In het flikkerende schijnsel van een kaars zat William Dampier over zijn papieren gebogen, schrijvend met zijn ganzenveer.
Hij sloeg geen acht op zijn lallende makkers die een paar meter verderop op het dek in een kringetje zaten en de fles brandewijn doorgaven terwijl ze elkaar sterke verhalen vertelden over hun tochten.
Op deze avond in september 1683 beschreef Dampier de vogels die hij die dag had gezien bij de Kaapverdische Eilanden voor de kust van West-Afrika.
In opperste concentratie noteerde hij alle details: de flamingo’s zagen er ongeveer uit als een reiger, maar waren groter en roodachtig van kleur.
Van een afstandje kon je een groep flamingo’s voor een muur aanzien, zo schreef hij, ‘want hun veren leken wel nieuwe, rode bakstenen’.
Nadat hij het uiterlijk van de vogels had beschreven, ging Dampier in op hun culinaire kwaliteiten. Als doorgewinterde zeebonk leed hij regelmatig langere tijd honger, en dan ging ook een onbekende, exotische vogel er altijd wel in.
‘Het vlees is mager en zwart, maar smaakt goed. Achter op de tong zit een klompje vet dat heerlijk is – een bord met flamingotongen zou het prima doen op de koninklijke dinertafel,’ merkte de 32-jarige Britse piraat op.
Sinds hij op zijn 14e voor het eerst was vertrokken uit zijn geboortedorp East Coker in het zuidwesten van Engeland, had de ranke Dampier zijn tanden in van alles en nog wat gezet: van beschuit met wormen en boterzachte avocado’s tot taaie reuzenschildpadden die hij bij de Galapagos-eilanden had gevangen.
Maar niets kon tippen aan de delicatesse die hij een paar uur eerder had binnengehaald. Dampier kreeg niet de kans om lang te mijmeren.
Het geklets van zijn kameraden was inmiddels uitgedraaid op een verhitte discussie, en Dampier werd erbij geroepen om de gemoederen tot bedaren te brengen.
Voordat hij zich bij de anderen voegde, rolde hij zijn papieren zorgvuldig op en stak hij ze in een koker van bamboe, die hij verzegelde met was.
Kolonisten laten piraten in de steek
Veel van de 70 piraten op het Britse schip Revenge waren boos. Ze eisten dat het vaartuig rechtsomkeert zou maken om de Atlantische Oceaan over te steken en terug te varen naar hun oude vertrouwde jachtterrein in het Caribisch gebied.
Anderen, onder wie kapitein John Cook, wilden liever blijven waar ze waren in afwachting van een grote buit. Dampier koos de kant van de kapitein.
Vier jaar had hij met wisselende bendes de diepblauwe wateren bij de Caribische eilanden en langs de Zuid-Amerikaanse kust onveilig gemaakt. Hij had Spaanse havens overvallen en zwaarbeladen galjoenen leeggeroofd.
Maar de laatste paar jaar was het lastiger geworden om in dit gebied rond te komen als piraat, want de Spanjaarden verdedigden hun drijvende schatkamers steeds beter, en de zeerovers werden met de nek aangekeken en verdreven door hun vroegere samenwerkingspartners.
In het begin van de kolonisatie van het Caribisch gebied hadden de Britten, Fransen en Nederlanders de buit van de piraten maar wat graag in ontvangst genomen, maar nu hadden de kolonisten de piraten de rug toegekeerd.
Voorbij waren de tijden dat de zeerovers werden gezien als heldhaftige frontsoldaten die iets afsnoepten van de rijkdommen die de Spanjaarden zich hadden toegeëigend.
Er waaide inmiddels een nieuwe wind: de koloniale handelaren hadden de waarde van vreedzame handelsbetrekkingen ingezien, en de anarchie in het Caribisch gebied was langzaam maar zeker aan het plaatsmaken voor rust en orde.
Voor de piraten was een van de gevolgen dat ze de belangrijkste basis voor hun rooftochten, Port Royal op Jamaica (het huidige Kingston), kwijt waren.