Granger Collection/Bridgeman/National Maritime Museum

James Cook bracht wereld in kaart met drie gewaagde zeereizen

Als zoon van een varkenshouder lag het niet voor de hand dat James Cook een loopbaan op de Britse vloot wachtte. Maar zijn talent als kaarten­maker, zeeman en navigator bracht hem naar alle windstreken en maakte hem een van de grootste ontdekkingsreizigers.

Als James Cook had gedacht dat het op de vloot om macht en eer ging, wachtte hem een nare verrassing. Van buiten zag de oorlogs­bodem Eagle eruit als een schip in de beste Engelse marinetraditie.

Onderdeks was de werkelijkheid anders. Een walm van zweet, urine en schimmel sloeg hem tegemoet toen hij afdaalde in het schimmige ruim.

Terwijl zijn ogen zich instelden op het duister, zag hij een gekrioel van 400 drinkende, vloekende en kaartende zeelui, opeengepakt in de buik van het schip. Zo zag het leven er de komende maanden dus uit. Een hangmat was voortaan zijn thuis.

Zo was het leven in de Britse Royal Navy, maar dat Cook pas in 1755 een oorlogsschip van binnen zag, was on­gewoon. Hij was 27 jaar, oud voor een gewone matroos. En anders dan de meesten die een loopbaan op de vloot wilden, was hij van eenvoudige komaf.

Toen James Cook in 1728 geboren werd, dacht men dat hij net als zijn vader het boerenbedrijf in ging. Maar James ging zijn eigen weg.

Op de school waar zijn vaders werkgever hem had ingeschreven werkte hij hard, maar was hij een eenling. Toen hij op zijn 17e van school ging, pakte hij zijn biezen, wandelde de weg af de zee tegemoet, en liet hij het boerenland achter zich.

In het visserdorp Staithes ging Cook bij een koopman in de leer. Zijn taak was de schappen vullen, vlees wegen en kaas snijden, maar hij had meer belangstelling voor de vissers die in de winkel kwamen, want hij verlangde naar zee.

’s Nachts leerde hij aardrijkskunde, sterrenkunde en wiskunde, en na een kleine anderhalf jaar trok Cook naar de naburige havenstad Whitby, waar hij aanmonsterde op een kolenschuit.

Op de boot zette hij zijn boekenwijsheid om in de praktijk en werd een kundig stuurman. Zijn ster rees snel en de reder bood hem aan schipper te worden op een van de beste schepen.

Maar Cook sloeg het aanbod beleefd af. In de haven en in de kroegen aan de Theems had hij verhalen gehoord over vreemde en verre volkeren, en de Royal Navy was, had hij gezien, dé plek voor een man die uit was op avontuur en eer.

Niet veel later zat hij in het muffe vooronder van de Eagle, op weg naar de andere kant van de Atlantische Oceaan.

De vloot was een andere wereld

Het vlootleven was heel anders dan dat op een kolenschuit. De schepen waren overvol en smerig, en de tucht was keihard, maar Cook was niet lui en paste zich snel aan.

Hij deed zijn best, speelde zich met zijn zeemanschap en wetenschappelijke belangstelling bij de kapitein in de kijker en werd opgeleid tot cartograaf.

Eén ding stond hem echter in de weg: zeeofficieren kwamen uit de bovenlaag van de Engelse maatschappij, en een ontbrekende stamboom was in zijn nadeel.

Maar Cook zette door. Hij werd schipper, belast met navigatie en bemanning, de hoogste post voor iemand van zijn komaf. Maar Cook wilde meer. In 1759, vier jaar na te zijn aangemonsterd, rook hij zijn kans.

De vlootdienst had Cook naar Canada gebracht, waar de zevenjarige oorlog woedde. Engeland en Frankrijk vochten om de Nieuwe Wereld. De Britten waren tot diep in Canada doorgedrongen, maar hun opmars stokte aan de rivier de Saint Lawrence bij Quebec, een Frans strategisch knooppunt.

De Britten kenden het gebied niet goed genoeg om de vijand ongezien te naderen. Cook kreeg opdracht in de beschutting van de nacht de oever te verkennen en een landingsplaats voor de Britse troepen te vinden.

Dat lukte en met de gedetailleerde kaart die Cook had gemaakt, gingen ze aan land; al snel waren de Fransen uit Quebec verjaagd.

Met een flinke buidel geld van de koning ging Cook op verlof terug naar Londen. Hij trouwde koopmansdochter Elizabeth Batts en stichtte een gezin. Maar de zee bleef lokken, en Cook greep zijn kans toen de Amerikaanse gebiedsdelen onrustig werden.

De koloniën streefden naar onafhankelijkheid, dus het Britse Rijk moest op zoek naar nieuw land. De droom om het legendarische Zuidland te vinden, werd aangewakkerd. De Admiraliteit hoopte het nieuwe werelddeel voor de neus van anderen weg te kapen en stuurde er een expeditie op uit.

John Montagu, Earl van Sandwich, en Joseph Banks, verwoed botanist en lid van de Royal Society, het Britse wetenschappelijk genootschap, vonden dat ze een leider nodig hadden die niet te hoog op de ladder stond, en dus makkelijk te imponeren en intimideren was.

Dan kon Banks het gezag overnemen en in naam des konings het zuidelijke continent opeisen. Cook, een zeer kundig bevelvoerder, uitstekend navigator en ambitieus man, was de ideale keus.

Cook groeide in redelijke armoede op in het Noord-Engelse dorp Great Ayton.

© Captain Cook Birthplace Museum

Kolenboot werd expeditieschip

Nog nooit was een eenvoudige schipper voor zo’n belangrijke opdracht uitgekozen. Cook was gevleid, maar sloeg het voorstel van de Admiraliteit af om met een 24-kanons fregat te varen.

Hij wilde per se een brede platbodem zoals hij voor kolenvervoer had gebruikt. De Admiraliteit stemde toe, de kolenboot Earl of Pembroke werd omgedoopt tot expeditieschip HMS Endeavour en Cook begon aan zijn eerste reis.

‘Ik wil zo ver varen als ik denk dat een mens kan komen’, schreef Cook in zijn dagboek. Die wens ging in vervulling, en zijn eerste twee reizen waren zelfs zeer geslaagd.

Hij bracht duizenden kilometers kust in kaart en ont­zenuwde de mythe van het Zuidland.

Bovendien vond hij een methode om lengtegraden te berekenen, en door zijn bemanning gevarieerd voedsel voor te zetten hield hij scheurbuik op afstand.

Daarbij toonde hij veel begrip en belangstelling voor vreemde volkeren. Hij verdiepte zich in de taal en leefwijze van volken in de Stille Oceaan, en zijn aantekeningen en overdenkingen over de verwantschap van deze volken, waren baanbrekend en de eerste aanzet tot een antropologische benadering.

Maar op zijn derde reis was Cook veranderd. De ooit zo begripvolle kapitein was hard voor zijn mannen, en de inheemsen behandelde hij schofterig. Bij een treffen met de Hawaïanen ging het mis: Cook werd gedood.

De geschiedkundigen twisten over de oorzaak van de opzienbarende karakterverandering bij James Cook. Maar over één ding zijn ze het roerend eens: de boerenzoon uit Yorkshire werd een van de grootste ontdekkingsreizigers ooit.

De eerste reis (1768-1771): Ontdekkingsreis zette Nieuw-Zeeland op de kaart

Een heldere volle maan bescheen de golven toen James Cook op 18 september de haven van Madeira uitvoer.

De Endeavour was zwaarbeladen met proviand, maar Cook had al uitgezocht waar ze nog meer voedsel konden inslaan. Dat moest ook wel, want niemand wist hun bestemming.

De eerste stop was geen geheim: Tahiti, waar geleerden Venus voor de zon zouden zien schuiven, een zeldzame gebeurtenis die de sterrenkundigen in staat zou stellen afstanden in het zonnestelsel te berekenen.

Tahiti was een jaar eerder ontdekt en in de zeemanskroegen ging het gerucht dat je de inheemse schonen met snuisterijen kon paaien. De bemanning wilde dit verhaal graag in de praktijk toetsen.

Eenmaal aangekomen wierp Cook zich op de studie van de levenswijze van de inboorlingen, en nadat het werk met Venus gedaan was, opende hij de verzegelde brief voor zijn volgende opdracht.

Die luidde kortweg om naar het continent bij de Zuidpool te zoeken dat er volgens velen moest zijn, Nieuw-Zeeland verder in kaart te brengen en zo ver te varen als hij durfde. Cook was opgetogen. Nu begon de reis pas echt.

Cook landde bij Botany Bay aan de oostkust van Australië, waar nu Sydney ligt.

© Getty Images

Nieuw-Zeeland: twee eilanden

Van dit deel van de wereld waren bijna geen kaarten, en zoals de opdracht luidde voer Cook tot de 40e breedtegraad naar het zuiden om naar het Zuidland te zoeken.

Hij vond echter niets en stevende naar de kust van Nieuw-Zeeland. Het eiland was 126 jaar eerder door Tasman ontdekt maar amper in kaart gebracht.

In zes maanden tekende Cook de kustlijn op en ontdekte tot zijn verrassing dat Nieuw-Zeeland niet één eiland was, maar twee. De zee-engte tussen de twee eilanden heet nu Cook Strait.

In juni 1770 scheerde de Endeavour langs de oostkust van Australië, de open zee weer op. Bijna twee jaar waren verstreken, het schip kon naar huis.

Cook had een sliert eilandjes om zich heen gezien en voor de veiligheid de diepten gepeild. ’s Avonds ging hij gerust te kooi, maar hij had z’n ogen nog niet dicht of een schok ging door het schip.

Zeelui vielen verschrikt uit hun kooien en ontdekten al snel waarom: de Endeavour was op het nog onontdekte Great Barrier Reef gestoten, een enorm koraalrif langs de Australische oostkust.

Cook was bijna z’n schip kwijt, maar de mannen kregen het schip vlot, herstelden de schade met zeildoek en touw en zetten de thuisreis voort. Ruim een jaar later, na 1074 dagen op zee, meerde Cook de Endeavour in Dover aan en droeg zijn kaarten aan de Admiraliteit over.

Waar eerder witte plekken waren, lagen nu kustlijnen van eilanden. Cook had de eerste stukjes van de grote legpuzzel van de Stille Oceaan gevonden.

De tweede reis (1772-1775): Steeds verder zuidwaarts

Het was 1772 en Cook was al drie maanden onderweg op zijn twee­de reis. Zijn twee schepen, Resolution en Adventure, lagen bij de zuidpunt van Afrika voor anker en de bemanning rustte even uit.

Het was hard werken, want Cook was op weg naar de Zuidelijke IJszee om het al dan niet bestaan van een onbekend werelddeel in het zuiden aan te tonen.

Niet alleen de natuur werkte tegen, maar ook de tijd; Cook had namelijk geduchte concurrentie gekregen.

De Fransen waren niet van zins de Britten alle koloniën te laten inpikken, en ook de Spanjaarden, die terugverlangden naar hun vroegere macht, bemoeiden zich ermee. Als de Engelsen als eersten het ‘Terra Australis Incognita’ wilden bereiken, was er geen tijd te verliezen.

Alcohol hield de zeelieden warm

Al snel kwam de kou. Die drong door de scheepswand naar binnen tot in de kooien en deed doorgewinterde zeelui klappertanden. ‘Mist, sneeuw, natte sneeuw, tuigage met ijzel bedekt, de lucht ijzig koud’, meldt Cooks logboek.

De mannen droomden van een eiland in de Zuidzee waar de reis ze heen zou voeren en klaagden niet.

Velen van hen waren ook op Cooks eerste reis mee geweest en waren trouw aan de man die erom bekendstond dat hij z’n mensen fatsoenlijk behandelde en goed te eten gaf, en zelden de zweep hanteerde.

De kapitein gaf zijn mannen zelfs elke ochtend een borrel om warm te worden.

Op Paaseiland maten Cooks mannen de steengezichten op.

© Polfoto/Corbis

Toen de twee schepen in januari 1772, misschien als eerste in de geschiedenis, over de zuidelijke poolcirkel gleden, raakte Cook in verwarring.

Men dacht dat zout water niet kon bevriezen, maar de dikke schollen pakijs die om het schip dreven, vertelden een ander verhaal. Toen Cook pinguïns op het ijs zag wist hij dat er land in de buurt was.

Direct stuurde hij de Resolution het dichte pakijs in. Maar het ijs sloot zich om het schip, dat direct rechtsomkeert maakte naar het noorden, slechts 90 kilometer van de kust van Antarctica.

Telkens trachtte Cook nog zuidelijker te komen. Naarstig speurde hij naar een doorvaart die hem door het landschap van pakijs en ijsbergen kon brengen.

Er was weinig proviand en de zeelui kregen maar twee derde van hun gewone rantsoen. De kou ondermijnde hun krachten. Cook weigerde op te geven, maar op 30 januari 1774 moest hij wel. De ijsmassa’s waren ondoordringbaar.

In een laatste poging onderzocht de expeditie de vaarwateren ten zuiden van Afrika. Vele ontdekkingsreizigers dachten dat ze daar land gezien hadden, het beloofde Zuidland. Na enige dagen stuitte Cook op een verwaaid eilandje met steile kliffen en rondwaggelende pinguïns.

‘Er was geen boom of struik te zien, niet één stuk hout groot genoeg om ook maar als tandenstoker te gebruiken’, schreef hij. Daarmee verwees hij het Zuidland naar het rijk der fabelen.

Als het bestond, zou het onder het ijs liggen en dus te gevaarlijk zijn om te betreden, stelde hij vast. ‘Ik ben zo vrij om te beweren dat niemand zich ooit zo ver zal wagen als ik gedaan heb’, schreef hij, voor hij weer koers zette naar huis.

De derde reis (1776-1780): Wedloop om doorvaart eindigt in tragische ruzie

Het schip lekte; water stroomde naar binnen. In zijn hut lag Cook uitgeteld in zijn kooi. De steven wendde naar het zuiden om voor de derde keer nieuw land voor koning George III te vinden. Op zijn vorige reis voer hij al met de Resolution, en veel zeelui waren eerder met hem meegezeild. Toch was niets zoals vroeger.

De kapitein Cook die in juli 1776 van Engeland wegvoer, was meer toe aan een herstellingsoord dan aan een ontdekkingsreis.

Sinds hij van zijn tweede reis thuisgekomen was, had hij het druk gehad met vergaderingen en het werken aan zijn reisverhalen, die binnenkort uitgegeven zouden worden. Hij had nog geen tijd gehad proef te varen.

Dat verzuim wreekte zich nu. Een paar keer sukkelde de Resolution een haven binnen om opgelapt te worden. Pas in het voorjaar van 1778 begon Cooks zoektocht naar de noordwestelijke doorvaart. Rondom Alaska was het verraderlijk.

De schepen dansten op de golven van onderstromen, en de vele baaien gaven steeds valse hoop dat de doorvaart achter de volgende landtong lag. Dapper doorkruiste Cook de ijzige wateren, maar in het najaar van 1778 gaf hij het op.

Er was weinig voedsel en hij wilde niet in het ijs vastraken. De expeditie zette koers naar het zuiden om de winter in de warmte door te komen.

Tijdens een handgemeen op Hawaï brachten de inlanders James Cook om.

© National Maritime Museum

Op weg naar het zuiden stuitte Cook op een eiland dat de eilanders zelf ‘O’why’he’ noemden. Zeven weken lang voer hij om het eiland en bracht het in kaart, terwijl de bemanning aan de mooie vrouwen aan wal dacht.

Toen Cook klaar was wachtte hem een leuke verrassing: de inboorlingen wierpen zich in het stof, denkend dat hij de god Lono was. Cook schreef geen logboek meer, dus we weten niet wat hij ervan vond, maar veel wijst erop dat hij ervan genoot. Toen hij wilde wegvaren, brak een mast van de Resolution en moesten ze terug. En dat werd zijn dood.

Nu was Cook niet meer welkom op het eiland. Zijn terugkeer bewees dat hij maar een mens was, die misbruik maakte van de gastvrijheid van de eilanders.

De spanning tussen Britten en inheemsen mondde uit in gevechten. Wat er precies voorviel is onduidelijk, maar in elk geval raakte de kapitein door een mes in de rug dodelijk gewond.

Dagen later werd het lijk aan de bemanning overgedragen. Verzwaard door kanonskogels werd Cooks kist toevertrouwd aan de oceaan die hij vol vuur had verkend. De expeditie ging verder, maar zonder een van de grootste ontdek­kingsreizigers uit de geschiedenis.