Het was de laatste dag van Abel Griffiths. Op 23 juni 1823 schoot de 22-jarige Engelse rechtenstudent na een ruzie eerst zijn vader dood, en vervolgens zichzelf.
Twee dagen later werd het lichaam op bevel van de Londense lijkschouwer naar een gat in de grond bij een druk kruispunt in de buurt van Hyde Park en Buckingham Palace gebracht.
Vier man droegen een simpele houten kist met het stoffelijk overschot van Griffiths. Hij had nog steeds het bebloede nachthemd aan waarin hij was aangetroffen. De politie hield de vrienden en bekenden van de overledene op afstand.
In het katholieke Ierland was zelfmoord tot 1993 een misdrijf.
Op de kruising aangekomen werd het lichaam van Abel Griffiths uit de kist gehaald, in een dikke deken gewikkeld en in het gat midden in het drukke centrum van Londen gegooid.
Volgens het jaarboek Edinburgh Annual Register voerden de ambtenaren ‘het onprettige deel van de ceremonie’ echter niet uit: gebluste kalk op het lichaam strooien en het met een staak doorboren.
De macabere begrafenis van Griffiths in 1823 was bepaald geen uitzondering. Al honderden jaren lang kregen Engelse zelfmoordenaars geen christelijke begrafenis, maar werden ze bij een kruispunt in de grond gelegd.
Abel Griffiths was dus een van de velen die een dergelijk lot beschoren was, maar uitgerekend zijn begrafenis zou een keerpunt betekenen in de Britse geschiedenis.
Zelfmoord was een doodzonde
Abel Griffiths en anderen die dezelfde keuze maakten, begingen een enorme zonde.
De grootste die er was. God had ons immers het leven gegeven, en het kon alleen door hem genomen worden. Iemand die de hand aan zichzelf sloeg, dreef de spot met de schepping.
Zo blijkt uit christelijke teksten uit de 12e eeuw dat de discipel Judas een grotere zonde beging door zichzelf op te hangen dan door Christus te verraden.
Op zelfmoord stonden echter ook wereldlijke straffen, want het werd als moord beschouwd. Daarom was het in grote delen van West-Europa gebruikelijk om een zelfmoordenaar te straffen, al was hij dood.
In Nederland werden zelfmoordenaars vaak aan de galg gehangen om door de raven te worden opgegeten.
In Frankrijk bepaalde een decreet uit 1670 dat het lijk van een zelfmoordenaar door de straten gesleept moest worden en op de mesthoop gegooid, terwijl in Pruisen zelfmoordenaars onder de galg werden begraven.
In Zweden werden de lijken van zelfmoordenaars tot midden 18e eeuw verbrand. In elk geval moest zo’n zondaar in ongewijde grond begraven worden, en onder geen beding op het kerkhof.
Op die manier zouden zelfmoordenaars niet naar het paradijs gaan en zou hun ziel nooit rust vinden.
Maar juist daarom waren veel mensen bang dat ze als geesten zouden terugkeren naar de wereld van de levenden.
In Engeland werden ze om die reden – zoals Abel Griffiths – bij een kruispunt begraven.
Het was de bedoeling dat het drukke verkeer en de vele mogelijke richtingen de geest in verwarring zouden brengen, zodat hij niet van z’n plek kwam. Voor de zekerheid werd er vaak een staak door het lichaam geslagen.
Dan was de dode in ieder geval letterlijk aan de grond genageld.

Tot aan de 19e eeuw kregen driesprongen naar men dacht bezoek van demonen. Daarom was het volgens de Britten een goede plek om zelfmoordenaars te begraven. Trivia was de godin van de driesprong en werd daarom aan drie zijden afgebeeld.
Nabestaanden krijgen niets
De Europese landen gingen niet op dezelfde manier met de lichamen van zelfmoordenaars om, maar over één ding waren ze het roerend eens: het bezit van een zelfmoordenaar moest in beslag worden genomen als extra straf voor de misdaad.
Deze regel kwam de schatkist flink ten goede – en bracht het gezin van de dode aan de bedelstaf.
De nabestaanden deden er dan ook vaak alles aan om te bewijzen dat een sterfgeval geen zelfmoord was – of felo de se, zoals het in het Latijn heette.
In 1750 hing de Franse stratenmaker Jean Faverge zichzelf op in zijn appartement op de vijfde verdieping. Eerst had hij de deur van binnenuit op slot gedaan.
Bij de rechtszaak die volgde beweerde de advocaat van de familie bij hoog en bij laag dat ‘kwaadwillenden’ de stratenmaker opgehangen, de deur op slot gedaan en de sleutel onder de deur naar binnen geschoven hadden.
De rechtbank was niet overtuigd. Het vermogen van Faverge werd in beslag genomen, en zijn lichaam werd door de straten gesleept en opgehangen aan de galg – met het hoofd omlaag.
Bij een andere Franse zaak hielden de nabestaanden vol dat een vrouw per ongeluk uit haar raam op de vierde etage gevallen was – al had ze een krukje onder het raam gezet en haar pantoffels uitgetrokken voordat ze sprong.
Rijk en arm ongelijk behandeld
Toen de verlichting in de 18e eeuw zijn intrede deed, veranderde de kijk op zelfmoord.
In de meeste landen bepaalde de wet dat personen die aantoonbaar geestesziek waren niet strafbaar waren als ze zelfmoord pleegden.
Deze regel was tot dan toe weinig toegepast, maar nu verklaarden artsen en lijkschouwers zelfmoordenaars steeds vaker ontoerekeningsvatbaar – en daarvoor kregen ze meestal wat geld toegestopt.
In 1793 beklaagde de Britse arts William Black zich erover dat het lage aantal geregistreerde zelfmoorden in Londen te wijten was aan corrupte lijkschouwers, die vaak grote sommen geld aannamen van nabestaanden.
Alleen de rijken konden zich deze omkopingspraktijken veroorloven, en dat betekende dat zij in Engeland vaak niet gestraft werden, terwijl de armen wel werden veroordeeld.
In 1822 was het Britse parlement in rep en roer toen de minister van Buitenlandse Zaken, lord Londonderry, zijn keel doorsneed en vervolgens werd vrijgesproken omdat hij ‘verward’ zou zijn geweest.
Toen de minister in de prestigieuze Westminster Abbey werd bijgezet, protesteerde een woedende menigte tegen deze evidente ongelijke behandeling.
Abel Griffiths wordt opgegraven
Een jaar na de zelfmoord van de lord schoot Abel Griffiths zichzelf dood. Al verklaarde een apotheker in de rechtbank dat de jongeman hem kort voor zijn daad opgezocht had voor een middel tegen ‘een depressie in de hersenen’, het oordeel van de jury was helder:
‘De jongeman was bij zijn volle verstand.’
Na de uitspraak protesteerden familie en vrienden van de dode volgens het Edinburgh Annual Register: “Dit is uw uitleg van de bewijzen!” zei een jongeman, en hij riep: “Schande! Schande!”’
Maar dat mocht niet baten. Griffiths werd volgens de traditie bij een van de drukste kruispunten begraven.
Een week later togen vrienden van de familie Griffiths in het holst van de nacht naar het graf van Abel.
Toen ze zeker wisten dat er niemand in de buurt was, groeven ze het lijk op en brachten ze het naar een begraafplaats, waar ze het in gewijde grond herbegroeven.
Een dag later was Abel Griffiths het gesprek van de dag in Londen.
Hij was een beroemdheid geworden, en het volk stond aan de kant van de drie die het recht in eigen hand genomen hadden en de ongelukkige een waardige begrafenis hadden gegeven.
En zelfs de koning van Groot-Brittannië bemoeide zich ermee.
George IV had namelijk bij toeval vanuit zijn koets gezien hoe het lichaam van Griffiths in het gat bij het kruispunt Grosvenor Place was gegooid, en hij had ervan gewalgd.
Op aansporing van de koning werd de eeuwenoude wet gewijzigd. Voortaan mocht er niemand meer bij een kruispunt worden begraven of met een staak worden doorboord.
Zelfmoordenaars mochten nu in gewijde grond begraven worden, maar zonder ceremonie, en de teraardebestelling mocht alleen tussen 21 uur en middernacht plaatsvinden.
Zelfmoord blijft strafbaar
Hoewel zelfmoordenaars na de zaak van Abel Griffiths op een normale manier begraven werden, bleef zelfdoding een strafbaar feit in Groot-Brittannië. Pas in 1961 kwam daar een eind aan.
Dat was rijkelijk laat in vergelijking met veel andere Europese landen.
In Nederland werd zelfmoord al in de 17e eeuw niet meer bestraft. Alleen misdadigers die in afwachting van hun straf de hand aan zichzelf sloegen, werden nog wel opgehangen aan de galg.
In 1792 gebeurde dit voor het laatst – om een zeer pragmatische reden: na 1795 waren er geen galgenvelden meer.