De Indiase kustplaats Calicut gonst van de activiteit. Kooplui uit China en de Arabische wereld zijn er om specerijen te verhandelen. En sinds de herfst van 1500 is er nog een nationaliteit aanwezig: Portugezen, die goed betalen voor peper, kardemom, kaneel, gember, kruidnagels en kurkuma.
Specerijen zijn felbegeerd en kostbaar in Europa, en de Portugese zeelieden en soldaten in Calicut hebben een opdracht gekregen van hun koning, Manuel I: koop zoveel specerijen als je kan en breng ze veilig naar huis.
Het is ruim drie maanden geleden dat er zes Portugese schepen arriveerden in de Indiase stad, onder leiding van kapitein Pedro Álvares Cabral. Sindsdien zijn ze een klein fort aan het bouwen. Vandaag, 16 december 1500, zit Cabral echter op zijn schip buiten de haven plannen te smeden.
Een dag eerder heeft hij een Arabische koopvaarder geconfisqueerd met een olifant aan boord. Dat exotische dier wil hij graag aan de samorijn geven, de heerser van Calicut, om een wit voetje bij hem te halen.
‘We vaagden een oneindig aantal mensen weg en legden de stad in puin. Ze beantwoordden de aanval vanaf de kust, maar hun beschietingen waren zeer zwak.’ Portugese zeeman over de aanval op Calicut
Het schip en de olifant waren van de rijke Arabische koopman Cogecem Micide, en hij is woedend, want de Portugezen bedreigen zijn handel en gedragen zich alsof ze de baas van de hele wereld zijn. Cogecem ziet maar één oplossing: Cabral en zijn mannen moet een lesje geleerd worden.
Die middag trekken 3000 mannen met zwaarden en pijl-en-bogen daarom onder aanvoering van Cogecem naar het Portugese fort. De Arabieren komen makkelijk langs de 3 meter hoge palissaden, en de Portugezen zijn kansloos.
In no time doden de moslims 50 Portugezen. De rest weet de stad te ontvluchten, en een handjevol bereikt zwemmend de Portugese schepen om over de aanval te vertellen. Als Cabral van het bloedbad hoort, ontsteekt hij in woede, want de vorst van Calicut heeft de Portugezen bescherming beloofd. De 33-jarige zeevaarder twijfelt geen moment: de aanval moet vergolden worden. De Arabieren en de Indiase heerser zullen weten met wie ze te maken hebben.
Portugal had een specerijenimperium
In het kielzog van de expeditie van Pedro Álvares Cabral zette Portugal handelsposten op langs de hele Indiase westkust. Zo kwam het monopolie op de specerijenhandel in andere handen.
1498: Vasco da Gama bereikt India
Op 8 juli vertrekt Vasco da Gama uit Lissabon om een zeeroute naar India te zoeken. Dat lukt, en op 20 mei 1498 komt hij aan in Calicut.

1501: Handelspost opgezet
De zeevaarder João da Nova zet een van de eerste Portugese handelsposten op in Kannur. Onderweg ontdekt hij de eilanden Ascension en Sint-Helena.

1505: Zeevaarder ontdekt Sri Lanka
De Portugees Lourenço de Almeida bereikt als eerste Europeaan Sri Lanka ten zuidoosten van India. De volgende decennia nemen de Portugezen de handel op het eiland over.

1510: Goa veroverd op de moslims
Admiraal Afonso de Albuquerque verovert de stad Goa op de Arabieren, die een van de belangrijkste handelsposten in Azië wordt. Goa blijft zelfs Portugees tot 1961.

1512: Portugal verovert Specerijeneilanden
De Portugese zeevaarder Francisco Serrão verovert de Molukken. De nu Indonesische eilanden, bekend om kruidnagels en nootmuskaat, krijgen de bijnaam Specerijeneilanden.

Portugal wil monopolie doorbreken
Pedro Álvares Cabral wist best dat hij het waarschijnlijk aan de stok zou krijgen met de Arabieren toen hij naar Calicut kwam. De moslims beheersten de handel tussen Europa en Azië sinds de Ottomaanse verovering van Constantinopel in 1453. Maar al 46 jaar later zou het monopolie doorbroken worden toen de Portugese zeevaarder Vasco da Gama in juli 1498 terugkeerde met het bericht dat hij de zeeweg naar India langs de zuidpunt van Afrika had gevonden.

Manuel I van Portugal was er veel aan gelegen om het Arabische monopolie op de specerijenhandel te doorbreken.
De Portugese koning Manuel I zag zijn kans schoon om in de Aziatische specerijenhandel te springen. Op 9 maart 1500 zetten 13 schepen koers van de Taag ten zuiden van zijn hoofdstad Lissabon naar India. De vloot stond onder aanvoering van Pedro Álvares Cabral en was geladen met goud en zilver om de specerijen mee te betalen.
1500 mannen vertrekken
De keuze voor Pedro Álvares Cabral als leider van de missie was op het eerste gezicht een bijzondere. De 33-jarige edelman had geen ervaring als zeevaarder, maar zijn familie was zeer loyaal aan het koninklijk huis. Bovendien was Cabral bevriend met Vasco da Gama, en die had de koning aangeraden om de landrot aan het hoofd van de expeditie naar India te plaatsen.
En Vasco da Gama had die aanbeveling niet voor niets gedaan, want toen hij op 20 mei 1498 Calicut had aangedaan en bij de samorijn in het gevlij had proberen te komen, moest hij onverrichter zake afdruipen.

De Portugezen verkenden in de 16e eeuw de wereldzeeën met hun karveels.
Da Gama, de zoon van een eenvoudige ridder, was ervan overtuigd dat een edelman van het kaliber van Cabral beter tot een vergelijk met de samorijn zou kunnen komen.
Koning Manuel was het daarmee eens, en de kersverse zeevaarder kreeg hulp. Ervaren Portugese navigators en kapiteins stonden aan het roer van de 12 schepen die samen met Cabrals vlaggenschip de vloot vormden. Om de zeilen te hijsen, de dekken te schrobben en de islamitische vijanden te verslaan, waren er 1500 man aan boord, onder wie 700 soldaten.
Helft van de vloot gaat ten onder
De reis naar Calicut kostte zes maanden: op dat moment de langste expeditie ooit. Dat kwam vooral doordat Cabral afweek van de route die Da Gama had genomen langs de westkust van Afrika door verder naar het westen te gaan. Op 22 april kreeg de vloot land in zicht, dat Cabral Ilha de Vera Cruz (eiland van het ware kruis, want hij dacht dat het een eiland was) noemde. We kennen het nu als Brazilië.

Op weg naar India ontdekte Cabral bij toeval Brazilië.
Brazilië bij toeval ontdekt
Om onbekende redenen week Pedro Álvares Cabral af van de route naar India van Vasco da Gama en voer hij richting Zuid-Amerika. De omweg leidde tot de ontdekking van Brazilië.
Toen Pedro Álvares Cabral in 1500 naar India vertrok, week hij af van Vasco da Gama’s route. De reden dat Cabral een westelijker koers uitstippelde is onbekend, maar er zijn meerdere theorieën over. Mogelijk was het een idee van de navigators, die hoopten dat de omstandigheden om te zeilen gunstiger waren. Het is ook denkbaar dat Cabral de onbekende wateren wilde verkennen in de hoop een nieuw land te vinden dat Portugal kon opeisen.
Het staat in ieder geval vast dat de afwijking tot een van de grootste ontdekkingen aller tijden leidde. Op 21 april kregen Cabrals schepen land in zicht, en twee dagen later gingen ze voor anker bij het land dat we nu Brazilië noemen. Cabral gaf het nieuwe land de naam Ilha de Vera Cruz (eiland van het ware kruis) en stuurde een kleiner schip terug naar koning Manuel met een paar oorspronkelijke bewoners aan boord. Het land werd geleidelijk bevolkt door arme Portugezen die op rijkdom hoopten en door edelen die koloniale rechten kregen van de kroon.
Op 3 mei vervolgde Cabral zijn reis naar India, en tegen het eind van de maand kwam de vloot in hevig noodweer terecht, waarin de helft van de schepen verging.
De overlevenden van de Portugese delegatie kwamen op 13 september 1500 aan in Calicut. Die stad was al sinds de 13e eeuw de belangrijkste handelspost van India: Arabische en Chinese kooplui exporteerden er specerijen. Maar vanaf de 15e eeuw domineerden vooral Arabische handelaren uit Syrië en Egypte de handel in de ‘Specerijenstad’ en waren de Chinezen grotendeels verdrongen.
Arabieren vallen handelspost aan
De kustplaats was dus een centrale handelspost in het zuidelijke deel van Azië, en als de Portugezen het Arabische monopolie op de specerijenhandel zouden kunnen doorbreken, kon het Europese landje met 1,1 miljoen inwoners een economische grootmacht worden. Om zijn aankomst niet onopgemerkt voorbij te laten gaan, liet Cabral de scheepskanonnen afvuren.
‘We gingen buiten de stad voor anker en vuurden met onze artillerie in de lucht, wat de Indiërs met eerbied en vrees aanschouwden, en ze zeiden dat niemand dan God de macht over hen heeft,’ schreef een anoniem bemanningslid in zijn dagboek.
Zoals Vasco da Gama al voorspeld had, wist Cabral de samorijn van Calicut in te palmen. Na een paar weken van regelmatige audiënties, waarbij hij de heerser juwelen en fijne stoffen schonk, kreeg de Portugees toestemming om een handelspost te bouwen in de stad.

De heerser van Calicut ontving Cabral regelmatig en kreeg fraaie stoffen en edelstenen van hem.
De Arabische kooplieden wonden zich op over het besluit van de vorst, en toen Cabral het schip van de machtige koopman Cogecem Micide had geconfisqueerd, kwamen ze in actie. Op 16 december vielen Arabische soldaten de Portugese handelspost binnen en doodden ze 50 man.
Cabral wachtte vergeefs op excuses en een verklaring van de samorijn, die de veiligheid van de Portugezen had gegarandeerd. Na een dag besloot de kapitein in de tegenaanval te gaan en niet alleen de Arabieren, maar de hele stad een lesje te leren.
Calicut wordt gebombardeerd
Cabral begon op 17 december aan zijn tegenoffensief door zijn mannen te bevelen 10 Arabische koopvaarders te enteren die buiten de stad voor anker lagen. Gewapend met musketten en zwaarden wisten de Portugezen de Arabieren eenvoudig te overrompelen. Al snel waren de bemanningsleden dood en was hun lading in Portugese handen. Het anonieme bemanningslid van Cabral beschreef de actie:
‘We slachtten tussen de 500 en 600 mannen af en namen 20 of 30 man gevangen die zich in de laadruimen hadden verstopt. We namen alle waardevolle voorwerpen mee uit de schepen. In een ervan zaten drie olifanten, die we doodden en opaten. Toen we de schepen hadden leeggehaald, staken we ze in brand.’

Hoewel hij een echte landrot was, kreeg Cabral de leiding over een Portugese vloot van 13 schepen die specerijen uit India moest halen.
De volgende dag ging de vloot dichter bij de kust voor anker om de stad te bestoken. De Portugese schepen hadden elk vier zware kanonnen, zes lichte kanonnen en 10 tot 12 draaibassen. Het bombardement was hevig en richtte volgens het naamloze bemanningslid grote schade aan:
‘We vaagden een oneindig aantal mensen weg en legden de stad in puin. Ze beantwoordden de aanval vanaf de kust, maar hun beschietingen waren zeer zwak.’
Andere stad verkoopt specerijen
Met het bombardement op Calicut had Cabral de aanval van de Arabieren vergolden, maar hij had nog bijna geen specerijen in zijn laadruim. Daarom voer hij met zijn schepen door naar de havenplaats Cochin. Die viel onder het bewind van Calicut, maar de heerser, Unni Goda Varma, haatte de samorijn. Hij zag in de Portugezen een kans om zelfstandiger te worden en gaf hun daarom toestemming om handel te drijven.
Toen Cabral op 16 januari 1501 koers zette naar Portugal, had hij zijn laadruimen vol peper, kaneel en andere kostbare specerijen. Hoewel de helft van de schepen onderweg verloren was gegaan, zag koning Manuel de expeditie als een groot succes toen Cabral op 23 juni 1501 aankwam in het Portugese Cascais. De opbrengst van de specerijen maakte het verlies van de schepen meer dan goed, en Cabral had laten zien dat Portugal een graantje kon meepikken in Azië.

Pedro Álvares Cabral ligt begraven in een kerk in het Portugese Santarém – een heel eind van de kust.
Cabrals aanval op Calicut vormde het startschot van een oorlog tussen Portugal en de Indiase handelsplaats, die op 1503 een hoogtepunt bereikte toen Vasco da Gama terugkeerde met 15 schepen en 800 soldaten om de aanval op de inmiddels verwoeste handelspost nogmaals te vergelden. Het Portugese leger maakte een schip van de samorijn buit en doodde de 200 opvarenden. Pas in 1513 kwam er een vredesverdrag met de heerser van Calicut toen de Portugese zeevaarder Afonso de Albuquerque er een fort mocht bouwen om handel te drijven.
Om onduidelijke redenen kreeg Pedro Álvares Cabral nooit meer de leiding over een vloot. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in de provincie Beira Baixa, ver landinwaarts in Portugal.
MEER OVER PEDRO ÁLVARES CABRAL
William B. Greenlee, The Voyage of Pedro Álvares Cabral to Brazil and India, Taylor and Francis, 2010
James R. MacClymont, William B. Greenlee & Pero Vaz de Caminha, Pedro Cabral, Viartis, 2009