De Florentijn had net als Columbus eerst geprobeerd aan de koning van Portugal uit te leggen dat schepen via het westen naar Indië konden en niet om Afrika heen hoefden.
15.600 kilometer ernaast
Toscanelli had zijn kennis van de Griekse geograaf Strabo (63 v.Chr.-24 n.Chr.), wiens werk in de 15e eeuw was herontdekt. Op de kaart stonden echter eilanden die in de klassieke oudheid niet bekend waren, en Toscanelli maakte Azië 8000 kilometer te lang.
Columbus dacht daarom dat de afstand van de Canarische Eilanden tot Chippangu (zoals Marco Polo Japan had genoemd) maar 4400 kilometer was. En op Toscanelli’s kaart wemelde het van de eilanden waar hij proviand zou kunnen inslaan.
De werkelijke afstand van de Canarische Eilanden naar Japan is bijna 20.0000 kilometer, dus op de kaart van de Florentijn ligt Chippangu op de plek van Mexico.
Vooral het eiland Antillia halverwege de reis naar Chippangu zou volgens Columbus belangrijk zijn. In de middeleeuwen gingen er verhalen over Antillia, waar zich in de 8e eeuw zeven bisschoppen uit Spanje zouden hebben gevestigd die op de vlucht waren geslagen voor de moslims.
Tijdens zijn reis stuitte Columbus niet op Antillia, maar wel op de Caribische eilanden.