Metropolitan Museum of Art/Wikimedia Commons

Columbus volgde levensgevaarlijke fantasiekaart

Tijdens zijn ontdekkingsreis naar Amerika had Christoffel Columbus een zeekaart bij zich die gevaarlijk slecht was. De fouten op de kaart leidden bijna tot muiterij.

Christoffel Columbus vertelde zijn bemanning in 1492 dat de oversteek van de Atlantische Oceaan maar drie tot vier weken zou duren. Dat werd twee keer zo lang, en meerdere keren dreigden zijn mannen aan het muiten te slaan en rechtsomkeert te maken.

Dat was vooral te wijten aan de zeekaart die Columbus bij zich had. Die had hij in 1474 gekregen van de astronoom Paolo Toscanelli uit Florence.

‘De reis in kwestie is niet alleen mogelijk, hij is ook waarachtig en zal eer en onmetelijke rijkdommen opleveren,’ beloofde Toscanelli in de begeleidende brief.

Op de zeekaart van Toscanelli wemelde het van de verzonnen eilanden, maar het Amerikaanse continent ontbrak. Hier is het in het grijs toegevoegd aan de kaart.

© Bartholomew, J. G./Wikimedia Commons

De Florentijn had net als Columbus eerst geprobeerd aan de koning van Portugal uit te leggen dat schepen via het westen naar Indië konden en niet om Afrika heen hoefden.

15.600 kilometer ernaast

Toscanelli had zijn kennis van de Griekse geograaf Strabo (63 v.Chr.-24 n.Chr.), wiens werk in de 15e eeuw was herontdekt. Op de kaart stonden echter eilanden die in de klassieke oudheid niet bekend waren, en Toscanelli maakte Azië 8000 kilometer te lang.

Columbus dacht daarom dat de afstand van de Canarische Eilanden tot Chippangu (zoals Marco Polo Japan had genoemd) maar 4400 kilometer was. En op Toscanelli’s kaart wemelde het van de eilanden waar hij proviand zou kunnen inslaan.

De werkelijke afstand van de Canarische Eilanden naar Japan is bijna 20.0000 kilometer, dus op de kaart van de Florentijn ligt Chippangu op de plek van Mexico.

Toen Columbus landde op de Bahama’s in het Caribisch Gebied, was hij Toscanelli vermoedelijk dankbaar: die had hem op het idee gebracht de Atlantische Oceaan over te steken.

© L. Prang & Co., Boston/Wikimedia Commons

Vooral het eiland Antillia halverwege de reis naar Chippangu zou volgens Columbus belangrijk zijn. In de middeleeuwen gingen er verhalen over Antillia, waar zich in de 8e eeuw zeven bisschoppen uit Spanje zouden hebben gevestigd die op de vlucht waren geslagen voor de moslims.

Tijdens zijn reis stuitte Columbus niet op Antillia, maar wel op de Caribische eilanden.