paard dood neer. De expeditieleider was gewaarschuwd dat paarden niet in het Afrikaanse binnenland konden overleven, maar hij was eigenwijs geweest.

Toen Stanley het dier ontleedde, zag hij hoe de ‘ingewanden bijna krioelden van de lange, witte wormen’. Het kadaver begroef hij, maar daar was een lokaal stamhoofd niet over te spreken – hij verlangde meer stof dan de meter die hij al van Stanley had gekregen voor de overtocht van de karavaan over zijn land.

‘Hoeveel gevechtsklare mannen heeft u?’ vroeg Stanley hem boos.

‘Niet één,’ antwoordde het stamhoofd.

‘O! Ik dacht dat u vast wel 1000 man bij u zou hebben, omdat u een sterke blanke met massa’s wapens en soldaten zo’n hoge boete durft op te leggen voor het begraven van een dood paard …

Ik vraag niemand toestemming om het juiste te doen.’

Met Stanley viel niet te spotten, en hij wist dat als hij Livingstone ooit wilde vinden, hij geen geld over de balk moest smijten. Het stamhoofd gaf zich gewonnen en Stanley had zijn wil en moed getoond aan zijn inheemse dragers en Arabische helpers.

Maar de journalist moest constant achter ze aan zitten – vooral ’s ochtends kwamen ze zo traag op gang dat de Amerikaan hen wakker moest maken door met een ijzeren stang op een metalen plaat te slaan. En als zijn ondergeschikten treuzelden met hun taak, kwam de zweep eraan te pas.

De helpers die werden ingehuurd om Stanley’s bepakking te dragen, waren bang van de Amerikaan, die ze naar verluidt wreed zou behandelen.

© Imageselect

April was een slijtageslag. Het doornige oerwoud was als een muur en de takken staken continu in de bepakking van de ezels, die eraan stuk ging.

‘We moesten vaak stoppen, en mensen verloren de moed,’ schreef Stanley, die steeds meer dode lastdieren in de wildernis moest achterlaten: ze waren bezweken aan de inspanningen en de hitte.

Verschillende dragers gingen ervandoor, als de dood dat de lange mars hun het leven zou kosten. Maar al verlangde Stanley naar zijn ‘leunstoel in Madrid’, waar de correspondent woonde, hij dacht er geen seconde over om op te geven. De Amerikaan werd gedreven door zijn wens om het raadsel van Livingstone op te helderen.

Ziekte vertraagt de expeditie

Terwijl Stanley heel langzaam dieper in Afrika doordrong, dacht hij aan dr. Livingstone. Had het continent soms te veel van de al wat oudere Brit gevergd?

Een voor de hand liggende vraag, maar de arts, die 53 jaar was bij zijn vertrek in 1866, was als geen andere Europeaan gewend aan het zware bestaan in de Afrikaanse hitte.

Hij had de helft van zijn leven op het continent doorgebracht en hij had reis na reis overleefd, hoewel talloze van zijn metgezellen waren bezweken aan de ontberingen en de hitte. Verder was Livingstone gewend om te gaan met lokale stamhoofden en veeleisende Arabieren die zich in de binnenlanden van Afrika hadden gevestigd om er te regeren.

De grootste zorg over Livingstones lot was eerder het gebrek aan voorraden. De arts zou snel zonder kleding en kralen kunnen komen te zitten, die hij nodig had om goederen en goodwill te kopen.

In Bagamoyo had Stanley de ‘Livingstone-karavaan’ gezien, die door de Britse consul op Zanzibar op 1 november 1871 op pad was gestuurd met 35 kisten voor de vermiste arts.

De dragers van de Tanzania-stam vreesden Centraal-Afrika. Stanley deelde die angst niet en ging fanatiek op zoek naar de vermiste dr. Livingstone.

© Granger/F1online/ImageSelect

Het verwonderde Stanley dat de Britten toen pas hulp stuurden, maar de Amerikaan ontdekte in Bagamoyo ook dat de noodkaravaan, die uit zeven man – onder wie vier slaven – bestond, Livingstone vast niet vóór de Herald-expeditie zou vinden, want het hele gezelschap had 100 dagen in de kustplaats verspild zonder ook maar één stap in het oerwoud te zetten.

‘Wat deze mensen anders deden dan het er flink van nemen tijdens hun verblijf in Bagamoyo, heb ik nooit begrepen,’ zei Stanley later, verbijsterd dat de groep zich geen zorgen maakte over ‘de gevolgen van hun onverschilligheid’.

De Afrikanen waren weg van de kralen die Stanley bij zich had. Ze werden zijn belangrijkste betaalmiddel tijdens de expeditie.

© Shutterstock

Livingstone kon wel dood zijn en onmogelijk te vinden. In 1868 waren twee dragers opgedoken aan de kust bij Bagamoyo, die zeiden dat de dokter dood was.

Maar omdat ze Livingstones expeditie in de steek hadden gelaten, is het heel goed denkbaar dat ze de dood van de Brit gewoon als smoes gebruikten voor hun plotselinge verschijning in Bagamoyo. Stanley nam de informatie daarom niet serieus, en hij hoopte vurig Livingstone levend en wel aan te treffen.

Maar de inspanning ging de journalist niet in de koude kleren zitten, en naarmate de maanden verstreken sloeg ook bij hem de twijfel toe, want het leven diep in Afrika was genadeloos.

In mei werd hij voor het eerst getroffen door de ziekte malaria, die hem dagenlang verzwakte, hoewel kinine ertegen hielp. De ziekte keerde bij vlagen terug, en dan was de journalist te zwak om iets te doen en moest hij ijlend van de koorts het bed houden.

Dysenterie stak ook geregeld de kop op in het tropische gebied. Het ergste was de situatie echter voor veel dragers, die immers niet op een ezel konden zitten, maar constant moesten werken met hun koortsige, zieke lijf. Vooral pokken maakten slachtoffers onder de inheemse dragers, die er een voor een aan bezweken en moesten worden achtergelaten

© Getty Images

‘De karavaan moest door, en wee degene die achteropraakt – hij zal omkomen van de honger en dorst,’ stelde Stanley droogjes vast over de zieken.

De expeditieleider werd ook gek van de Arabische kooplieden die zich in het hart van Afrika hadden gevestigd om geld te verdienen aan ivoor en slaven. Ze eisten balen stof als tol, en hun prijzen voor voorraden waren torenhoog, dus Stanley moest driftig onderhandelen om niet te worden beroofd van alle kostbaarheden die hem naar de verdwenen Livingstone moesten brengen.

In 1871 arriveerde de expeditie in Unyanyembe, bijna 1000 kilometer ten westen van Bagamoyo. Het gebied in het huidige Tanzania was een pleisterplek voor reizigers die, zoals Livingstone en Stanley, het binnenland van Afrika in gingen. In Unyanyembe wachtte de journalist goed en slecht nieuws.

Het goede nieuws kwam van een Arabier die drie jaar eerder Livingstone had ontmoet, die ‘van het Nyasameer naar Tanganyika reisde, op precies hetzelfde moment als men dacht dat hij vermoord werd’. Dit betekende dat de arts in leven zou kunnen zijn en misschien zoals verwacht zou verblijven bij het Tanganyikameer.

‘Ik heb gezworen mijn zoektocht naar Livingstone niet te staken eer ik hem of zijn stoffelijk overschot vind. Alleen de dood kan me ervan weerhouden.’ Henry Morton Stanley

Het slechte nieuws was dat de route naar Tanganyika 500 kilometer ten westen van Unyanyembe zeer gevaarlijk was omdat er een oorlog was uitgebroken tussen een inheemse leider en een Arabische sultan. De Arabier raadde Stanley af om verder te gaan, maar op 20 september was diens geduld op. Al was hij nog maar net uit de lappenmand, Stanley wist niet van opgeven.

‘Ik heb gezworen mijn zoektocht naar Livingstone niet te staken eer ik hem of zijn stoffelijk overschot vind. Alleen de dood kan me ervan weerhouden ... En een stem vanbinnen, die misschien afkomstig is van buitensporig zelfvertrouwen of misschien van een onblusbare hoop, zegt me dat ik hem wel zal vinden. HEM ZAL VINDEN!’ noteerde Stanley in zijn dagboek de avond voordat hij zich naar het hart van Afrika zou begeven.

Stanley’s karavaan, die op 20 september 1871 op weg ging naar Tanganyika, bestond naast de journalist zelf uit 54 man. De ezels waren beladen met 3650 meter stof, zes zakken kralen, veel munitie, een medicijnkist, een tent, een bed, een sextant en wat boeken, thee, koffie, suiker, meel, keukengerei – plus Stanley’s eigen badkuip.

Livingstone stond bekend als de ‘grootste zendeling van Afrika’, maar wist slechts één Afrikaan tot het christendom te bekeren.

© Thomas Annan

Stam heeft oude, witte man gezien

Aanvankelijk moest het gevolg wegsluipen om niet de aandacht van de inheemse krijgers te trekken, en als door een wonder lukte het om niet slaags met hen te raken. Maar eind september kreeg de malaria Stanley flink te pakken. Hij rilde van de kou, zijn hele lichaam deed pijn en hij had hallucinaties.

‘Aan welk lijden wordt de reiziger in Afrika toch blootgesteld! En er is niets wat helpt!’ krabbelde Stanley, die echter snel weer op de been was.

Maar reizen in het ondoordringbare landschap, dat nu ook diepe kloven en kale rotsen vertoonde, ging langzaam. Bovendien lieten de plaatselijke stamhoofden zich wel heel ruim betalen voor de doortocht, en op een dag dat de dragers en andere reizigers nogal ‘stil en somber’ waren omdat ‘de voorraad stof aanzienlijk geslonken was’, noteerde Stanley in zijn journaal dat dr. Livingstone bij tijd en wijle verder weg leek dan ooit.

Op 3 november klaarde Stanley’s humeur echter enorm op: de circa 25 overgebleven deelnemers van de Herald-expeditie stuitten op een karavaan van zo’n 80 Waguhha, een volk van het zuidwestelijke deel van Tanganyika. Ze waren afkomstig uit Ujiji en ze hadden opzienbarend nieuws.

De Afrikanen hadden onlangs een blanke man gezien in het dorp op de noordoostoever van het Tanganyikameer.

Stanley vond Livingstone in 1871 op de oever van het Tanganyikameer, dat grenst aan het huidige Tanzania en Congo. Drie jaar later keerde Stanley terug om het gebied uit te kammen en de bron van de Nijl op te sporen.

© Wellcome Library

‘Een blanke man? Hoe ging hij gekleed?’ vroeg Stanley’s tolk nieuwsgierig.

‘Net als die heer,’ antwoordden ze en wezen op Stanley en zijn kleding.

‘Is hij jong of oud?’

‘Oud. Hij heeft een witte baard en hij is ziek.’

‘Echt waar? En hij is op dit moment in Ujiji?’

‘Ja, we troffen hem daar acht dagen geleden aan,’ klonk het uit de monden van de Waguhha.

Stanley had het niet meer. De journalist was nu dichter bij de oplossing van het raadsel over de verdwijning van de arts dan ooit.

‘Het is 236 dagen geleden dat we uit Bagamoyo vertrokken, en 51 dagen terug dat we Unyanyembe achter ons lieten. We zijn op weg naar Ujiji. Zuidwestelijke richting. Zes uur lopen,’ schreef Stanley in de ochtend van 10 november 1871 en hij voegde eraan toe: ‘Het is een wonderlijke ochtend.’

De expeditieleider kreeg een enorme opkikker van het blije vooruitzicht, en een paar uur later, toen het water van het Tanganyikameer in de verte oplichtte ‘als een zilveren flikkering tussen de bomen’, voelde hij zich ronduit gelukkig.

‘Vouw de vlag uit en laad de geweren! Een twee drie, vuur!’ beval Stanley toen de karavaan vroeg in de middag de rand van Ujiji bereikte en zijn komst aankondigde met een salvo van bijna 50 schoten.

‘Is dr. Livingstone hier? In het dorp?’ Henry Morton Stanley

De Afrikanen riepen ‘welkom’ in hun taal en dromden nieuwsgierig om het gezelschap heen.

‘Goedemorgen, sir!’ zei plotseling een zwarte man in het Engels toen Stanley’s groep op nog maar een paar honderd meter van het dorp was.

‘Wie bent u in hemelsnaam?’ vroeg de Amerikaan aan de vreemdeling, die een tulband droeg.

‘Ik ben Susi, dienaar van dr. Livingstone,’ zei hij.

‘Is dr. Livingstone hier? In het dorp?’

‘Ja, sir. Ik kom net bij hem vandaan,’ vertelde de dienaar, die zijn heer op de hoogte ging brengen.

Stanley’s hart bonkte in zijn lijf toen een van zijn Arabische helpers even later riep dat hij ‘een oude man’ zag.

Stanley had wel op de dokter af willen rennen om hem een stevige omhelzing te geven, maar de journalist wilde Livingstone, Brits als de arts was, niet voor het hoofd stoten.

Door de Britse consul in Zanzibar had de Amerikaan zich laten vertellen dat de arts nogal een rare snuiter was, die misschien helemaal niet op bezoek zat te wachten. Volgens de mythe klonken nu de bekende woorden ‘Dr. Livingstone, I presume’, maar het dagboek van Stanley vertelt een ander verhaal.

‘Dokter, ik dank God dat ik u mag ontmoeten,’ stamelde Stanley, die zijn tropenhelm hoffelijk had afgenomen.

‘En ik ben dankbaar dat ik u hier mag verwelkomen,’ antwoordde de nu 58-jarige Brit, die zijn gast uitnodigde om op de veranda voor zijn kleine dorpshutje te komen zitten. Wat er ook werd gezegd, gereserveerd was Livingstone niet.

‘De hele wereld dacht dat u dood was,’ vertelde Stanley, die de arts een zak met brieven van familie en bekenden kon overhandigen. De Amerikaan had zowaar een fles Sillery-champagne meegesleept, die nu in twee zilveren bekers werd uitgeschonken.

‘Proost!’ klonk het, en de bruisende champagne gleed door de kelen. Ondertussen bekeek Stanley de teruggevonden dokter eens goed.

‘Elke haar op zijn hoofd en in zijn baard, en zijn gegroefde, vermoeide gezicht gaven mij informatie – waarnaar ik zo had verlangd sinds ik de woorden hoorde: “Doe wat u wilt, maar vind Livingstone.”’

Stanley had zich een weg gebaand door het hart van Afrika en het raadsel van Livingstone weten op te helderen: de dokter was in leven.

© Wellcome Library

Een onsterfelijk geworden repliek

Livingstone met één been in het graf

Terwijl de rest van de wereld in de rats had gezeten over de verdwenen dokter, had de hoofdpersoon zelf geen idee dat hij vermist was.

Hij was in 1866 Afrika in getrokken met 30 man, die al vrij snel waren begonnen de lastdieren tot stervens aan toe af te ranselen in de hoop dat Livingstone rechtsomkeert zou maken; zelf durfden ze niet al te diep in het continent door te dringen.

Maar daar liet de dokter zich niets aan gelegen liggen. Hij ging op het Tanganyikameer af, ook al gingen verschillende dragers er onderweg vandoor – en namen ze helaas Livingstones medicijnkist mee. Bij de oostoever van het Tanganyikameer richtte de Brit in april 1867 een basis in om van daaruit verder te kunnen reizen naar plekken waar hij de bron van de Nijl hoopte te vinden.

Begin 1869 kwam de ontdekkingsreiziger erachter dat de Nijl langer was dan gedacht. Dat betekende dat de Afrikaanse rivier de Mississippi overtrof.

Stanley vernietigde de twee pagina’s in zijn dagboek over de ontmoeting met Livingstone.

© Imageselect

De Nijl was dus de langste rivier op aarde, stelde Livingstone vast. Maar de bron vond hij niet, en vanaf dat jaar kreeg hij problemen.

Bijna een half jaar kon hij nauwelijks lopen vanwege zweren op zijn voeten waar de pus uit droop. Toch bracht zijn nieuwsgierigheid hem tot de ontdekking van weer nieuwe rivierenstelsels en meren, die hij in kaart bracht. Maar tijdens een reis ten westen van het Tanganyikameer werd het Livingstones helpers te machtig – ze weigerden nog één stap te zetten.

‘Ze zouden mij verlaten hebben, wat mijn einde zou zijn geworden,’ vertelde de arts tegen Stanley.

Al voelde Livingstone zich niet verloren in het binnenland van Afrika, hij gaf tegenover Stanley toe dat de Amerikaan ‘net op tijd was gekomen’ en dat hij zowel Stanley als hoofdredacteur Bennett Jr. zeer ‘dankbaar’ was voor de zoekopdracht.

Toen Livingstone in oktober 1871 terugkeerde naar Ujiji, was zijn voorraad stoffen en kralen namelijk verdwenen, gestolen door zijn Arabische dienaar. En zonder de spullen om de doortocht te betalen en voorraden te kopen zou het bijna onmogelijk zijn om levend terug te keren naar de beschaving.

De ontmoeting van de twee mannen was in een paar weken wereldnieuws.

© Wellcome library

Hiervan zijn we zeker

Met zijn komst had Henry Stanley niet alleen het mysterie van David Livingstones verdwijning opgelost, de Amerikaan had waarschijnlijk ook het leven van de dokter gered.

De twee mannen raakten al gauw goed bevriend, en toen Livingstone was hersteld van zijn ziekte, bestudeerden ze samen het noordelijke deel van Tanganyika en de rivier de Ruzizi – echter zonder bewijs te vinden van de bron van de Nijl.

Na vier maanden samen te hebben doorgebracht, moest Stanley huiswaarts, zodat hij de wereld kon vertellen van Livingstones lotgevallen. Zelf kon de dokter echter niet terugkeren.

‘Ik wil heel graag naar huis en mijn kinderen nog eens zien, maar ik kan mezelf er niet toe zetten het werk dat ik ben begonnen, te staken nu het bijna klaar is,’ zei Livingstone, die dacht dat hij nog ‘zes of zeven maanden’ nodig had om de ware bron van de rivier de Nijl op het spoor te komen.

In maart 1872 namen de twee vrienden afscheid in Unyanyembe, waar Livingstone met Stanley’s hulp voorraden insloeg voor de rest van zijn reis.

‘Ik moet zeggen dat slechts weinigen zouden hebben gedaan wat u hebt gedaan, veel beter dan een aantal beroemde reizigers die ik ken,’ klonken Livingstones laatste woorden aan Stanley.

Stanley's reisverslag verscheen in 1872 en werd meteen een bestseller.

© Dover Publications

Dit willen we nog weten

Is Stanley’s verhaal wel waar?

Na zijn terugkeer in de westerse wereld schreef Henry Stanley het boek How I Found Livingstone in slechts zes weken.

Ruim 400 pagina’s lang vertelt de journalist tot in detail hoe hij tot het binnenland van Afrika doordrong en de vermiste arts in Ujiji vond.

Maar de Royal Geographical Society verklaarde dat het verslag onzin was en de vicevoorzitter van het gezelschap deed Stanley’s verhaal af als sensatiezoekerij. Hoewel niet elke ervaring van de journalist in de jungle en op de vlaktes kon worden vergeleken met andere bronnen, blijkt uit Livingstones dagboek dat de gezamenlijke ervaringen van de Amerikaan en de Schot van november 1871 tot maart 1872 consistent waren met Stanley’s verslag.

Of de journalist – zoals boze tongen bleven beweren – het verhaal enigszins heeft aangedikt, is nooit volledig bewezen of weerlegd. Maar later in zijn leven bleek Stanley bij verschillende missies in Afrika een zeer bekwame ontdekkingsreiziger te zijn – prestaties die in elk geval bewezen dat de Amerikaan aardig wat in zijn mars had, ook onder de veeleisende omstandigheden op het continent.

De Amerikaanse journalist moest zich ‘losrukken’ voordat hij zou ‘worden overweldigd’ door emoties.

‘De mythe die ik in de wildernis najoeg, bleek werkelijkheid te zijn,’ schreef hij later.

Toen Stanley slechts 53 dagen na het afscheid van dr. Livingstone in Bagamoyo arriveerde, meldde hij James Gordon Bennett Jr. dat de missie voltooid was. De hoofdredacteur was opgetogen.

‘Nu je de ontdekker hebt ontdekt, ben je al even beroemd als Livingstone. Ontvang mijn dank – en die van de hele wereld,’ aldus Bennett in een telegram.

Minder verheugd was de Britse elite. Al liet koningin Victoria Stanley op audiëntie komen en bedankte ze hem na zijn terugkeer naar Europa, het knaagde aan de Royal Geographical Society dat een Amerikaan het raadsel van David Livingstones verdwijning had opgelost.

En toen Stanley een boek had geschreven over zijn zoektocht naar de arts, trokken de Britten zelfs in twijfel of deze ‘drukke, brutale yankee’ wel echt door de onbekende jungle had moeten reizen en had gedaan wat niemand anders had gekund.

David Livingstones gebalsemde lichaam reisde terug vanuit Afrika om in Londen te worden bijgezet.

© Wellcome Library

Livingstone zou zijn ontmoeting met Stanley thuis niet navertellen. Op 1 mei 1873 stierf de dokter op zijn 60e, ziek en verzwakt. De bedienden Susi en Chumah verwijderden zijn hart en ingewanden en lieten zijn lichaam in de zon drogen, waarna ze het door de wildernis naar de kust brachten, zodat de dokter naar Groot-Brittannië kon worden gevaren.

Hij vond niet het antwoord op de vraag waar de Nijl ontsprong. Maar Stanley wel. Hij had de smaak van Afrika te pakken en bracht een groot deel van zijn 63 jaar durende leven in dit werelddeel door, dat hij ‘het donkere continent’ doopte.

Nadat hij het Tanganyikameer en het Victoriameer onderzocht had, ontdekte de Amerikaan halverwege de jaren 1870 dat John Speke gelijk had gehad toen hij in 1862 beweerde dat de Nijl aan het Victoriameer ontspringt. Die kennis van Afrika – waar de arts zijn leven voor had gegeven – ging Livingstones neus voorbij.

Maar dankzij Stanley kreeg de wereld het verhaal van zijn andere ontdekkingen te horen. En een van de meestbesproken verdwijningen in de geschiedenis was opgehelderd.

© HISTORIA

MYSTERIES

Dit artikel komt uit de reeks MYSTERIES. Elk deel duikt in raadsels uit het verleden, van de tempeliers tot de occulte wereld van de nazi’s.

Bekijk alle titels en bestel ze hier: www.historianet.nl/mysteries