De mannen in de roeiboot staren naar de vreemd uitziende figuur op de oever. De nacht ervoor hebben ze een licht gezien op het eiland, en nu roeien ze behoedzaam naar Más a Tierra.
Ze kunnen hun ogen bijna niet geloven. Hier op een verlaten eiland in de Stille Oceaan, waar ze zich veilig en ver weg van iedereen wanen, zien ze een man – blootsvoets, met kleding en een hoed van geitenleer.
Als de boot de kust bereikt, rent hij hen tegemoet. Het is de Schotse zeeman Alexander Selkirk. Hij is uitzinnig, maar praat moeilijk en gedraagt zich als een zonderling. En geen wonder ook.
Selkirk woont sinds september 1704 op het eiland, en als hij gevonden wordt, staat de kalender op 2 februari 1709. Vier en een half jaar heeft hij in een hutje geleefd, in de hoop dat er een schip langs zou komen.
Maar Selkirk heeft er destijds zelf voor gekozen om op het eiland aan wal te gaan.
Selkirk wil van de boot af
Voordat hij op zichzelf werd teruggeworpen, was Alexander Selkirk stuurman op de 16-kanonskaper Cinque Ports, die achter Spaanse schepen vol goud aan ging. De Cinque Ports verloor zijn kapitein bij Brazilië, en Thomas Stradling, pas 21 jaar oud, nam diens plaats in.

Na zijn verblijf op Más a Tierra werd Selkirk aan boord genomen van de kaper Duke, waar hij twee jaar bleef.
Kapers hadden een vergunning voor piraterij
Selkirk was een kaper – een door de koning gemachtigde piraat. Kapers mochten bijvoorbeeld koopvaardijschepen van de vijand aanvallen.
Piraten werden in de 17e en 18e eeuw door alle naties vervolgd, en de meesten stierven een gewelddadige dood. Maar in een oorlog kon piraterij een uitstekend wapen zijn tegen de vijand.
Aanvallen op koopvaardijschepen ondermijnden de economie van de tegenpartij, wat de oorlog kon verkorten. Daarom plunderden Europese staten in oorlogstijd elkaars handelsvloten en kustplaatsen.
Ze schakelden daar vaak rederijen en kapiteins voor in. In de zogeheten kaperbrief stond dat deze optraden namens de staat. Ze waren dus legale deelnemers aan de oorlog en mochten niet – in tegenstelling tot gewone piraten – zomaar terechtgesteld worden.
Met de kaperbrief konden piraten de schepen die ze aanvielen, in beslag nemen. En ook de lading namen ze mee. De hele buit, de prijs genoemd, werd overgedragen aan een ‘prijzenhof’, waarbij de staat het schip kon kopen en besliste of de prijs wel legaal was.
Het was een lucratieve handel. Zo hield een investeerder van de Duke, die Alexander Selkirk oppikte van zijn eiland, maar liefst 2755 pond over aan het schip – 61 maal een normaal jaarloon.
Alexander Selkirk, die thuis mot had en al op jonge leeftijd wegliep, was niet de makkelijkste in het contact, en hij en kapitein Stradling kregen al snel ruzie.
Na een mislukte aanval op een Frans schip ging de Cinque Ports naar Más a Tierra om de schade te laten herstellen. Selkirk vond dat het werk niet grondig genoeg was gedaan, en na een ruzie met kapitein Stradling vroeg hij of hij op het eiland kon worden afgezet.
Selkirk zou er later achter komen dat het de juiste beslissing was, want kort na zijn vertrek van de Cinque Ports zonk het schip, en de bemanning verdronk of werd gevangen genomen door de Spanjaarden.
Vrijplaats voor piraten
Más a Tierra was een bevoorradingspunt voor piraten en kapers. De zeelieden kenden het als een onbewoond eiland met zoet water, fruit en groenten die scheurbuik tegengingen, en vis en wild in overvloed.
Met zijn ligging vlak bij Chili was het eiland een geschikte basis voor de Engelse kapers die schepen en steden van dit Spaanse land aanvielen.

Het onbewoonde eiland van Alexander Selkirk, Más a Tierra, heet nu Robinson Crusoe-eiland – ter ere van de roman van Daniel Defoe en omwille van de toeristen.
Selkirk nam een paar dingen mee: kleren, instrumenten en boeken voor de navigatie, een mes en zijn bijbel. Uit het scheepsruim haalde hij een kapmes, een geweer, wat kruit en kogels, vuurgerei, voedsel en een kookpot.
Selkirk had al eens zeelieden op Más a Tierra opgepikt, dus hij verwachtte dat hij daar zelf hooguit een maand zou zitten en dan met een ander schip mee kon.
Ratten knagen aan zijn tenen
Aanvankelijk vreesde Selkirk voor roofdieren verder uit de kust van het eiland, dus bleef hij op het strand, leefde van schelpdieren en sliep in een grot.
Hij tuurde eindeloos naar de horizon, maar de bevrijdende aanblik van een schip bleef uit, en toen de eenzaamheid toesloeg, kreeg hij hevige spijt van zijn besluit.

Het onbewoonde eiland zat vol hongerige ratten die Selkirk beten als hij probeerde te slapen.
Het werd er niet beter op toen de zelfverkozen verschoppeling verder het eiland op moest, omdat hordes zeeleeuwen op het strand kwamen paren. Tot zijn opluchting bleken er op het eiland geen grote roofdieren te zijn.
Maar de ratten knaagden aan zijn tenen terwijl hij sliep. Dus ving Selkirk een paar katten – afstammelingen van scheepskatten die op het eiland waren achtergebleven – om de opdringerige knaagdieren te verjagen.
Achter de geiten aan
Verder het eiland op was er meer voedsel, en Selkirk vulde zijn dieet aan met wilde rapen, kool en peperkorrels om zijn eten op smaak te brengen. En hij ontdekte een groot aantal wilde geiten.
Selkirk zat al snel zonder kruit en kogels, dus om de geiten te pakken te krijgen, moest hij erachteraan en met een mes hun keel doorsnijden. Toen Selkirk zijn vreemde jachttechniek demonstreerde aan de zeelieden die hem kwamen redden, hielden ze hem niet bij.
Selkirks twee grootste zorgen waren dat hij ziek zou worden of dat er een schip voorbij zou komen zonder hem op te pikken. Daarom waagde hij zich nooit ver van Cumberland Bay, de baai waar hij aan land was gezet.

Al bijna 300 jaar komen schatzoekers naar het eiland. Hier is een groep aan wal gegaan in Cumberland Bay.
Schatzoekerij op Selkirks onbewoonde eiland
Een paar jaar nadat Selkirk was gered, kreeg het eiland een andere bezoeker – een Spaanse kapitein die een enorme schat op het eiland begraven zou hebben.
Het verhaal gaat dat er een enorme schat begraven ligt op het eiland Más a Tierra, dat later Robinson Crusoe-eiland werd genoemd. In 1715 – kort na de Spaanse Successieoorlog – nam de Spaanse admiraal Juan Esteban Ubilla y Echeverria naar verluidt deel aan een complot tegen de Spaanse troon.
Tijdens de rellen zou hij een enorme schat hebben geroofd. Sommige bronnen hebben het over goud en juwelen van de Spaanse kroon, andere over goud dat was gestolen van de Inca’s. De schat zou op het eiland begraven zijn.
De Engelse kapitein Cornelius Webb zou de schat in 1761 hebben gevonden, en wilde ermee naar Engeland varen. Maar door een storm moest zijn schip Unicorn terugkeren, waarna hij de schat weer verstopt zou hebben.
Sindsdien spitten schatzoekers het hele eiland door. Onlangs vroeg een Duits-Amerikaanse miljonair toestemming om te graven bij Puerto Ingles, vlak bij de grotten waar Alexander Selkirk onderdak vond.
Tot nu toe heeft echter niemand de schat gevonden.
En hij durfde de heuvels van het eiland niet te verkennen uit angst gewond te raken. Op een keer rende hij achter een geit aan die in een ravijn viel – en zelf vloog hij erachteraan.
Na een dag buiten westen te zijn geweest, werd hij wakker bovenop de dode geit, die zijn val gelukkig had gebroken. Hij moest anderhalve kilometer terug kruipen, en het kostte hem tien dagen om te herstellen.
Selkirk had geen zout om het geitenvlees te conserveren, dus hij hing het in de wind te drogen of rookte het. Hij wist ook een paar jonge geitjes te vangen, waarvan hij een pootje brak, zodat ze niet konden weglopen. Zo zou hij in geval van ziekte of slecht weer niet zonder voedsel komen te zitten.
Na enkele jaren op het eiland had hij zo veel eelt onder zijn voeten dat hij geen schoenen meer nodig had.
Na verloop van tijd begreep Selkirk dat de redding weleens lang op zich zou kunnen laten wachten, dus hij bouwde twee hutten van hout van peperbomen. Zijn vodden verving hij door geitenleren kleding – zijn vader was schoenmaker en leerlooier, dus het ambacht was hem met de paplepel ingegoten.
Hij maakte een nieuw mes uit oude banden van tonnen, die hij op het strand had gevonden. Maar nieuwe schoenen hoefde hij niet.
Na enkele jaren op het eiland had hij zo veel eelt onder zijn voeten dat hij geen schoenen meer nodig had.
Eindelijk gered
Toen er eindelijk een schip verscheen, was het Spaans, en als Britse kaper – die allerlei Spaanse schepen had geplunderd – kon Selkirk een gruwelijk lot tegemoetzien als de bemanning hem vond. Dus verstopte hij zich, en ook voor het volgende Spaanse schip.
Maar uiteindelijk meerden op 2 februari 1709 de twee Engelse schepen Duke en Duchess aan. Ze hadden een ruige tocht rond Kaap Hoorn achter de rug en waren op weg naar Más a Tierra om voorraden in te slaan.

Selkirks historie inspirerede sandsynligvis Daniel Defoe til i 1719 at skrive romanen om Robinson Crusoe.
Toevallig was een van Selkirks vroegere reisgenoten aan boord. Selkirk werd herkend en mocht met de Duke mee als kaper en stuurman.
Kort na zijn terugkeer publiceerden zowel Edward Cooke, onderofficier van de Duke, en Woodes Rogers, kapitein van de Duchess, boeken over de reis en Selkirks redding.
En in 1713 bracht het tijdschrift The Englishman een artikel over Alexander Selkirk – de zeeman werd een beroemdheid.
Crusoe was een succes
Selkirks verhaal zou hier kunnen eindigen, ware het niet dat Daniel Defoe in 1719 een van de eerste Engelse romans schreef: Robinson Crusoe, met als volledige Engelse titel The Life and Strange Surprizing Adventures of Robinson Crusoe. Het boek was meteen een succes.

Daniel Defoes skarpe pen kostede ham bl.a. en tur i gabestokken.
Crusoes ‘vader’ had een avontuurlijk leven
Daniel Defoe was mislukt als koopman, maar succesvol als schrijver. Hij belandde onder meer in de gevangenis en de politieke spionage.
Het leven van Daniel Defoe (1660-1731) leek wel uit een van zijn eigen romans te komen. Als zoon van een koopman probeerde hij allerlei ambachten uit, maar ging telkens failliet.
Maar Defoe was niet te stuiten. Vanaf eind 17e eeuw schreef hij ruim 30 jaar lang meer dan 2000 artikelen en verschillende boeken. Op zijn cv kon Defoe onder andere schrijven: spion voor de Whigs – een politieke partij – en journalist.
Hij had een scherpe pen die hem veel inkomsten opleverde – en vijanden. In 1702 publiceerde hij een satire waarin hij de draak stak met een predikant die eiste dat mensen van de Vrije Kerk gestraft werden. De schandpaal en de gevangenis waren Defoes deel.
Hij verschool zich overigens achter fantasievolle pseudoniemen, zoals: ‘Heliostrapolis, secretaris van de keizer van de maan’.
De roman volgt niet slaafs Selkirks ervaringen, maar speelt zich bijvoorbeeld af in het Caribisch gebied en niet in de Stille Oceaan. Crusoe zit 28 jaar op het eiland, maar komt wel andere mensen tegen.
De figuur Crusoe is waarschijnlijk samengesteld uit verschillende verslagen van gestrande zeelieden, maar vaststaat dat Selkirk een grote inspiratiebron was voor Defoe.
Selkirk had na de tocht met de Duke kunnen rentenieren, maar dat was waarschijnlijk niet de aard van het beestje. Een paar jaar later ging hij bij de Engelse marine, en in 1721 stierf hij in het harnas.