Moedige sloeber verkent Arabië
De Italiaan Ludovico di Varthema wilde net zo’n beroemde ontdekkingsreiziger worden als Columbus. Hij had geen geld of connecties om aan een schip te komen, maar was goed van de tongriem gesneden.

In Sri Lanka zag Ludovico ‘de voetafdruk van Boeddha’, zoals lokale boeddhisten de holte in het zand noemden.
De Arabier kijkt wantrouwig naar de krijger die voor hem staat. De man ziet er net zo uit als de andere soldaten die in de zomer van 1503 een karavaan van islamitische pelgrims naar Mekka escorteren, maar toch klopt er iets niet.
‘Waar kom jij vandaan?’ vraagt hij.
‘Ik ben een Moor,’ zegt de krijger. Maar hij spreekt de woorden uit op een vreemde en tegelijk bekende manier.
‘Je liegt,’ sist de Arabier en hij wijst op de lichte huidskleur van de man.
‘Ik zweer op Mohammeds hoofd, ik ben een Moor,’ houdt de krijger vol.
De woorden maken geen indruk op de Arabier. Hij trekt de man terzijde en gaat over op het Italiaans, dat hij kent van zijn zakenreizen naar Genua en Venetië.
De mysterieuze krijger antwoordt in dezelfde taal, want het is inderdaad een Italiaan. Maar hij benadrukt dat hij zich heeft bekeerd tot de islam en nu tegen de christenen vecht. Die woorden klinken de Arabier als muziek in de oren.
Ludovico di Varthema uit Italië ziet hoe het wantrouwen van de Arabische handelaar langzaam wegebt. De man zal hem waarschijnlijk niet verraden.
Misschien kan hij de zakenman zelfs overhalen om hem te helpen bij zijn avontuurlijke reis. Ludovico is namelijk ontdekkingsreiziger en hij wil plekken bezoeken waar nog nooit eerder een Europeaan is geweest.
Columbus is zijn grote idool
De tijd van de ontdekkingsreizen was begin 16e eeuw in volle gang, en ook Ludovico had de reiskoorts te pakken.
Vasco da Gama had pas de zeeweg naar India ontdekt en Christoffel Columbus was in Midden-Amerika aan land gegaan. Europese waaghalzen voeren uit om de wereld in kaart te brengen en werden bij terugkeer vaak als helden onthaald.
Het was Ludovico’s droom om ook onbekende werelddelen te ontdekken. ‘Het verslag van één ooggetuige is waardevoller dan tien geruchten,’ vond hij.
Het is niet precies bekend wat de achtergrond van Ludovico was. Historici weten alleen dat hij uit Bologna in het noorden van Italië kwam, vrouw en kinderen had en waarschijnlijk soldaat was.
Anders dan Columbus, die connecties had met leden van het koningshuis die schepen en soldaten konden leveren, moest Ludovico di Varthema op eigen houtje de wereld in trekken. En dat deed hij.
Eind 1502 vertrok hij uit Venetië als passagier op een koopvaardijschip.
‘We hesen de zeilen en hoopten op een gunstige wind en nadat we hadden gebeden, gingen we de zee op,’ schreef Ludovico in zijn dagboek.
Het schip voer naar Egypte, vanwaar de Italiaan door wilde naar Syrië, dat de toegangspoort naar de moslimwereld vormde.
Hier begon de zijderoute, die de landen rond de Middellandse Zee verbond met Arabië, Perzië, India en China.
Vrouwenverkrachtingen in Damascus
Ludovico kwam aan in Beiroet en ging aan land. De komende maanden zou hij over land reizen en zijn eerste doel was de stad Damascus.
‘Het is nauwelijks in woorden te vatten hoe mooi en groots Damascus is, waar ik een aantal maanden woonde om de taal van de Moren te leren.
Deze stad wordt bewoond door Moren, mammelukken en Griekse christenen,’ aldus Ludovico.
Vooral de angstaanjagende mammelukken interesseerden hem. Dit waren slavensoldaten die hun christelijke geloof hadden afgezworen om te leren vechten en een hoge status in de maatschappij te bereiken.
Ze waren rijk en hadden zich een aantal privileges toebedacht. Eén ervan was het recht om voorname dames op straat staande te houden, een herberg binnen te slepen en daar te verkrachten.
Niemand durfde hier iets tegen te doen. Maar om het slachtoffer te ontzien mocht ze haar sluier ophouden, zodat ze anoniem was.
Daardoor kon zo’n weerzinwekkende verkrachting een bizarre wending krijgen, vertelde Ludovico.
‘Soms dacht een mammeluk dat hij de dochter van een machtig heer te pakken had, maar was het zijn eigen vrouw.’
De rijke mammelukken konden het zich veroorloven om hun vrouwen als edelvrouw gekleed te laten gaan.
Samen met deze elitetroepen kon Ludovico verder reizen. Hij kocht een officier om die een karavaan naar Arabië moest begeleiden.
Niet lang daarna maakte de Italiaanse avonturier deel uit van een gewapend leger van mammelukken te paard.
‘In 1503, op de achtste dag van april, was de karavaan klaar om naar Mekka te reizen,’ schreef de Italiaan.
Zijn avontuur in onbekend gebied ging nu dan echt beginnen. Met 60 mammelukken om zich heen reisde Ludovico 40 dagen in zuidelijke richting.
Onderweg ontdekte hij hoe gevaarlijk zijn vermomming was. De karavaan werd meerdere malen overvallen door Arabische stammen die de reizigers wilden beroven.
Elke keer lukte het de escorte om de belagers weg te jagen, want niemand was beter met boog en sabel dan de mammelukken.
God heeft Mekka vervloekt
De pelgrimsroute leidde door het Heilige Land en Jeruzalem, waar veel Europese christenen naartoe gingen op bedevaart. Maar als kind van de renaissance ging het Ludovico er meer om dat hij al gauw in Mekka zou zijn.
De heilige moslimstad was voor christenen ontoegankelijk, en in Europa kende men deze alleen van horen zeggen. Tijdens de laatste etappe passeerde de karavaan Medina, met het graf van Mohammed.
Hier kon Ludovico zelf constateren dat de overleden profeet niet in de lucht zweefde, zoals sommige christenen hardnekkig beweerden.
Eindelijk kwam de karavaan aan in Mekka, dat indruk maakte op Ludovico door zijn grote, dure huizen. Maar hij zag al snel de gebreken van de stad.
‘Volgens mij is de stad vervloekt door God, want in het land eromheen groeit helemaal niets: geen gras, bomen of wat dan ook,’ schreef de avonturier.
‘De inwoners lijden onder het gebrek aan water.’ Ook vormden de duizenden duiven, die graan, rijst en groente verslonden op de marktpleinen, een plaag.
Het was de mensen namelijk verboden om de vogels te doden, omdat die naar verluidt afstamden van een duif die tegen Mohammed had gesproken.
In India zag Ludovico rijke vorsten die op een olifant reden.
Ludovico deserteert
Toen hij Mekka had gezien, was Ludovico klaar om door te reizen naar nog verdere oorden. Maar eerst moest hij zien af te komen van de mammelukken, die met een nieuwe karavaan teruggingen naar Damascus.
Daarbij kwam de ontmoeting met de Arabische zakenman hem goed van pas. Ludovico overtuigde de man ervan dat hij ondanks zijn Italiaanse achtergrond een vrome moslim was. Deze leugen leidde tot nog meer leugens.
‘Ik vertelde hem dat ik de beste kanongieter ter wereld was,’ pochte Ludovico in zijn verslag. Hij was zelfs zo goed dat de christenen in Mekka hem bedreigden en hij er niet veilig was.
Daarom wilde hij door naar India, om daar de machtige islamitische vorsten bij te staan tegen plunderende Portugese vloten.
De koopman slikte het verhaal en verborg Ludovico in zijn huis totdat de mammelukken waren vertrokken.
Toen kon hij naar de Rode Zee reizen, die tot zijn verbazing helemaal niet rood was. Hier koos hij weer het ruime sop.
Het kostte Ludovico veel omwegen om India te bereiken. Hij had geen geld, dus zijn route werd bepaald door wie hij met zijn praatjes kon paaien.
Op deze manier verkende de Italiaan het Arabisch schiereiland en Somalië. Hij observeerde de plaatselijke bewoners en leerde hun levenswijze kennen en de producten die ze maakten en verkochten.
Vanuit Arabië reisde hij verder naar Perzië, waar hij het geluk had een zielsverwant tegen het lijf te lopen.
Het was 1504 en Ludovico was al twee jaar op reis, toen hij de koopman Cazazioner ontmoette in de Perzische stad Shiraz. Hij werd meteen herkend.
‘Hé, wat doe jij hier? Was jij niet een tijdje geleden in Mekka?’ vroeg de Pers.
De twee mannen hadden elkaar in de heilige stad gesproken. Net als Ludovico was Cazazioner altijd onderweg naar nieuwe doelen en mogelijkheden om zaken te doen.
‘Ik reis de wereld niet rond omdat ik zo nodig veel geld wil verdienen. Ik doe het alleen voor mijn plezier en om dingen te zien en te leren,’ zei de Pers en hij bood aan om Ludovico met zich mee te nemen.
De Italiaan greep zijn kans en samen trokken de twee reizigers de wereld in. Ze woonden weduweverbrandingen in India bij, ontmoetten lokale christenen in Birma en zagen de enorme rijkdom van de Aziatische vorsten.
Op hun reis naar het oosten bereikten ze ten slotte het mythische specerijeneiland Banda.
Paradijs beneemt avonturier de moed
De Specerijeneilanden in het huidige Indonesië waren destijds hét onderwerp van gesprek aan de Europese hoven.
Op de Molukken, zoals ze nu heten, groeiden de zeldzame nootmuskaat en kruidnagel, die goud waard waren.
Dit aardse paradijs zou kort daarna de inzet worden van een enorme strijd tussen twee opkomende koloniale machten: Spanje en Portugal. Maar Ludovico was er als eerste.
Met Cazazioner kwam hij in 1505 aan op Banda, zeven jaar voor de Portugezen er aanlegden. Hoewel op het hele eiland nootmuskaat groeide, werd het bezoek een anticlimax voor de twee verwachtingsvolle mannen.
Ludovico vond Banda een lelijke, sombere plek, bewoond door apathische inboorlingen die nauwelijks ontwikkelder waren dan dieren.
‘Het is niet nodig om hier de orde te handhaven. De mensen zijn zo dom dat ze niet eens weten hoe ze misdaden moeten plegen, al zouden ze het willen,’ schreef Ludovico vol verachting.
Na twee dagen hadden Cazazioner en hij er genoeg van en reisden ze verder. Hun teleurstelling sloeg om in schrik toen ze op een eiland in de Indische Oceaan voor het eerst kannibalen tegenkwamen.
De inboorlingen aten volgens Ludovico ouderen en zieken op, die niets konden bijdragen aan de gemeenschap.
Families hadden wel zoveel menselijkheid dat ze niet hun dierbaren opaten: ze verkochten de nutteloze stakkers. De plaatselijke handelaren waren verbaasd over de ontzetting van de reizigers.
‘Waarom voeren jullie Perzen zulk lekker vlees aan de maden?’ vroegen ze. Na deze ervaring besloten de mannen dat het tijd was om terug te gaan naar het Westen en de beschaafde wereld.
Ludovico was al drie jaar onderweg, en elk avontuur had zijn reislust alleen maar vergroot. Maar na terugkomst in India ebde zijn nieuwsgierigheid weg, en toen hij in Calicut aan de Indiase westkust twee Italianen tegenkwam, kreeg hij heimwee.
Door de ontmoeting met de Italianen voelde Ludovico dat het tijd was om terug naar huis te gaan.
Het gerucht ging dat er een Portugese vloot onderweg was naar India en hij wilde proberen om daarmee terug te gaan naar Europa.
Toen de Portugese schepen bij de kustplaats Cannanore waren gespot, reisde hij daar haastig naartoe.
Buiten de stad waren de Portugezen een fort aan het bouwen toen de oosters geklede Ludovico daar aankwam, voor een edelman op zijn knieën viel en tot diens verbazing uitriep: ‘Mijnheer, ik smeek u om mij te redden, want ik ben een christen.’
Terugreis is nog langer
Ludovico ging niet meteen naar huis, de Portugezen wilden dat hij hielp om India te koloniseren. Het eerste wat hij kon vertellen was dat Indiase vorsten een grote vloot verzamelden ten zuiden van Cannanore om de Portugezen te weren.
De informatie over de 200 schepen van de vloot was erg interessant voor de Portugezen. Mede dankzij Ludovico trokken ze in maart 1506 in de Slag bij Cannanore aan het langste eind.
Ondanks deze overwinning werd het Portugese fort bij Cannanore daarna zes maanden door Indiase troepen belegerd.
Ludovico vocht zij aan zij met de anderen en maakte zo veel indruk dat hij in 1507 tot ridder werd geslagen.
Datzelfde jaar ging hij aan boord van een Portugees schip dat hem via de zuidpunt van Afrika terug naar Europa bracht. In 1508 keerde de Italiaan dan eindelijk terug in Bologna.