Als de 25-jarige Cousteau op een dag in januari 1936 wakker wordt in het ziekenhuis, weet hij dat zijn carrière als piloot over is.
In een haarspeldbocht verloor hij de macht over het stuur van zijn vaders Salmson, en nu ligt hij hier met 12 botbreuken, een doorboorde long, een verlamde rechterarm en zijn toekomst in duigen.
Eigenlijk zou Cousteau over een paar dagen zijn pilotenopleiding afronden.
Maar nu willen de artsen zijn arm amputeren. Door een ontsteking zal die volgens hen nooit meer goed werken.
‘Liever dood dan maar één arm’, zegt de jonge Fransman, die op zijn ziekbed zijn leven een nieuwe wending geeft: hij zal het ongelijk van de artsen bewijzen door weer helemaal op te knappen.
Een paar maanden later heeft hij een baan als artillerieofficier bij de marine, en op de Franse marinebasis in Toulon verdeelt hij zijn tijd tussen werken en revalideren.
De ontsteking in zijn arm is verdwenen, en door veel te oefenen gaat hij met sprongen vooruit.
Dan krijgt hij een tip van collega Philippe Tailliez. ‘Je moet in zee gaan zwemmen, dat zal je helpen om weer op krachten te komen’, oppert Tailliez, die sinds hij kan lopen al het liefst in het water ligt.

1943: Ademautomaat maakte mens tot vis. Samen met ingenieur Émile Gagnan ontwikkelde Jacques Cousteau een ademautomaat om het mogelijk te maken vrij onder water te zwemmen. Het systeem bestaat uit twee delen. Deel 1 zit op de drukfles en verlaagt de druk van de ingeademde lucht tot 10 bar boven de druk van de omgeving. Via een slang gaat de lucht naar deel 2, het mondstuk. Door een ventiel wordt de lucht teruggeblazen naar 1 om daar het toestel te verlaten. Het systeem werd een succes en het principe wordt nog steeds gebruikt.
‘Ik wil alles proberen om de pijn te verlichten’, antwoordt Cousteau.
De volgende dag gaan de twee naar een rotsstrand bij Toulon, en terwijl Philippe gaat harpoenvissen in een zelfgemaakt duikpak, begint Cousteau met pijnlijke ledematen baantjes te trekken. Al snel wordt het zwemmen een dagelijkse routine.
Maar als Philippe Cousteau op een dag aanbiedt om zijn duikgerei te lenen, zegt Cousteau vriendelijk maar beslist nee.
De zee is een weg waarover je van de ene haven naar de andere kunt komen, beweert hij. Pas na aandringen van Philippe stemt hij toe.
Moeizaam trekt hij de primitieve duikuitrusting van zijn vriend aan: zwemvliezen van een zaagblad bekleed met rubber, een masker dat van een pilotenbril is gemaakt en een J-vormige tuinslang die als snorkel fungeert.
Maar als Cousteau even later de zee in duikt, verandert zijn leven voorgoed.
Voor zijn ogen openbaart zich een nieuwe onderwaterwereld. Hij ziet rode, oranje en paarse zeesterren liggen op onderwaterrotsen. In de spleten meent hij de stekels van een zee-egel te zien en onder hem schieten er scholen makreel weg.
Cousteau is diep onder de indruk, en zou alles wat hij ziet het liefst onmiddellijk willen vereeuwigen.
Camera verborgen in een jampot
Op 14-jarige leeftijd had Cousteau van zijn spaargeld een simpele filmcamera gekocht, en kort daarna maakte hij op de bruiloft van een neef zijn eerste film.
Ondanks de geringe beeldkwaliteit werd de film door zijn familie met luid applaus ontvangen, en zo kreeg Cousteau de smaak te pakken.
Op school deed de jonge filmmaker het matig. Hij stond bekend als verlegen en afstandelijk, en sport interesseerde hem niet.
Maar in het filmen had hij iets gevonden waar hij enthousiast over was en waar hij in uitblonk.
Dus toen zijn ouders hem vroegen wat hij worden wilde, antwoordde Cousteau prompt: ‘Cameraman – of misschien piloot.’
Tijdens de pilotenopleiding filmde Cousteau in zijn vrije tijd, en na het auto-ongeluk begon hij met het idee te spelen om van zijn hobby zijn beroep te maken.
Op den duur werd zijn verlangen om onder water te filmen een obsessie. Hij wilde de avontuurlijke wereld waarvoor zijn ogen geopend waren delen met anderen, en daarvoor had hij een waterdichte camera nodig.
Van een jampot met een waterdicht deksel maakte Cousteau een huls voor een oude 8mm-camera, en terwijl de camera draaide daalde hij af tot op zes meter diepte. Een kleine minuut wist hij zijn adem in te houden. Toen kwam hij happend naar lucht weer boven met zijn allereerste onderwaterfilm.
Zijn enige medewerkster was Simone Melchior – de vrouw met wie hij in juli 1937 in het huwelijk was getreden.

Expeditieschip was oude mijnenveger. 45 jaar lang was de Calypso Cousteaus drijvende hoofdkwartier. Het schip, dat was uitgerust met een onderzeeër, een helikopter, een filmstudio en laboratoria, was de ideale basis voor onderwaterexploratie. In de haven van de Maltese hoofdstad Valletta vond Cousteau in 1950 de oude mijnenveger Calypso. Het 42 meter lange houten schip verkeerde in slechte staat, maar na een grondige renovatie op een Franse werf was het een geavanceerd onderzoeksschip. De Calypso werd het symbool van Cousteaus avontuurlijke expedities. Aan boord van de in totaal vier dekken bevonden zich een filmstudio die live televisieprogramma’s kon uitzenden, een doka en een laboratorium voor onderzoek naar dieren en planten. Vanaf zijn eerste reis in de zomer van 1951 trotseerde het schip ijzige vaarwateren en orkanen van Canada in het noorden tot Antarctica in het zuiden. In 1966 zonk de Calypso na een botsing met een ander vaartuig, en op dit moment vindt er een ingrijpende restauratie plaats.
Cousteau ademt onder water
Simones vader, Henri Melchior, zat in het bestuur van Air Liquide – een van de grootste gasproducenten van Europa.
Toen benzine in de Tweede Wereldoorlog schaars werd, wilde het bedrijf een ventiel ontwikkelen waarmee auto’s op andere soorten brandstof konden rijden.
De grote man achter dit procedé was de ingenieur Émile Gagnan, en in 1942 zocht Cousteau hem op.
Cousteau had geëxperimenteerd met een systeem waarmee mensen onder water konden ademen.
Hij was echter vastgelopen en had Gagnans hulp nodig voor het ontwerpen van een ventiel dat de lucht naar het mondstuk op elke diepte met de juiste druk kon doseren.
‘Zoiets misschien?’, vroeg Gagnan terwijl hij Cousteau een ventiel gaf dat hij uit zijn bureaula had gevist.
Slechts drie weken later waren Gagnan en Cousteau klaar met het prototype van hun ‘waterlong’, de Aqua-Lung.
En bij een afgelegen strand in Zuid-Frankrijk schreef Cousteau op een juniochtend in 1943 geschiedenis toen hij als eerste een duik maakte met zijn nieuwe uitvinding.
De droom om te kunnen vliegen als een vogel was voorbij. Hij kon nu zwemmen als een vis.
Filmsucces in Cannes

De tv-serie The Undersea World of Jacques Cousteau bracht de Calypso de wereld rond. Met de opbrengst kon Cousteau verder onderzoek bekostigen.
Hoewel Cousteau veel tijd en geld besteedde aan de Aqua-Lung, was zijn interesse voor film niet verdwenen.
Hij had een waterdichte huls laten maken voor zijn camera en de perfecte locatie uitgezocht voor zijn volgende project: scheepswrakken op de zeebodem.
Met zijn vrienden Philippe Tailliez en Frédéric Dumas filmde hij wrakken op de bodem van de Middellandse Zee.
Van de vele duiken maakten ze de 30 minuten lange film Épaves – wrakken – waar niet echt veel in gebeurde.
Maar toen de film in september 1946 werd vertoond op het allereerste filmfestival in Cannes, waren de kijkers verkocht. Zoiets hadden ze nog nooit gezien.
Terwijl Cousteau en zijn vrienden over het witte doek zwommen, ging er een enthousiast geroezemoes door de zaal.
De duikers werden filmsterren, en toen Cousteau de speciale juryprijs kreeg, straalde hij van trots. Zijn carrière als onderwaterfotograaf had een vliegende start gekregen.
En het publiek wilde blijkbaar graag zien wat zich onder water afspeelde.
De film verkende een stukje van de Middellandse Zee, en aangezien 71% van het aardoppervlak uit water bestaat, was dit slechts het begin.
De film overtuigde ook de Franse marine van het potentieel van de Aqua-Lung.
Ze kocht tien ademautomaten en richtte de Groupe de Recherches Sous-Marines op, een onderzeese onderzoeksgroep onder leiding van Jacques Cousteau.
De groep kreeg het schip de L’Elie Monnier en had als taak de zeeën schoon te maken, die na de Tweede Wereldoorlog bezaaid lagen met mijnen en scheepswrakken.
Maar Cousteaus ambities reikten verder. Hij wilde zelf de zee onderzoeken en nam verlof om op zoek te gaan naar een geschikt schip voor dit doel. Dat vond hij in Malta.
De Calypso was
gebouwd als mijnenveger voor de Britse marine en had na de oorlog dienstgedaan als veerpont.
Hoewel het schip verwaarloosd was, zag Cousteau direct mogelijkheden. Dankzij een donatie van de Ierse weldoener Loel Guinness kon Cousteau in 1950 het koopcontract tekenen en het schip naar Frankrijk varen om het te laten ombouwen.
Eind 1951 was het omgetoverde onderzoeksschip klaar voor zijn eerste reis.
Bij een feestmaal voor de afvaart hief Cousteau zijn glas om een toost uit te brengen op het witgeschilderde schip en een zonnige toekomst. ‘Il faut aller voir’ – we moeten het met onze eigen ogen zien.
Dat was Cousteaus levens-filosofie en het motto van de Calypso.

1959: Mini-ubåd gav sensationelle optagelser. Sammen med ingeniøren Jean Mollard designede Jacques Cousteau mini-ubåden SP-350 Denise. Den ”dykkende tallerken” målte 2,85 m i diameter og vejede 3,5 tons og var det første dykkerfartøj i verden udviklet til videnskabelig udforskning. SP-350 havde en fjernstyret arm, som kunne tage prøver fra havbunden. Desuden var den udstyret med to filmkameraer og tre bevægelige lamper, der gjorde det muligt at filme i buldermørket på de store dybder. Fartøjet kunne skyde en fart på to knob – knap 4 km/t. – og havde plads til en besætning på to personer. Den lille ubåd var med om bord på Calypso, hvor besætningen brugte den til filmoptagelser i ned til 300 meters dybde.
Gouden Palm voor Monde du silence
De Calypso was een schot in de roos.
Tijdens eerste reis naar de Rode Zee bracht de crew koraalriffen in kaart en verzamelde honderden dieren en planten, waaronder vele nog onbekende.
De duikers maakten unieke kleurenfilms van de fantastische dieren die in het zeewater leefden. De 38 dagen lange expeditie was één grote triomf.
In 1953 werd deze nog overtroffen, toen Cousteau het boek Le Monde du silence uitgaf over de uitvinding van de Aqua-Lung en de eerste duiktochten tussen wrakken, dolfijnen en haaien.
‘Cousteau beschrijft zijn avonturen onder water met de precisie van een wetenschapper en het gevoel van een dichter’, schreef een recensent. Er werden dat jaar 486.000 exemplaren verkocht en het werd in 20 talen vertaald.
In 1954 was Cousteau in grote delen van de wereld bekend bij het publiek, en van heinde en ver bereikten hem verzoeken van mannen en vrouwen die ervan droomden mee te reizen.
Degene die Cousteau het liefst aan boord wilde, was de filmregisseur Louis Malle, die door een speling van het lot juist op zoek was naar een baan.
Twee jaar later lanceerden Malle en Cousteau de film Le Monde du silence over het dagelijks leven aan boord van de Calypso.
De camera volgde de bemanning van de kombuis tot in de diepzee tussen walvissen, schildpadden en tropische vissen.
Het publiek was verrukt. Als het water zich boven de duikers sloot, hielden de kijkers hun adem in. Als de haaien een vreetfestijn hielden, zaten ze op het puntje van hun stoel. En als er een koraalrif op het doek verscheen, waren ze stil van ontzag.
De film won de prestigieuze Gouden Palm op het filmfestival van Cannes en een Oscar in de Verenigde Staten, en daarmee werd Cousteau een ware beroemdheid. Journalisten bedelden
om een interview en vorst Reinier van Monaco bood hem een goedbetaalde baan aan als directeur van het oceanografisch museum van Monaco.
Dat was een droombaan. Al jaren moest Cousteau de eindjes aan elkaar knopen. Bij de directeursfunctie hoorde niet alleen een vorstelijk salaris en een huis in Monaco, hij kreeg ook alle ruimte om door te gaan met zijn films en boeken. Cousteau nam het aanbod met beide handen aan en verliet de marine.
In deze jaren voelde hij zich als een vis in het water. De Aqua-Lung ging in de hele wereld als warme broodjes over de toonbank.
Overal waar de Calypso kwam, werd de crew als helden onthaald, en in 1966 sloot Cousteau een contract met de Amerikaanse tv-zender ABC om 36 afleveringen te produceren van de documentaireserie The Undersea World of Jacques Cousteau.
Het concept was eenvoudig: in elke aflevering stond een vraag centraal. ‘Zijn haaien wrede moordmachines?’ of ‘Hoe ontstaat een koraalrif?’ Het werd een internationaal succes. In de negen jaar dat de serie liep, werden Cousteau en zijn bemanning met hun karakteristieke rode mutsen geliefd bij een hele generatie kijkers.
Iedereen kende de Calypso en de kenmerkende nasale vertelstem van Cousteau met het Franse accent.
De toon van de serie was luchtig, maar Cousteau had een serieuze missie.
Hij had met eigen ogen gezien dat de oceanen vervuild raakten, en nadat zijn doel eerder was geweest de onderwaterwereld te onderzoeken, richtte hij nu zijn vizier op het redden van de blauwe planeet.
In de tv-serie en in collegezalen overal ter wereld riep hij de mensen op om haar goed te behandelen, en in 1973 stichtte hij de Cousteau Society om geld in te zamelen voor natuurbehoud en voor educatie. Zoals alles waar Cousteau zich mee bezighield, werd de stichting een succes.
Het eerste jaar meldden zich 120.000 leden aan, en na vier jaar stond de teller op een kwart miljoen.

1962: Cousteau byggede kolonier på havbunden I forsøget på at opklare om mennesket kunne leve under havets overflade, udviklede Jacques Cousteau en undersøisk koloni, som han døbte Conshelf – en forkortelse for “continental shelf“, dvs. kontinentalplade. I 1962 flyttede to mennesker i en uge ind i Conshelf I, der lå på 10 meters dybde ud for Marseille. Året efter blev eksperimentet gentaget i Conshelf II på 10 meters dybde i Det Røde Hav, hvor fem mennesker boede i en koloni på havbunden i en måned. Conshelf III var den sidste i rækken af undersøiske boliger. På 100 meters dybde ud for Nice tilbragte seks mennesker i 1965 tre uger i den runde beholder. Konklusionen på eksperimenterne var, at mennesker kan opholde sig i lang tid under vandet, men at mangelen på sollys er et problem.
Cousteau trouwt met zijn minnares
Als zelfbenoemd ambassadeur voor de aarde reisde Cousteau de wereld rond om zijn zaak te promoten.
Was hij voorheen het liefst onder water, in de jaren 1970 bracht hij het meeste van zijn tijd hoog en droog door in de business class.
Hier ontmoette hij op 67-jarige leeftijd de 40 jaar jongere stewardess Francine Triplet. Zij viel als een blok voor de charmante onderzoeker, en het gevoel was wederzijds.
Ze kregen een verhouding – en twee kinderen – terwijl Cousteau nog steeds getrouwd was met de nietsvermoedende Simone.
De minnares en de buitenechtelijke kinderen bleven een geheim tot aan de dood van Simone in 1990. Ruim een half jaar later trouwde de inmiddels 81-jarige Cousteau met Francine.
Cousteaus volwassen zoon Jean-Michel was woedend over zijn vaders ontrouw.
Meteen na de bruiloft keerde hij zijn vader de rug toe, en de twee zouden tot Cousteaus dood op 25 juni 1997 geen contact meer hebben.
Maar tijdens de begrafenis liep Jean-Michel samen met Francine en zijn halfbroer en halfzus achter de kist.
De strijdbijl was voor even begraven. In de kerk hield Jean-Michel een ontroerende speech over zijn vader:
‘Zijn werk was een ode aan het leven. Op mijn kantoor hangt een citaat van mijn vader: het geluk van de bij en de dolfijn is dat ze bestaan. Het geluk van de mens is dat hij dat weet en zich erover verwondert.’