De bomaanslag in Oklahoma City in 1995 is een Amerikaans trauma. 168 mensen kwamen om, onder wie 19 kinderen.
Vanwege een ontbrekende nummerplaat liep de eenzame terrorist, Timothy McVeigh, tegen de lamp. De dader werd dus snel gevonden.
Maar waarom deed hij het? Hoe veranderde een begaafde jongen uit New York in een van de meest koelbloedige moordenaars aller tijden?
Daar probeerden meer dan 900 man achter te komen. Dit is het ijzingwekkende verhaal over de wording van de terrorist Timothy McVeigh.
Timothy McVeigh rolt het raampje naar beneden aan de bestuurderskant van zijn gele busje. De 26-jarige veteraan staat voor een rood licht op de kruising van Harvey Avenue en Fifth Street in het centrum van Oklahoma City.
Het is 19 april 1995, de woensdag na Pasen, en het is druk om 9.00 uur ’s ochtends. McVeigh hoopt dat niemand de rook opmerkt die langzaam de cabine binnendringt, afkomstig van de lonten die hij in de laadruimte van de wagen heeft aangestoken.
Eindelijk springt het licht op groen. Opgelucht trapt hij het gaspedaal in en rijdt hij over het kruispunt.
Het hoge gebouw met zijn kenmerkende glazen gevel, waarin overheidskantoren en een kleuterschool zijn gevestigd, komt in zicht. Nerveus parkeert McVeigh het busje op de laad- en losplaats.
Dan stapt hij uit, terwijl de rooklucht steeds merkbaarder wordt. Met snelle passen steekt hij Fifth Street over en loopt hij een steegje in.
Een paar minuten later explodeert het negen verdiepingen hoge Alfred P. Murrah Federal Building in een vlammenzee.
168 mensen zijn dood of bijna dood.
Ze zijn het slachtoffer van de haat van één man: voor de federale regering in Washington en alles waar die voor staat.
Timothy McVeigh steunde religieuze sekte

In de jaren 1990 gingen er geruchten over kindermisbruik en polygamie bij de christelijke sekte Branch Davidians. Zo kreeg de FBI interesse voor de gemeenschap.
Branch Davidians in Waco, Texas.
Het hele land keek toe toen agenten in 1993 de christelijke sekte Branch Davidians binnenvielen – inclusief McVeigh, die het recht van de sekte steunde om zich te bewapenen en te verdedigen.
De datum van de aanslag in Oklahoma City was geen toeval. 19 april 1995 had een speciale betekenis voor Timothy McVeigh: precies twee jaar eerder was de federale overheid het complex van de Branch Davidians in Waco, Texas binnengevallen.
De sekte trok de aandacht omdat de leden een grote voorraad wapens hadden aangelegd. Toen overheidsagenten het complex wilden doorzoeken, openden de sekteleden het vuur. Vier agenten kwamen om, en er volgde een belegering van 51 dagen.
McVeigh volgde de gebeurtenissen op de voet, en in maart reisde hij naar Waco om er zelf poolshoogte te nemen.
Agenten hielden hem echter zo’n 5 kilometer buiten het belegerde gebied tegen, en hij moest omkeren. Hij was woedend omdat hij was weggestuurd, en hij wilde later terugkeren om te protesteren. Maar voordat McVeigh een actie op touw had kunnen zetten, bestormden FBI-agenten het complex van de Branch Davidians.
De aanval eindigde in een tragedie toen zes leden het pand in brand staken en 76 mensen omkwamen.
Timothy McVeighs jeugd
Leerling maakt noodruimte in de kelder
Toen McVeigh 26 jaar eerder werd geboren in Lockport, New York, wees niets erop dat hij op een dag de ergste terroristische aanslag van de VS tot dan toe zou plegen – alleen de aanslagen van 11 september 2001 waren dodelijker.
Zijn vader William werkte in een autofabriek, en zijn moeder Mildred bij een reisbureau. Zijn ouders gingen uit elkaar toen McVeigh 10 was, en hij bleef bij zijn vader. Hij zou een goede relatie hebben gehad met zijn vader en zijn twee zussen, Patricia en Jennifer.
Munten verzamelen en strips lezen waren McVeighs hobby’s.
In zijn tienerjaren werden de munten te saai en begon hij te experimenteren met computers, en dat leverde hem op school de titel ‘meest veelbelovende computerprogrammeur’ op.
McVeigh was een goede leering. Volgens zijn lerares Engels Sue Campbell was hij ‘slim, behulpzaam en vriendelijk, en hij kon goed opschieten met zijn klasgenoten’.
Maar McVeigh had een donkere kant. Als tiener was hij gefascineerd door vuurwapens, en hij dacht steeds meer na over kernoorlogen en andere rampen.
Al snel begon hij de kelder in te richten als een soort bunker – compleet met stapels ingeblikt voedsel, zandzakken, wapens en dozen vol munitie.
Zijn vader maakte zich niet zo’n zorgen. Zijn zoon deed het goed: hij was een goede leerling en ging later aan de slag als chauffeur van een geldtransportwagen.
Op een dag in 1988 kondigde Timothy McVeigh aan dat hij uit huis ging. Hij had zijn baan opgezegd om in het leger te gaan.
McVeigh wordt onderscheiden
McVeigh ontpopte zich vanaf het begin als voorbeeldige soldaat en getalenteerd schutter:
‘Hij zat altijd bij de beste 2 procent. Zijn laarzen waren gepoetst en zijn uniform was gestreken. Hij was een wandelende reclame voor het leger,’ vertelde medesoldaat Kevin Hazlip.
Al snel kreeg McVeigh promotie, en hij werd uitgenodigd om toelatingsexamen te doen voor de Special Forces, een elite-eenheid van het leger.
Daar kon hij de hele dag met vuurwapens bezig zijn en grootse daden verrichten voor zijn vaderland. Hij kon niet wachten.
Alleen 9/11 was erger

De terreuraanslag van 11 september 2001 is de ergste tot nu toe in de Amerikaanse geschiedenis. Er vielen 2996 doden
Terreuraanslagen in de VS met veel slachtoffers
Het dodental bij de aanslag in Oklahoma City was ongekend. Alleen bij de aanslagen van 11 september 2001 vielen meer slachtoffers.
Bij de terreuraanslag in Oklahoma City vielen 168 doden. De gebeurtenis was op dat moment de dodelijkste terreurdaad aller tijden op Amerikaanse bodem.
Het dodental werd overtroffen op 11 september 2001, toen islamitische terroristen vier vliegtuigen kaapten en het World Trade Center in New York en het gebouw van het ministerie van Defensie in Washington, het Pentagon, binnenvlogen.
Op de lijst van terroristische daden met een hoog dodental staan ook het bloedbad onder de zwarte bevolking van Tulsa in 1921 en de aanslag op Pulse, een homonachtclub in Orlando, Florida in 2016.
Bij de aanslag op de nachtclub vielen 49 doden.
Maar de droom spatte uiteen nog voor hij begonnen was.
Een maand voor McVeighs promotie, in augustus 1990, vielen de troepen van de Iraakse dictator Saddam Hoessein het naburige Koeweit binnen.
Met duizenden andere Amerikaanse soldaten werd McVeigh naar de Perzische Golf gestuurd.
Hij diende op een Bradley, een gepantserd personeelsvoertuig, en opereerde aan het front.
Hij presteerde zo goed dat hij beloond werd met een Bronze Star, een van de hoogste onderscheidingen, en later kreeg hij nog meer medailles.
Toen de commandant van de internationale coalitie, generaal Norman Schwarzkopf, het front bezocht, behoorde McVeigh tot de uitverkoren soldaten die hem de hand mochten schudden.
Hij zei tegen zijn zus dat de Holocaust verzonnen was. Maar vooral haatte hij de federale overheid, die er volgens hem alleen was om de bevolking uit te buiten en tot slaaf te maken.
Burgerleven stelt teleur
Maar toen McVeigh in 1991 naar huis terugkeerde, was hij niet meer dezelfde. Hij worstelde met de traumatische herinneringen aan de oorlog.
‘Ik heb nooit eerder de dood gekend. En nu zag ik overal lichamen liggen,’ zei hij tegen zijn tante.
De Special Forces kon hij op zijn buik schrijven, en hij verliet het leger. In het burgerleven vond hij echter geen voldoening:
‘Je hebt de extremen gezien, hoogtepunten, dieptepunten en de harde werkelijkheid meegemaakt. Dan kan het weer je toch niks meer schelen, of wie te laat op zijn werk komt, of wie zijn teen heeft gestoten,’ zei hij later.
‘Ik begon me te realiseren dat ik er niet bij paste,’ zei McVeigh een jaar na thuiskomst.
Op zoek naar gelijkgestemden begaf McVeigh zich in de radicale ondergrondse gemeenschappen die in de jaren 1980 waren ontstaan, vaak met een interesse in krachtige vuurwapens als gemene deler.
Extremistische opvattingen gedijden goed in kringen van wapenliefhebbers, die McVeigh ontmoette op wapenbeurzen.
Binnen de kortste keren verspreidde de voormalige soldaat het verhaal dat joden en zwarte mensen allerlei ellende veroorzaakten. Hij sloot zich zelfs aan bij de Ku Klux Klan.
Hij zei tegen zijn zus dat de Holocaust verzonnen was. Maar vooral haatte hij de federale overheid, die er volgens hem alleen was om de bevolking uit te buiten en tot slaaf te maken.
Toen het leger hem vroeg om 1058 dollar terug te betalen die hij tijdens zijn dienst te veel had gekregen, was hij woedend.
‘Neem alles af wat ik bezit. Neem mijn waardigheid af. Word maar dik en rijk op mijn kosten, veel plezier ermee,’ schreef hij bitter in een brief aan de regering.
Het aanscherpen van de Amerikaanse wapenwetten en het optreden van de overheid tegen illegaal wapenbezit bevestigden zijn ergste angsten.
‘De overheid is bang voor wapens omdat ze hun burgers altijd willen controleren. Als ze de wapens van mensen afpakken, kunnen ze doen wat ze willen,’ zei hij in 1993, nadat overheidsagenten de zwaarbewapende sekte Branch Davidians in Waco, Texas hadden bestormd.

De resten van het Murrah-gebouw werden een maand na de aanslag gesloopt. De bom zat in een geel busje van het bedrijf Ryder, zoals hier afgebeeld.
Oorlogsveteraan kan het niet meer aan
Toen president Bill Clinton op 25 augustus 1994 een verbod op automatische geweren ondertekende, was het klip-en-klaar voor McVeigh.
Hij wist zeker dat de regering hem en zijn wapens zou komen halen en besloot als eerste toe te slaan.
In de maanden daarna kocht of stal McVeigh, met de hulp van zijn oude legerkameraad Terry Nichols, 1800 kilo kunstmest, diesel en explosieven – ingrediënten die samen een krachtige bom zouden maken.
Hij koos het doelwit, het Alfred P. Murrah Federal Building, tijdens een van zijn ritten door het land.
Het gebouw was goed toegankelijk en huisvestte verschillende overheidskantoren, waaronder dat van het gehate Bureau of Alcohol, Tobacco, Firearms and Explosives.
Ontbrekende nummerplaat
Op 15 april 1995 huurde McVeigh een busje van het bedrijf Ryder. In de vier dagen daarna stouwde hij het voertuig vol met kunstmest en explosieven en trof hij de laatste voorbereidingen.
Vroeg in de ochtend reed hij naar het centrum van Oklahoma City en parkeerde hij voor het gebouw. Kort voordat hij de kruising van Harvey Avenue en Fifth Street bereikte, stak hij vanaf de bestuurdersstoel de lonten aan, die door een gat in het tussenschot verbonden waren met het ammoniumnitraat in het laadruim.
Terwijl de rook de cabine vulde, verliet McVeigh de auto, stak Fifth Street over en verdween in een steegje.
Doodvonnis voor terrorist

168 mensen, onder wie 19 kinderen, vonden de dood. McVeigh toonde nooit berouw en wilde zijn executie laten uitzenden op tv. Dat werd hem niet toegestaan.
De autoriteiten deden grondig onderzoek naar McVeigh. En de rechtbank twijfelde er niet aan: de aanslagpleger moest met zijn leven boeten.
Het proces tegen Timothy McVeigh volgde op het grootste onderzoek in de geschiedenis van de Verenigde Staten.
Er werden zo’n 900 mensen op de zaak gezet, die 28.000 verhoren afnamen en 3,2 ton aan bewijsmateriaal vergaarden.
Op 24 april 1997 – iets meer dan twee jaar na de aanslag in Oklahoma City – werd er eindelijk een jury samengesteld. Om McVeigh een eerlijk proces te garanderen werd de zaak in Denver in Colorado gehouden in plaats van in Oklahoma.
De verhuizing stemde de jury echter niet milder.
Na 23 uur beraadslagen bevonden de leden McVeigh op 2 juni 1997 schuldig aan 11 moorden en samenzwering.
Hij werd op 11 juni 2001 geëxecuteerd met een dodelijke dosis gif. De executie was de eerste in 38 jaar die door de federale autoriteiten werd uitgevoerd.
Een paar seconden later klonk de knal. De hele noordelijke gevel van het Murrah-gebouw werd weggeblazen, en honderden nabijgelegen gebouwen werden verwoest of beschadigd.
In de loop van de avond bevestigden de autoriteiten de eerste 20 doden. Tegen die tijd zat McVeigh al lang vast – hij was tegen de lamp gelopen door een ontbrekende kentekenplaat.
Even voor zijn terreuraanslag had hij zijn eigen auto geparkeerd in de steeg aan de overkant van Fifth Street. Om te voorkomen dat het voertuig getraceerd zou worden, had hij de nummerplaat eraf geschroefd. Het ontbrekende kenteken trok de aandacht van de politie toen hij na de ontploffing de stad uitreed. Een agent nam hem mee naar het bureau, en de politie wees hem al snel aan als hoofdverdachte.
McVeigh wist zeker dat alle Amerikanen de overheid evenzeer haatten als hij. Maar hij kwam van een koude kermis thuis. Zelfs de extremisten en milities die hij zo bewonderde, veroordeelden de terreurdaad. McVeigh werd geen held, maar de meest gehate man van Amerika.
De terrorist nam de volledige verantwoordelijkheid. Toen een journalist hem vroeg naar mogelijke medeplichtigen, antwoordde McVeigh bijna trots:
‘De waarheid is dat ik het Alfred P. Murrah Building in mijn eentje heb opgeblazen. Is het niet griezelig dat één man deze hel kon veroorzaken?’