Francis Drake zit in de penarie op deze ochtend in september 1568.
Hij is de tweede in rang van een Engelse vloot van zes schepen die schuilen voor een zware storm in de kleine Spaanse kolonie San Juan de Ulúa.
Maar er zijn vier Spaanse oorlogsschepen naar het eilandje voor de Mexicaanse kust gekomen, en er breken gevechten uit.
In de haven vuren de kleine Engelse schepen hun kanonnen af op twee forse Spaanse galjoenen en de kleinere vaartuigen die ze begeleiden.
Het galjoen Almirante zinkt nadat een voltreffer de buskruitkamer heeft geraakt en alle munitie met een oorverdovende knal is ontploft.
Vervolgens richten de Engelsen hun geschut op een ander galjoen, maar dan gebeurt er iets op de wal.
Spaanse soldaten overmeesteren de mannen van Drake die de kustbatterij in de haven hebben bezet. De Spanjaarden richten de kanonnen op de Engelsen en vuren van dichtbij. Dat geeft de doorslag.
Slechts twee Engelse schepen weten te ontkomen, de rest valt in handen van de Spanjaarden. De 28-jarige Drake zit op een van de schepen die zijn ontsnapt en zweert wraak op de Spanjaarden.
De rest van zijn leven liet Drake geen kans voorbijgaan om de Spaanse koning te bestelen. Hij was voor de Spanjaarden de schrik der zeeën en kreeg van hen de bijnaam El Draque: de draak.
Drakes beroemdste reis voerde hem helemaal naar de Stille Oceaan, waar nog geen Engelsman was geweest.
Hij was uit op het galjoen met de angstaanjagende bijnaam Cacafuego (vuurschijter). Die zou een enorme schat aan boord hebben.
Engelsen voeren toneelstukje op
Francis Drake groeide op op het platteland van Devon en Kent in het zuidwesten van Engeland.
Zijn vader was boer en stuurde zijn kroost er al op jonge leeftijd op uit om geld te verdienen. Francis ging in de leer bij een schipper die met een klein vrachtschip op het Kanaal voer.
Toen de schipper stierf, ging Francis Drake aan de slag voor zijn achterneef John Hawkins, die meerdere schepen bezat en illegaal handel dreef met de Spaanse koloniën in Midden-Amerika.
Deze koloniën lagen ver van de drukbevaren handelsroutes en hadden vaak een tekort aan voorraden en slaven voor de plantages.
Hoewel ze officieel niet met Engeland mochten handelen, was het daarom des te verleidelijker om in te gaan op een aanbod van een Engelse avonturier.
Hawkins en anderen keerden er dan ook keer op keer terug.
Telkens moesten de kolonisten echter smoesjes verzinnen om straf te ontlopen als de Spaanse autoriteiten lucht kregen van de handel.
Als Hawkins en Drake met een laadruim vol slaven in een Spaanse kolonie aankwamen, gingen ze altijd op dezelfde manier te werk.
Eerst vroegen de Engelsen toestemming om hun waren te verkopen. Dat verzoek werd officieel afgewezen. Dan voerden ze een nepaanval uit op de stad en ‘beroofden’ ze de inwoners.
Voordat de Engelsen vertrokken, lieten ze een aantal slaven achter op het strand, waarvan de waarde gek genoeg precies gelijk was aan het bedrag dat ze hadden buitgemaakt.
Ze kwamen een aantal jaar weg met het toneelstukje, en Drake klom op en kreeg het bevel over een van Hawkins’ schepen.
In 1568 draaide de tocht in de Cariben echter uit op het bloedbad in het havenplaatsje San Juan de Ulúa.
Drake voelde zich verraden door de Spanjaarden. Beide partijen hadden een wapenstilstand gesloten en de Engelsen was een vrijgeleide toegezegd om weg te varen.
Maar de Spaanse commandant lapte het verdrag aan zijn laars.
De Engelsen die in San Juan waren gevangengenomen, werden geëxecuteerd of tewerkgesteld op de galeien, wat op de doodstraf neerkwam. Drake was met velen van hen bevriend.
Belust op wraak vroegen Hawkins en Drake de Engelse koningin Elizabeth om een kaperbrief en belastinggeld om schepen te bewapenen.
Kaperbrieven waren voor vorsten een makkelijke manier om hun slagkracht op zee te vergroten.
Door avonturiers toestemming te geven vijandelijke schepen te kapen, bracht de koningin de vijand een slag toe, en ze kreeg een deel van de opbrengst als compensatie voor de steun aan de kapers.
Voor mannen als Hawkins en Drake was een kaperbrief een soort levensverzekering: als ze werden gevangengenomen, zouden ze niet als piraten worden gezien, maar als soldaten.
Dan werden ze niet gedood, maar geruild tegen andere gevangenen.
In 1568 kregen de twee echter geen kaperbrief, want Engeland was niet in oorlog met Spanje.
Drake is uit op wraak en goud
Drake was echter niet voor één gat te vangen en haalde rijke edelen over om twee schepen ter beschikking te stellen voor een rooftocht in de Cariben. De investeerders kregen een deel van de buit.
De opbrengst van de reis in 1570 en 1571 was echter mager.
Maar Drake stak wel veel op over de routes die de Spanjaarden volgden, het aantal vijandelijke oorlogsschepen in het gebied en de locaties van de forten van de kolonisten, en van die kennis had hij de zeven jaar daarna veel profijt.
Zo ontdekte Drake dat goud en zilver uit de Pacifische kuststreek van Zuid-Amerika naar Panama werden gebracht en door muildierkaravanen over land naar de Atlantische kust werden vervoerd.
In 1573 beroofde hij zo’n karavaan in de jungle van Panama.
Hoewel hij het grootste deel van de schat moest begraven omdat hij werd belaagd door Spaanse soldaten, keerde hij terug met voor 20.000 Engelse pond aan goud en zilver. De geldschieters waren tevreden.
Drakes wraaklust was echter nog niet bekoeld, en hij hongerde onverminderd naar rijkdommen.
Maar hij besefte dat hij de Spaanse schatten op zee of in een haven moest buitmaken, zodat hij ze snel aan boord van zijn schip kon laden en zich uit de voeten kon maken voor de vijand hem in de kraag wist te vatten.
Een aanval op de Spaanse zilvervloot was echter niet aan de orde, hoewel die het goud en zilver vervoerde dat in een heel jaar was gewonnen in Midden- en Zuid-Amerika.
De zilvervloot bestond namelijk uit grote oorlogsschepen die in konvooi de oceaan overstaken.
De Engelsen die in San Juan waren gevangengenomen, werden geëxecuteerd.
Drake ging op zoek naar een plek waar de Spanjaarden zich volkomen veilig waanden: de Stille Oceaan.
Spanje en Portugal hadden nog maar net de route daarnaartoe gevonden.
Het plan klonk de rijkste Engelsen als muziek in de oren, en velen van hen staken geld in het project, onder wie een aantal adviseurs van koningin Elizabeth en vermoedelijk ook de vorstin zelf.
Zij zag haar kans schoon om Spanje een hak te zetten, dat aan haar stoelpoten zaagde en het katholicisme weer probeerde in te voeren in Engeland.
Het vertrouwen in Drake was groot toen hij op 15 november 1577 met vijf schepen vertrok uit Plymouth.
In totaal waren er 164 man aan boord, die geen loon zouden krijgen tijdens de tocht, maar net als de geldschieters een aandeel in de buit.
Vanwege een zware storm moest Drake echter schuilen in Falmouth, nog geen 70 kilometer van Plymouth.
Pas op 13 december begon de verre reis naar de Stille Oceaan echt.
Portugese loods wijst de weg
Hoewel Drake de Stille Oceaan had gezien vanuit een boomtop in Panama, had hij geen idee hoe hij er met zijn vijf schepen moest komen.
Het navigatieprobleem loste zichzelf echter op toen Drake een Portugees schip kaapte bij de Kaapverdische Eilanden voor de westkust van Afrika.
Naast duizenden flessen wijn had de Santa Maria ook de bekwame kapitein Nuno da Silva aan boord. Die kreeg opdracht om Drakes vloot veilig rond Zuid-Amerika te loodsen.
Het is niet bekend of Drake de Portugees dwong als loods te dienen of hem een vorstelijke beloning in het vooruitzicht stelde, want er zijn tegenstrijdige ooggetuigenverslagen.
Drake nam in elk geval de Santa Maria in beslag, en liet de rest van de Portugezen vrij.
Hij gaf hun zelfs voorraden en een zeewaardige boot mee om naar de dichtstbijzijnde haven te varen.
Eerst moest Da Silva de Engelse vloot de weg wijzen naar de Portugese kolonie in Brazilië.
Dat viel nog niet mee, want de Atlantische Oceaan liet zich van zijn onstuimigste kant zien, zo meldde een van Drakes zeelui: ‘We voeren door felle stormen met donder en bliksem.
Toen we uit Kaapverdië vertrokken waren, zagen we 54 dagen geen land. En het eerste land waarop we stuitten, was de Braziliaanse kust,’ schreef Francis Pretty.
Maar ze waren er nog lang niet. Nu moesten ze de punt van Zuid-Amerika zien te ronden.
Drake dacht dat dat continent vastzat aan een grote, onbekende landmassa in het zuiden (Antarctica) en dat je door een smalle zeestraat moest.
Gelukkig kende kapitein Da Silva de route die zijn landgenoot Ferdinand Magellaan 58 jaar eerder had gevonden.
Drake executeert muiter
In juni 1578 kwam de vloot aan in de natuurlijke haven Puerto San Julián in het zuiden van Argentinië.
Omdat de winter op het zuidelijk halfrond was begonnen, was het te gevaarlijk om door de Straat Magellaan te varen.
De schepen gingen voor anker en de bemanning moest de tijd zien te doden.
Ze waren ver van huis, en de laadruimen van de zes schepen waren nog leeg. De mannen werden onrustig en een opstand tegen Drake hing in de lucht.
Francis Pretty pakte het onderwerp met zijden handschoenen aan: ‘In deze haven stelde de generaal (Francis Drake, red.) een onderzoek in naar de daden van meester Thomas Doughty en oordeelde dat deze muiterij of een andere vorm van ongehoorzaamheid behelsden en de missie in gevaar brachten.’
Welke misdaad de edelman Doughty precies had gepleegd is niet bekend, maar sommige historici vermoeden dat hij van machtige leden van het Engelse parlement de opdracht had gekregen om te voorkomen dat Drake Spaanse schepen aanviel. Zo wilden ze een oorlog vermijden.
‘Toen we uit Kaapverdië vertrokken waren, zagen we 54 dagen geen land.’ Francis Pretty, zeeman op Drakes vloot
Om een voorbeeld te stellen veroordeelde Drake de muiter tot de dood, en Doughty ‘legde zwijgend zijn hoofd op het blok waar zijn leven beëindigd werd’, schreef Pretty.
In augustus vertrok de Engelse vloot richting het zuiden om de punt van Zuid-Amerika te ronden.
Maar slechts drie van de schepen waren zeewaardig genoeg om de Stille Oceaan te kunnen bevaren, die ze 16 dagen later bereikten.
Drake en zijn bemanning waren de eerste Engelsen die de oceaan met de misleidende naam zagen. Het spookte er flink.
52 dagen lang werden de vaartuigen door orkanen naar het zuiden geblazen, en ze raakten elkaar kwijt.
De Marigold zonk met iedereen aan boord, en de kapitein van de Elizabeth koos eieren voor zijn geld en voer terug door de Straat Magellaan nadat hij de anderen uit het oog had verloren.
In november luwden de winden iets en kon Drake met het laatste overgebleven schip, de Golden Hind, langs de Zuid-Amerikaanse westkust naar het noorden varen.
De kleine Spaanse koloniën daar verwachtten geen vijanden en werden overrompeld.
Spanjaarden verwelkomen kapers
Het havenstadje Valparaíso in het huidige Chili was het eerst aan de beurt.
Er lag een klein Spaans schip voor anker in de baai bij de stad. ‘De bemanning dacht dat we Spanjaarden waren en onthaalde ons met tromgeroffel en een kan Chileense wijn,’ schreef Pretty.
Drakes mannen namen het schip in en plunderden vervolgens de stad.
‘We drongen een kapelletje binnen en vonden een zilveren kelk, twee kannen en een altaardoek,’ vertelde Pretty.
In het buitgemaakte Spaanse schip lagen bovendien 25.000 gouden peso’s.
Met het vaartuig op sleeptouw gingen de Engelsen verder naar het noorden, en in de volgende haven, Arica, was het van hetzelfde laken een pak. Er lag een schip met een halve ton zilver aan boord.
Don Francisco de Toledo, de onderkoning van Spaans-Zuid-Amerika, schreef een brandbrief aan de Spaanse koning: ‘Engelse piraten hebben de La Capitana overvallen en meer dan 20.000 gouden peso’s en ruim 1700 kannen wijn geroofd uit het laadruim.’
De aanvallen op de Spaanse havens waren een race tegen de klok. Telkens als een stad was geplunderd, werden er koeriers te paard naar naburige plaatsen gestuurd om die te waarschuwen.
Toen de Engelsen even moesten stoppen voor reparaties aan de Golden Hind, was het verrassingselement weg. De volgende stad had de rijkdommen verstopt.
Maar toen kreeg Drake een buitenkans, die hij toeschreef aan zijn rotsvaste geloof in de anglicaanse kerk.
Tijdens een verhoor liet de kapitein van een klein Spaans schip zich ontvallen dat de Nuestra Señora de la Concepción in El Callao verder naar het noorden onmetelijke rijkdommen aan boord had.
Het schip had de bijnaam Cacafuego, vuurschijter, maar van die onheilspellende koosnaam trok Drake zich niets aan. Hij zette vastberaden de achtervolging op het goudgaljoen in.
Drake wist dat de Cacafuego een voorsprong van drie dagen had, maar geregeld een haven zou aandoen op zijn 2300 kilometer lange tocht naar Panama.
De Engelsen waren er dan ook van overtuigd dat ze het schip konden inhalen als de uitkijken het in het oog hadden.
De Golden Hind zette alle zeilen bij, en zonder dat de Cacafuego iets doorhad, werd de afstand tussen de vaartuigen steeds kleiner.
Op 1 maart riep de uitkijk: ‘Zeil in zicht!’
‘We zijn Engelsen, strijk de zeilen of we jagen jullie naar de kelder!’ Francis Drake, 1 maart 1579
List en bedrog
Doordat de Golden Hind licht was en grote zeilen had, liep hij snel in op het goudgaljoen – een beetje te snel volgens Drake.
Als het zo doorging, zouden de Engelsen de Cacafuego op klaarlichte dag naderen en zouden de kanonnen van de Golden Hind glinsteren in de zon.
Hij gokte dat het galjoen de laatste haven, El Callao, had verlaten voordat het nieuws over de Engelse piraten er was doorgedrongen.
Als dat klopte, zou de kapitein ervan zijn schip ook zien als een Spaans galjoen op weg naar Panama.
Drake beval zijn mannen een paar wijnvaten als drijfankers in zee te gooien.
Daardoor minderde de Golden Hind vaart zonder een of meer zeilen te hoeven strijken. Dat zou zeker argwaan hebben gewekt bij de Spanjaarden.
Negen uur later, toen de schemering inviel, naderde Drake de Cacafuego aan bakboordzijde.
Hij stuurde gewapende mannen een bootje in en sleepte dat achter zich aan. De Spanjaarden konden de piraten, die de enterhaken in de aanslag hadden, niet zien.
‘Wie zijn jullie?’ riep een van de officieren van de Cacafuego toen de Golden Hind langszij kwam varen.
Drake beval een Spaanse gevangene te antwoorden: ‘Een schip uit Chili van kapitein Miguel Angel.’
Op het laatste moment stuurde Drake het bootje met de enterhaken naar de stuurboordzijde van het Spaanse goudgaljoen en riep: ‘We zijn Engelsen, strijk de zeilen of we jagen jullie naar de kelder!’
De bemanning van de Cacafuego stond als verlamd op het dek, maar de kapitein gaf zich niet zomaar gewonnen.
‘Kom het zelf maar doen als je durft!’
Volgens Pretty was er echter niet veel voor nodig om de Spaanse kapitein op andere gedachten te brengen.
‘Rond zes uur kwamen we langszij en vuurden we drie schoten af, waardoor de bezaansmast brak.’
De Spaanse zeelieden zochten hun toevlucht onderdeks. Alleen de kapitein stond op de brug toen de Engelsen aan boord klommen, en hij had geen keus en moest zich aan hen overgeven.
‘We troffen grote rijkdommen aan – juwelen en edelstenen. 13 kisten vol Spaanse dukaten, 80 pond goud en 26 ton zilver,’ somde Pretty op.
De buit was zo groot dat het de piraten vier dagen kostte om het laadruim te legen en de schatten over te varen naar de Golden Hind.
Drake moest zijn ballast in zee gooien en vervangen door de zilverstaven uit de Cacafuego om plaats te maken voor de hele buit.
19 maanden onderweg naar huis
Ruimhartig stond Drake de Spaanse kapitein en zijn bemanning toe de Cacafuego naar de kust te varen, en ze kregen zelfs proviand en een cadeautje van El Draque als compensatie voor het ongemak.
Binnen de kortste keren zouden alle Spaanse schepen op de Stille Oceaan op zoek zijn naar de Golden Hind en Drake, die naar verluidt een magische spiegel had om de goudgaljoenen op te sporen.
Drake wilde eerst ten noorden van Amerika doorsteken. Ter hoogte van Nicaragua kaapte hij nog een schip, dat kaarten van de route naar de Filipijnen en een stuurman die de weg naar China kende aan boord had.
Toch bleef de Golden Hind noordwaarts langs Mexico varen en ging Drake aan land in Californië, dat hij opeiste in naam der koningin.
Hij vond echter geen route om Noord-Amerika heen en besloot de Stille Oceaan over te steken.
Maar eerst vulde hij het proviand aan met zeeleeuwen, die zijn mannen bij het huidige San Francisco schoten.
68 dagen lang zagen de Engelsen geen land en brandde de zon genadeloos op het dek.
De opluchting was dan ook groot toen de uitkijk op een dag de contouren van een eiland zag, dat volgens de zeekaarten 500 kilometer ten oosten van de Filipijnen lag. Mogelijk was het Palau.
Micronesische stamleden voeren met hun kano’s naar de Golden Hind en ruilden vers fruit voor messen en andere spullen.
Daarna zette Drake koers naar de mythische Molukken, waar kostbare specerijen groeiden.
Na zes ton kruidnagels en gember te hebben geladen bij de eilanden van het huidige Indonesië, liep de Golden Hind bij Celebes op een klip.
De helft van de specerijen en twee kanonnen werden overboord gegooid, maar pas toen het flink ging waaien, kwam het schip los.
Via de Indische Oceaan en Kaap de Goede Hoop kwamen Drake en 59 mannen op 26 september 1580 in Engeland aan – twee jaar en 10 maanden nadat ze waren vertrokken.
Drake had niet alleen een enorme schat buitgemaakt, maar was ook als derde om de wereld gevaren.
Toch vroeg hij zich af of de koningin hem zou onthalen als held of als misdadiger.