Kon-Tiki: Thor Heyerdahl op avontuur richting Polynesië
In 1947 vertrekt de Noor Thor Heyerdahl uit Peru op een vlot van balsahout. Hij wil bewijzen dat de bevolking van Polynesië uit Zuid-Amerika kan zijn gekomen. 101 dagen later spoelt hij aan op een Polynesisch eiland.

Bij windstilte en bij storm legde de Kon-Tiki meer dan 7000 kilometer af over open zee voor de bemanning weer land zag.
Op het vlot, dat wiegt in de wind, staan Thor Heyerdahl en zijn bemanning. Ze turen over de zee en zien hoe de sleepboot langzaam kleiner wordt, tot hij geheel verdwenen is.
Hun laatste verbinding met het vasteland is weg.
‘Nou jongens, laten we de motor dan maar starten,’ roept een lolbroek.
De anderen lachen. Hun vaartuig heeft geen motor: ze staan op een primitief vlot van balsahout, henneptouw en bananenbladeren, en de enige krachtbronnen zijn de wind en de golven.
7000 kilometer open zee wacht hun.
Heyerdahl kijkt naar het zeil, dat bijna niet beweegt. Er is een groot bebaard gezicht op getekend – een afbeelding van de Incagod Kon-Tiki, die zijn naam aan het vlot gaf.

Kort overzicht
Achtergrond: Terwijl de wereld nog nauwelijks bekomen was van de Tweede Wereldoorlog, besloot de Noorse wetenschapper en avonturier Thor Heyerdahl de Stille Oceaan over te steken op een primitief vlot. Hij wilde bewijzen dat de Polynesiërs uit Peru gekomen konden zijn.
Verloop: De zes bemanningsleden waren 101 dagen onderweg voor ze aan land gingen op het Polynesische eiland Raroia.
Gevolgen: Later werd Heyerdahls theorie ontkracht op basis van DNA-onderzoek, maar de Kon-Tiki-expeditie was het avontuur van de eeuw en werd al snel legendarisch.
In 1937 maakte Heyerdahl op een Polynesisch eiland waar hij met zijn vrouw verbleef voor het eerst kennis met deze god, die 1500 jaar eerder op aarde zou hebben geleefd.
Op een zomeravond zat het echtpaar bij een kampvuur op het strand en ontmoetten ze een oude man die zijn hele leven op het eiland had gewoond.
Hij vertelde het verhaal van Kon-Tiki, die zijn volk uit Zuid-Amerika over de zee naar Polynesië had geleid.
Heyerdahl raakte in de ban van deze geschiedenis en wilde meer weten over Kon-Tiki, die stamhoofd geweest zou zijn van een volk in Peru, dat hem eerde als priester en godheid. Maar het volk kreeg het aan de stok met een andere stam en werd verslagen. Met een klein groepje vluchtte Kon-Tiki de zee over naar Polynesië.
Als Heyerdahl dit verhaal aan anderen vertelde, geloofde niemand dat de tocht van 7000 kilometer over open zee van Zuid-Amerika naar Polynesië gemaakt kon zijn op de simpele vlotten van die tijd.
Maar Heyerdahl kon het niet uit zijn hoofd zetten en besloot de legende op de proef te stellen. Hij liet een vlot bouwen van het soort waar de Zuid-Amerikanen in die tijd mee voeren.
Alleen met behulp van de stabiele passaat uit het oosten en een portie geluk zou het vlot de Stille Oceaan oversteken. Op 28 april 1947 was het klaar voor vertrek.
Kon-Tiki komt in een storm terecht
Zodra de Kon-Tiki op eigen kracht moet varen, binden de mannen het laatste proviand vast in de kajuit. Het is vrijwel windstil en de bemanning kan makkelijk over het dek en in de lage kajuit rondlopen.
Ze hebben veel voorraden ingeslagen: 200 kokosnoten, aardappelen, fruit, wortelen, eten in blik en rantsoenen van het Amerikaanse leger. Onder aan het vlot hangt 250 liter water in buizen van bamboe.

De mannen rekenden vaak met hun blote handen af met de haaien die rond de Kon-Tiki zwermden.
Thor Heyerdahl heeft zijn bemanning zorgvuldig gekozen.
Vier van de vijf mannen kent hij al vele jaren. Knut Haugland en Torstein Raaby, die de radiozender aan boord bedienen – een technisch hulpmiddel dat Heyerdahl met tegenzin heeft meegenomen – waren in de Tweede Wereldoorlog kameraden van de Noorse avonturier in het verzet.
Hen, de stuurman Erik Hesselberg en de ingenieur Herman Watzinger heeft Heyerdahl gevraagd, terwijl de Zweed Bengt Danielsson zich vrijwillig heeft aangemeld. Hij studeerde indiaanse cultuur en kwam Heyerdahl tegen in Peru.
Met een kop warme chocolademelk in de ene hand en een verse kokosnoot in de andere genieten de mannen van de eerste zonsondergang op de Kon-Tiki. Alles is rustig.
De volgende dag steekt er een fikse wind op. Het grote zeil staat bol en de golven worden met de minuut hoger.
Drie mannen proberen het zeil zo te richten dat de wind er van achteren op valt. De drie anderen staan bij de grote stuurriem op de achtersteven.
Ze houden hun adem in als de eerste hoge golf hun kant op komt. Het vlot wordt uit het water getild en klimt haast op de golf.
Met een stevige schok glijdt het er weer af, in afwachting van de volgende. Het is alsof de mannen zich in een gigantische achtbaan bevinden.

Elk bemanningslid had zijn eigen taak op de Kon-Tiki.
Expeditie moest een theorie bewijzen
Konden Zuid-Amerikaanse stammen op een primitief vaartuig de Stille Oceaan oversteken en zich in Polynesië vestigen? Ja, zo dacht Thor Heyerdahl. De reis met de Kon-Tiki moest die theorie staven.
De vraag hoe de Polynesiërs op al die kleine, afgelegen eilandjes waren beland, was een heet hangijzer in de wetenschap. In de jaren 1940, toen Heyerdahl in de ban raakte van die vraag, waren de meeste geleerden het erover eens dat de Polynesiërs uit Azië kwamen.
Heyerdahl zocht het de andere kant op: hij dacht dat de Polynesiërs met de passaatwind in de rug uit het oosten waren gekomen, uit Peru in Zuid-Amerika.
De Noor kwam op dat idee doordat er op meerdere eilanden in de Stille Oceaan stenen beelden van mensen, trappenpiramiden en grote portalen en muren zijn gevonden, zoals die ook in Peru voorkomen.
Hij wees eveneens op observaties van eerdere ontdekkingsreizigers dat Polynesiërs een behoorlijk lichte huid hebben.
Toen een Polynesiër Heyerdahl de legende over het Peruaanse stamhoofd Kon-Tiki vertelde, die na een aanval met een deel van zijn volk de zee op zou zijn gevlucht, had hij het idee dat de puzzelstukjes op hun plaats waren gevallen.
Een van de bezwaren van veel wetenschappers tegen deze theorie was dat de primitieve vlotten van die tijd de oceaan nooit hadden kunnen oversteken.
Dat beeld wilde hij bijstellen met de Kon-Tiki-expeditie.
Het idee is inmiddels ontkracht door DNA-analyse, waaruit blijkt dat de Polynesiërs uit Azië komen.
Plotseling komen er twee hoge golven vlak na elkaar. Het water spoelt over het vlot en de mannen proberen zo goed en zo kwaad als het gaat zich ergens aan vast te klampen.
Het koude water slaat tegen hun gezicht en lichaam, maar de golven zijn even snel als ze kwamen weer weg, en het water dat op het dek is gestroomd, loopt tussen de stammen door de zee in.
Opgelucht kijken Heyerdahl en zijn mannen elkaar aan. Het vlot presteert uitstekend.
Tijdens de storm wisselen de mannen elkaar ’s nachts af bij de stuurriem. Maar het is zulk zwaar werk dat ze het maar een uur volhouden.
Als ze afgelost worden, kruipen ze nat en uitgeput de kajuit in. Ze binden een touw om hun benen waar de anderen aan kunnen trekken als het tijd is voor een wisseling van de wacht.
De vissen vliegen het dek op
Na drie dagen slecht weer klaart het op. De zee is bepaald niet glad, maar de golven zijn een stuk minder woest en het zonnetje schijnt, zodat het er wat vriendelijker uitziet. Na 60 uur in de zware storm ploegt de Kon-Tiki nu gestaag door de Stille Oceaan.
Alle bemanningsleden hebben vaste taken. Ze hebben om de beurt keukendienst en wekken de anderen met verse vis. Dan is het tijd voor een snelle duik in zee, waarna de mannen aan de slag gaan.
Danielsson is benoemd tot kwartiermeester en is verantwoordelijk voor het eten en de rantsoenen. Watzinger gaat over de techniek.
Hij verricht waarnemingen aan het weer en het water en is de hele dag druk in de weer met zijn instrumenten.
Soms zit hij in de mast, soms zwemt hij onder het vlot door om zijn apparaten af te lezen. ’s Nachts versturen Raaby en Haugland berichten via de radio over het verloop van de expeditie.
Overdag doen ze hun best om de radio aan de praat te houden in de vochtige kajuit en de antenne in de mast in de juiste positie te krijgen.
Hesselberg lapt de zeilen, splitst de touwen en maakt schetsen van zijn reisgenoten en de vele merkwaardige vissen die hij ziet. Iedereen doet om de beurt dienst als stuurman en helpt met vissen.

Na 93 dagen op de Kon-Tiki zagen Heyerdahl en zijn bemanning eindelijk land.
Dat laatste is een prettig klusje waar iedereen wel voor te porren is, want de vissen dienen zichzelf op: elke nacht landen er talloze vliegende vissen op het dek.
De mannen vangen ook de haaien die langs het vlot komen – om ze te eten, maar ook omdat ze een bedreiging vormen.
Ze pakken de haaien vaak gewoon bij hun staart en trekken ze het dek op. Dan blijven ze net zo lang uit de buurt van de scherpe tanden tot de vis dood is.
Herman Watzinger valt overboord
De mannen worden zongebruind en krijgen een lange baard.
Bij kalm weer kan de roerganger van dienst lekker achterover gaan zitten en een oogje dichtdoen terwijl hij met één voet stuurt en het vlot voortgedreven wordt door de passaatwind.
De vaart over de Stille Oceaan begint op een pleziertochtje te lijken. Op 21 juli, na 84 dagen op zee, wordt het weer zelfs griezelig stil.
Er staat geen zuchtje wind, het zeil hangt er slap bij en de witte wolkjes in de lucht staan stil aan de blauwe hemel. Onrustig kijken de mannen naar het zuiden, waar zich zwarte wolken samenpakken.
Dan gaat het snel. Windstoten rukken aan het zeil en scheuren het bijna uit elkaar terwijl de lucht steeds donkerder wordt. De schuimkoppen staan op de metershoge golven.
VIDEO – Ga aan boord van de Kon-Tiki:
Watzinger haalt snel de windmeter binnen en kan vaststellen dat er windkracht 7 staat. Net op dat moment waait er een groene wolk langs hem heen.
De wind heeft de slaapzak van Raaby te pakken gekregen en slingert het ding de golven in. Instinctief en zonder te beseffen hoe dicht hij bij de rand staat, grijpt Watzinger naar de slaapzak.
Een seconde later zien de anderen een arm uit het water steken en horen ze iemand roepen. Dan hebben ze door wat er gebeurd is.
Verschrikt zien ze hoe Watzinger vecht voor zijn leven in de hoge golven. Raaby, die aan de stuurriem zit, rent naar de reddingssloep en trekt aan de katrol van bamboe waar het touw van de boot om is gewikkeld. Er is geen beweging in te krijgen. In het water probeert Watzinger de stuurriem te grijpen, maar hij kan er net niet bij.
Hij raakt achterop en verdwijnt achter de Kon-Tiki, die op volle kracht vooruit blijft glijden. Haugland en Hesselberg rennen naar de kajuit, waar een reddingsvest aan een lang touw hangt.
Ze proberen het allebei naar Watzinger te gooien, maar het waait te hard. Terwijl de mannen met het vest aan het worstelen zijn, drijft Watzinger steeds verder af. Zijn armen lijken net molenwieken: hij doet zijn best om terug naar het vlot te zwemmen, maar hij is kansloos.
Dan springt Haugland in het water. Met het reddingsvest in zijn hand zwemt hij vastberaden op de man in nood af. Telkens als Watzinger op een golftop drijft, zit Haugland in een dal, en andersom.
De mannen op het vlot kijken ademloos toe, en uiteindelijk zien ze hoe hun twee kameraden bij elkaar komen. Beiden klampen zich aan het vest vast, terwijl ze op en neer deinen in de woeste zee.
Haugland strekt een arm uit als teken dat ze naar het vlot getrokken willen worden. De vier mannen op het vlot trekken als bezetenen aan het touw – en hopen dat de twee in het water niet de donkere driehoek hebben gezien die zich onheilspellend achter hen aftekent.
Hijgend klimmen de twee uiteindelijk op het vlot, net op tijd om de zwarte vorm verderop in de golven te zien verdwijnen.
Dan beseffen ze dat het geen haai is, maar een hoek van de slaapzak van Raaby. Ze halen opgelucht adem, maar vragen zich wel af wat voor monster de slaapzak omlaag getrokken heeft.
‘Ik ben blij dat ik er niet in zat,’ zegt Raaby terwijl hij de stuurriem weer pakt.
Ze weten donders goed dat ze door het oog van de naald zijn gekropen.

De stammen zaten met touwen aan elkaar.
Vlot was uitsluitend van hout en touw
De Kon-Tiki werd gebouwd met de materialen en technieken die mogelijke oceaanvaarders 1500 jaar geleden gebruikten.
De Kon-Tiki was gebaseerd op schetsen van vlotten van de lokale bevolking die Spaanse ontdekkingsreizigers in de 16e eeuw in Zuid-Amerika maakten.
Thor Heyerdahl volgde de bouw, die met hulp van de Peruaanse autoriteiten werd uitgevoerd, op de voet. Er werd geen metaal gebruikt: alles zat vast met touwen.
Daardoor was het vlot soepel en konden de stammen verschuiven bij een ruige zee.
Het dek was zo geconstrueerd dat het water niet op het vlot bleef liggen, maar tussen de stammen wegstroomde.
Drie maanden lang zien de avonturiers niets dan lucht en zee. Maar op 30 juli, na 93 dagen varen, krijgt de bemanning land in zicht: het Polynesische eiland Puka Puka.
De wind zit echter tegen, en teleurgesteld moeten de mannen inzien dat ze een landing op hun buik kunnen schrijven.
Een paar dagen later is er weer een sprankje hoop op grond onder hun voeten als het eiland Fangatau in beeld komt.
De vlaggen worden gehesen, en terwijl ze langs de witte stranden en hutjes met palmdaken varen, haalt Hesselberg zijn gitaar tevoorschijn.
Met een grote Peruaanse hoed op zijn hoofd speelt hij sentimentele liedjes over de Stille Zuidzee terwijl Danielsson een feestmaal bereidt. Ze openen een kokosnoot en proosten ermee op de verse exemplaren die ze op het eiland zullen aantreffen.
Het gevaarlijkste deel van de reis hebben ze echter nog voor de boeg. Fangatau maakt deel uit van de Tuamoto-eilanden, die uit koralen bestaan.
Riffen zo scherp als scheermessen versperren de doorgang. Om bij het eiland te komen moeten ze een opening in het koraalrif zoeken, en de kleinste fout kan rampzalige gevolgen hebben voor het vlot.
Plotseling zien de mannen iets bewegen op het strand. Twee Polynesiërs laten een kano te water en komen op hen af.
De kano houdt naast het vlot halt, en met een brede grijns steekt een van de mannen zijn hand uit. ‘Good night!’ roept hij. Heyerdahl wenst hem ook een goede avond.

Bengt Danielsson had 73 boeken over etnologie bij zich op het vlot. Hij las er 72.
Hij is opgelucht, maar als hij vraagt of de man Engels spreekt, krijgt hij opnieuw te horen: ‘Good night.’ ‘Maimai hee iuta’ – naar het land – probeert Heyerdahl, die een beetje Polynesisch spreekt.
De mannen knikken en wijzen op een opening in het rif. Ze zuigen enthousiast aan de sigaretten die ze van de bemanning van de Kon-Tiki hebben gekregen.
Heyerdahl geeft met handen en voeten aan dat hij graag hulp wil om aan land te komen.
Een van de Polynesiërs maakt een beweging alsof hij aan een touw trekt en zegt ‘Brrrr.’ Heyerdahl snapt het: de Polynesiërs denken dat de Kon-Tiki een boot is die zo zwaar beladen is dat de rest onder de waterspiegel ligt.
Hij laat hen onder het vlot voelen, en de mond van de mannen valt open van verbazing. Dan maken ze hun sigaretten uit en beginnen ze als een bezetene te peddelen.
Landing gaat niet door
De stroming is te sterk. Hoewel de eilanders versterkingen hebben laten aanrukken uit hun dorp, drijft het vlot steeds verder af naar zee.
Als het donker wordt, moeten de Polynesiërs rechtsomkeert maken. Bedremmeld ziet de bemanning de kano’s in het duister verdwijnen, op het vuur af dat steeds zwakker schijnt.
Nu ze zo dicht bij land waren, is het frustrerend dat ze weer op open zee zijn. Drie dagen lang dobbert het vlot rond zonder dat er land in zicht komt.
Heyerdahl bestudeert de kaart, en het staat buiten kijf: ze gaan richting de riffen van Takume en Raroia, die 70 of 80 kilometer van de zee versperren. Ze mikken op het zuidelijke deel van de riffen in de hoop aan land te kunnen gaan.
De nacht na dag nummer 100 op zee wordt Heyerdahl wakker met een onrustig gevoel.
Hij kent de bewegingen van het vlot inmiddels, en er is iets anders dan anders.
De Noor ijsbeert over het dek en klimt in de mast, maar er is alleen water zo ver het oog reikt. Vlak voor zes uur, als de ochtendhemel een lichtblauwe gloed krijgt, komt Raaby uit de mast gestuiterd en roept dat hij land gezien heeft.
Aan de horizon ligt een hele reeks kleine palmeilandjes, en na een tijdje komen ze duidelijk in beeld.

Uitgeput en enigszins verwilderd waadde de bemanning aan land na de geslaagde expeditie.
Het dichtstbijzijnde ligt 8 of 9 kilometer ver, maar er ligt weer een rif in de weg, en de Kon-Tiki stevent er recht op af. Wat ze ook doen, de stroming drijft het vlot onherroepelijk richting de kolkende branding.
Het onbestemde gevoel maakt plaats voor daadkracht. Terwijl de Kon-Tiki heen en weer wiegt op zee, deelt Heyerdahl bevelen uit, zodat iedereen weet wat hij moet doen als het vlot op het rif loopt.
De mannen brengen alles van waarde naar de kajuit en sjorren het vast. Belangrijke papieren en de filmopnamen die Heyerdahl heeft gemaakt, gaan in waterdichte zakken.
Het bamboedek wordt opgebroken om de touwen van de stuurvinnen te kunnen doorsnijden. Als die weg zijn, is de bodem helemaal plat en komen ze makkelijker over het rif.
De bemanning heeft een anker gemaakt van lege watertanks, accu’s, stukken hout en nog wat rommel.
Dat bevestigen ze aan de bakboordmast.
Als het anker uitgeworpen wordt, zal de Kon-Tiki met de achtersteven naar voren op het rif lopen. Iedereen trekt zijn schoenen aan en wacht af.
Het moment van de waarheid
Om 9.50 uur maakt Heyerdahl een laatste aantekening in zijn logboek: ‘Nog maar een paar honderd meter. Alles is klaar.
Moet het logboek nu inpakken. De stemming is goed, het ziet er niet best uit, maar het zal vast wel lukken.’ Een paar minuten later gooien ze het anker uit.

De naoorlogse wereld sloot de Kon-Tiki-expeditie in haar hart. De avonturiers kregen lof van de Amerikaanse president en de Kon-Tiki werd in Peru op postzegels afgebeeld.
Wereld had Kon-Tiki-koorts
Toen Thor Heyerdahl jong was, vroeg hij een kokosnoot voor kerst. Na de Kon-Tiki was hij het toonbeeld van mannelijkheid, en de expeditie gaf zijn naam aan chocoladerepen, parfum en nog veel meer.
Dankzij de Kon-Tiki-expeditie werd Thor Heyerdahl wereldberoemd. Volgens de Amerikaanse president Harry Truman was hij een van de weinige mannen die ‘uit het juiste hout gesneden zijn om een wetenschappelijke expeditie te volbrengen’.
De lange, blonde Noor die de elementen had getrotseerd, was een baken van hoop in de naoorlogse wereld.
Chocola, parfums en andere producten werden naar het vlot genoemd, en een met een Oscar bekroonde documentaire maakte een einde aan de speculaties dat de expeditie nep was geweest.
Heyer-dahls boek werd in 70 talen vertaald.
De roem steeg de Noor niet naar het hoofd. Hij deed soms 16 uur per dag onderzoek naar volksverhuizingen in het Pacifisch gebied.
Heyerdahl was zijn leven lang in de ban van verre volkeren. Als jongen zat hij urenlang te dromen over afgelegen oorden.
Later studeerde hij zoölogie, maar hij maakte zijn studie niet af omdat hij de natuur aan den lijve wilde ondervinden.
De autodidact Heyerdahl kreeg volop kritiek uit academische hoek, zowel op de Kon-Tiki-expeditie als op zijn reizen met de papyrusboot Ra in 1969 en 1970 en de rietboot Tigris in 1977 en 1978.
Ook toen wilde hij migratiepatronen aantonen.
Hoewel hij was gestopt met zijn studie, kreeg Heyerdahl van 11 Europese universiteiten een eredoctoraat, waaronder die van Oslo.
Toen hij in 2002 op zijn 87e aan een hersentumor stierf, kreeg hij een staatsbegrafenis in Noorwegen.
Met een ruk stopt het vlot en draait het om, zodat de achtersteven naar de branding is gericht. Raaby verzendt een laatste radiobericht als ze op het Raroiarif af drijven:
‘Oké, nog 45 meter. Nu gebeurt het. Tot ziens.’
Hij zet de radio uit en Haugland verzegelt de papieren voordat ze zich bij de anderen op het dek voegen. Ze deinen steeds harder op en neer en het gebrul van de branding is nu oorverdovend.
Ze klampen zich aan het vlot vast. Alleen Hesselberg heeft geen touw gevonden om beet te pakken. Hij is vergeten zijn schoenen aan te trekken en is de kajuit in gerend om ze te halen.
Heyerdahl merkt dat de zee het vlot stevig in zijn greep heeft en dat het water hen wellicht over het rif kan tillen. De bemanning snijdt het ankertouw door, en een hoge golf zet de Kon-Tiki zo over het rif.
Een gevoel van onoverwinnelijkheid maakt zich van Heyerdahl meester, en terwijl het vlot zich krakend verheft op de golven, slaakt hij een vreugdekreet.
De anderen kijken hem verbaasd aan, maar hij krijgt de brede grijns niet van zijn gezicht. Het zal vast wel lukken.
Als een muur van groen glas torent de volgende golf boven hen uit, en deze keer wordt de Kon-Tiki niet opgetild, maar slaat de golf met een overweldigende kracht over het vlot heen.
Het is alsof een enorme kracht van alle kanten aan Heyerdahl trekt.
De Noor spant elke spier in zijn lijf aan en denkt maar aan één ding: vasthouden. Als het water het vlot loslaat, ziet hij vanuit zijn ooghoek een golf over de kajuit rollen.
‘Kijk, het vlot houdt het!’ roept Haugland, die zich uit alle macht aan de touwladder vasthoudt. De mast en de kajuit staan alleen een beetje scheef. Maar dan komt er een nog hogere golf aan.
Heyerdahl brult nog net op tijd een waarschuwing naar de anderen voor de 8 meter hoge golf met een enorme kracht op het vlot inbeukt.
VIDEO – Bekijk de trailer van ‘Kon-Tiki’ (2013):
Ze moeten het rif geraakt hebben, want Heyerdahl voelt een ruk door de stammen gaan. Als ze nu sterven, heeft het zo moeten zijn, denkt hij nog – met al zijn zintuigen in staat van paraatheid.
Dan rolt de golf door, en Heyerdahl komt weer op adem. Het water heeft flink huisgehouden op het vlot. Het vaartuig waar ze al 100 dagen op wonen, is nu slechts een hoopje versplinterd hout.
De mast is doormidden geknakt als een luciferhoutje. Het blok met de stuurriem is gescheurd en de dwarsbalk gebroken.
De stuurriem is helemaal verbrijzeld en ook van de stevige grenen planken in de boeg is weinig meer over.
Op het dak van de kajuit ligt een roerloze gedaante. Het is Watzinger. Heyerdahl verstijft bij de gedachte dat hij of een van de anderen dood is – misschien zijn ze wel allemaal omgekomen.
Zijn eigen leven en de tocht zijn plotseling niet belangrijk meer. Koortsachtig kijkt hij om zich heen terwijl hij de namen van zijn reisgenoten roept.
Dan ziet hij iets bewegen aan de rand van het vlot: als een aap hangt Raaby aan een touw. Hij ziet er slecht uit, maar is ongedeerd.
Op het dak draait Watzinger zijn hoofd en weet hij een glimlach te produceren. Al snel melden de drie anderen zich ook.
Heyerdahl gaat aan land
Op dat moment spoelt er nóg een golf over het vlot, en een paar tellen later is alles om hen heen in het water verdwenen.
De stammen van het vlot slaan tegen het rif, maar komen er niet overheen. Dan worden ze weer wegge-zogen, en als de golf zich heeft teruggetrokken van het rif, zien ze onder zich de punten van het rode koraal glinsteren.
Er komen nog meer golven, maar de kracht ervan neemt af. Dan glijdt het vlot het rif op.
De bemanning spoedt zich naar de achterkant van het vaartuig, die het verst op het rif ligt. Een voor een klimmen ze het koraal op. Telkens krijgt het vlot een duwtje, en uiteindelijk is iedereen veilig.

Het primitieve vlot doorstond tegen alle verwachtingen in hevige stormen, en het balsahout was zelfs opgewassen tegen het Raroiarif.
Afgezien van Danielsson, die een hersenschudding heeft opgelopen, is iedereen ongedeerd.
Opgelucht waden ze naar het eiland, dat zo’n 600 meter verderop ligt. In het heldere water, dat tot hun borst komt, krioelt het van het leven: algen, zeeanemonen, mos en versteende planten in rood, wit, geel en groen.
Vissen en haaitjes zwemmen rond en slaan op de vlucht als ze in de buurt komen.
Terwijl het zeewater uit zijn baard druipt. duwt Danielsson de kist met het gasstel voor zich uit.
Dat wordt net als de meeste andere spullen aan boord geborgen.
Alles boven het dek is versplinterd, maar de negen balsastammen die het vlot vormden, hebben het gehouden.
Heyerdahl draagt een klein palmboompje dat aan boord uit een kokosnoot gegroeid is. Als hij op het strand staat, schopt hij zijn schoenen uit en kijkt hij naar de afdrukken van zijn blote voeten in het zand.
Hij zakt door zijn knieën en laat zijn vingers door het warme, droge zand glijden. Iedereen is in leven, en de expeditie is volbracht.
Na 101 dagen op zee hebben ze bewezen dat het mogelijk is om de Stille Oceaan op een vlot over te steken.