Agent Trevor Lock is net op het verkeerde moment nonchalant. Op 30 april 1980 verlaat hij ’s ochtends zijn post voor de Iraanse ambassade in Londen om binnen koffie te drinken. Hij laat de veiligheidssluis open.
Als Lock buiten had gestaan, had hij de zes Arabieren die de ambassade van beide kanten naderen wellicht gezien. Hij had zelfs de toegang tot het gebouw kunnen afsluiten.
Maar Lock beseft pas dat er iets niet in de haak is wanneer hij in het portierskantoortje geschreeuw hoort vanuit de hal.
Mannen met machinepistolen en pistolen zijn binnengedrongen, en na een korte worsteling nemen ze de agent gevangen.
De indringers sluiten de hoofdingang af en kammen de vier verdiepingen en de kelder grondig uit. Het personeel en de gasten in de ambassade worden op één plek verzameld.
In een paar minuten hebben de zes mannen 26 mensen gegijzeld. Het hoofd van de ambassade, de zaakgelastigde Gholam-Ali Afrouz, heeft een gebroken kaak.
Toen hij het lawaai hoorde, brak hij een interview af, en voor de ogen van een verblufte Pakistaanse journalist sprong hij uit het raam. Maar hij raakte gewond en werd gevangengenomen.
Zes dagen lang zullen de ogen van de wereld op Londen gericht zijn.
Thatcher zwicht niet voor terreur
Als de Britse politie niet veel later bij de ambassade arriveert, worden ze vanuit een raam onder schot gehouden en met pamfletten bekogeld.
Daarop staat dat het Democratische Revolutionaire Front voor de Bevrijding van Arabistan de ambassade heeft bezet.
Er moeten 91 gevangenen worden vrijgelaten in Iran, en daarna eisen de gijzelaars een vrije aftocht per vliegtuig. Als niet binnen 24 uur aan de eisen voldaan wordt, zullen de gijzelaars worden gedood.
De mannen zijn eigenlijk helemaal niet van plan om hun woorden om te zetten in daden. Het zijn eerder naïeve amateurs dan bikkelharde terroristen.
Ze behoren tot de Arabische minderheid in Iran en willen hun onderdrukte volk helpen. Ze gaan ervan uit dat ze de volgende dag na een geslaagde actie weer naar huis kunnen gaan.
Maar ze hebben buiten de waard gerekend: in 1980 heet de premier van Groot-Brittannië Margaret Thatcher, die niet voor niets de iron lady genoemd wordt.
Ze geeft haar ministers meteen te verstaan dat er geen duimbreed aan de terroristen zal worden toegegeven. Ze mogen het land niet verlaten.
Het islamitische regime in Iran kiest eveneens voor de harde lijn. Volgens de ayatollahs is de actie een Amerikaans-Brits complot, en in een persbericht worden de gijzelaars al opgegeven.
Als de Britse politie de dialoog aangaat met Salim Towfigh, de leider van de gijzelnemers, is dat uitsluitend om tot een vreedzame overgave te komen.
Maar dat meldt de onderhandelaar niet over de telefoon, de enige link tussen de autoriteiten en de terroristen.
Hij rekt zo veel mogelijk tijd en weet Salim er keer op keer toe over te halen om het ultimatum te verruimen en gijzelaars vrij te laten.
De oorspronkelijke 24 uur wordt zes dagen, en van de 26 gijzelaars blijven er 21 over. Een oplossing zonder bloedvergieten is binnen handbereik. Maar dan heeft Salim er genoeg van.

Margaret Thatcher, in 1980 premier van Groot-Brittannië, stond bekend om haar onverzettelijkheid. Ze weigerde pertinent op de eisen van de terroristen in te gaan.
SAS neemt het over
Op maandag 5 mei rond het middaguur krijgt de politie een telefoontje uit het belegerde gebouw.
Het is niet Salim: ‘Ik ben Abbas Lavasani,’ zegt de perswoordvoerder van de ambassade. ‘Ik ben vastgebonden en ze willen me doodschieten. Help me!’ Dan grijpt Salim de hoorn en schreeuwt allerlei beschuldigingen voor hij neerlegt.
Er klinken drie schoten, en pas in de avond wordt het lichaam van Lavasani naar buiten gegooid. Salim kondigt aan dat hij na 45 minuten nog een gijzelaar zal doden als hij en zijn mannen geen vrijgeleide krijgen.
Onderhandelen heeft geen zin meer. De plaatselijke commissaris heeft zijn best gedaan en draagt het bevel over aan het leger.
In een belendend pand trekken soldaten hun zwarte gevechtstenue aan. Ze behoren tot de Special Air Service, de elitetroepen van het Britse leger, en staan al zes dagen paraat.
‘Alle personeel: dit is Zonnestraal,’ klinkt het in de oortjes van de troepen. Zonnestraal is hun teamleider bij de ambassade. ‘Ik heb het bevel.’
Korte tijd later ziet een jonge agent op het dak van de ambassade zwarte gedaanten met gasmaskers en bivakmutsen naderen.
‘Eh, klopt het dat er mannen met machine-pistolen over het dak lopen?’ vraagt hij nerveus via de radio.
Terwijl de agent hoort dat het allemaal de bedoeling is, maken de mannen hun touwladders klaar. Anderen maken touwen aan de achterkant van het gebouw vast, en een van de soldaten laat een kluwen van draden door een lichtschacht zakken.
‘Gaat het een beetje?’ vraagt hij de jonge agent, die een kort knikje geeft. ‘Over een minuutje hoor je een hele harde knal,’ vertelt de stem achter het gasmasker. ‘Je kunt je beter terugtrekken en snel dekking zoeken.’
De kluwen in de schacht is een pond kneedbare springstof die als afleiding boven een daklicht op de tweede etage zal ontploffen.
Deze explosie moet de terroristen naar het midden van het gebouw lokken, terwijl de soldaten door ramen en deuren binnendringen.
Om de gijzelnemers nog verder in verwarring te brengen, heeft de politie de instructie gekregen om Salim op te bellen. De telefoon staat op de eerste verdieping, en de gijzelaars lijken op de tweede verdieping te zitten.
Tegenslag bedreigt actie
Alle SAS-teams staan paraat, en om 19.23 uur precies klinkt het commando ‘bankroof’ in de oortjes van de troepen.
Aan de achterkant van de ambassade glijden vier soldaten geruisloos aan een touw naar een balkon op de tweede verdieping.
Nu kunnen ze niet meer terug. Op dat moment dient zich de eerste tegenslag aan. De teamleider is op weg omlaag als zijn lijn blijft haken aan een touwoog van zijn abseiluitrusting.
Hij hangt hulpeloos op 2,5 meter boven de vloer van het balkon. En dat is nog niet alles. Terwijl hij zijn bungelende commandant passeert, raakt sergeant Tommy Palmer een raam met zijn laars. Het glas breekt.
Korte tijd later waarschuwt de onderhandelaar van de politie dat Salim van de telefoon is weggelopen om te kijken waar het geluid vandaan komt. Het verrassingsmoment dreigt verloren te gaan.
‘Go! Go! Go!’ roept de SAS-commandant over de radio. De teams moeten nu toeslaan in plaats van het plan te volgen.
Een tel later trilt het gebouw op zijn grondvesten. De kneedbom is ontploft. Nu moeten de soldaten snel handelen om een bloedbad te voorkomen.
Geluidsman loopt in de weg
Terwijl de commandant nog steeds aan zijn touw bungelt, dringt een ander team aan de voorkant de ambassade binnen.
Vanuit het naburige gebouw klautert korporaal John ‘Mac’ McAleese naar een balkon op de eerste verdieping. Hij heeft een driehoekig houten frame met een kneedbom bij zich.
‘Wat er ook gebeurt, druk niet op de ontsteker voordat Mel en ik in dekking zijn,’ roept hij tegen een collega. De bom moet het gepantserde glas van de ramen op de begane grond en eerste etage breken.
De korporaal is bezig het frame op een raam te plaatsen als hij erachter een gezicht ziet. McAleese herkent een geluidsman van de BBC die was gegijzeld toen hij een Iraans visum aanvroeg.
De gijzelaar staart als verlamd naar de man op het balkon, die wild met zijn armen zwaait. Pas als de korporaal op het punt staat om het raam in het gezicht van de geluidsman op te blazen, gaat die snel aan de kant.
Buiten klimt McAleese weer terug naar het balkon van het andere gebouw, terwijl hij ‘vuur, vuur!’ roept. Er volgt een steekvlam, en rook en puin vliegen de straat op.
Als de korporaal terugspringt, is het raam weg en de muur zwaar gehavend. McAleese beseft dat het misschien wat te veel springstof was.
De meubels in het kantoor achter het raam staan in brand. McAleese ziet een paar benen onder een berg brokstukken, glas en bakstenen uitsteken. Ze zijn waarschijnlijk van de BBC-geluidsman.
‘Goed bezig,’ denkt hij. ‘Er is al een gijzelaar dood, en ik heb het op mijn geweten.’ Dan beweegt de berg puin en komt er een stoffig, verdwaasd kijkend hoofd bovenuit.
‘Hier blijven, verroer je niet,’ zegt een soldaat die achter de man opduikt. Iemand komt je halen.’ De SAS-soldaten dringen met hun gasmasker verder het gebouw binnen.

Het Tsjechische machinepistool Skorpion was geliefd bij terroristen. Met een lengte van 27 centimeter paste het prima onder een jas.
Agent revancheert zich
Terwijl McAleese en zijn mannen oprukken, ontvouwt er zich in het kantoor ernaast een drama. Salim, de leider van de terroristen, en Trevor Lock, de gegijzelde agent, onderhandelen via de telefoon als ze horen dat er een raam sneuvelt.
Een tel later gaat de kneedbom in de lichtschacht af. Lock beseft dat er een bevrijdings-operatie aan de gang is. Hij ziet Salim naar de deur rennen en weet dat de terroristenleider de gijzelaars onder geen beding mag bereiken.
Lock maakt een sprongetje en tackelt Salim van achteren. Diens machinepistool valt op de grond. Salim probeert op te krabbelen, maar Lock duwt hem van achteren een pistool in zijn nek.
Toen ze de gijzelaars fouilleerden, zagen de amateurterroristen het revolver over het hoofd dat Lock in een holster op zijn been droeg. En nu komt het hem goed van pas.
Plotseling wordt de deur open-gerukt en ziet Lock een paar donkere gedaanten. Dan ziet hij twee ronde voorwerpen over de vloer rollen. ‘Zijn het eieren?’ denkt de agent bij zichzelf.
Een ogenblik later ontploft alles om hem heen met een luide knal en een verblindende lichtflits. De SAS-troepen nemen geen enkel risico, en ze gooien stungranaten in elke ruimte voor ze die zelf binnengaan.
Salim grijpt de verwarring aan om te proberen zijn wapen te grijpen. Dan wordt zijn lichaam doorzeefd met kogels uit de machinepistolen van twee SASsoldaten die binnen zijn gekomen. De gevaarlijkste terrorist is uitgeschakeld.

Via het naastgelegen balkon klommen soldaten naar de ambassade, waar ze de ramen opbliezen.
Commandant wordt geroosterd
Terwijl het team van McAleese de eerste verdieping binnendringt, zitten hun collega’s een etage hoger in moeilijkheden.
De commandant hangt nog steeds boven het balkon wanneer zijn mannen stungranaten door de ramen gooien en naar binnen willen gaan.
Ze worden gestuit door een enorme steekvlam: de terroristen hebben meubels opgestapeld achter de ramen en die met benzine overgoten.
De vlammen slaan uit de ramen en de benen van de officier verbranden terwijl hij wanhopig aan zijn touwen rukt.
Dan snijdt een soldaat op het dak de lijn door. De commandant valt hard op het balkon, en sergeant Palmer ruikt de geur van verbrand vlees. ‘Gaat het, kameraad?’
De officier krabbelt op en schudt zijn hoofd, maar hij zegt: ‘We gaan naar binnen.’ 30 kostbare seconden zijn verspeeld. De vier kruipen door het raam en over de berg brandende meubels.
Twee deuren geven toegang tot de rest van het gebouw, maar die zitten allebei op slot. Een soldaat schiet het slot van een ervan kapot, en erachter zitten de vrouwelijke gijzelaars, alleen.
De terrorist die hen moest bewaken is ’m gesmeerd. Weer vier gijzelaars zijn vrij. De tweede deur wil echter niet open, want die is gebarricadeerd met tafels en stoelen.
Palmer zal weer het balkon op moeten om via een zijraam een andere ruimte te kunnen bereiken.
Daartoe moet hij over brandende meubels klimmen, en al het rubber van zijn uitrusting wordt zacht door de hitte. Palmer zet snel zijn gasmasker af voor het aan zijn gezicht vastsmelt.
Tijdens de rest van de actie moet hij het zonder stellen, al wordt er volop traangas in de ambassade gepompt.
Soldaat moet alleen handelen
Vanaf het balkon klautert Palmer naar het zijraampje en klimt erdoorheen. Hij ziet een man die op zijn hurken met een aansteker het tapijt in brand probeert te steken.
De sergeant richt zijn machinepistool op de man en haalt de trekker over. Maar het wapen weigert dienst en ratelt slechts een beetje.
Verbaasd kijkt de terrorist op, richt zijn pistool op Palmer en schiet twee keer. Allebei mis. De soldaat trekt zijn pistool om terug te schieten, maar het doelwit rent de ruimte uit.
Palmer is alleen en zijn machinepistool doet het niet, maar er is geen tijd te verliezen. Hij zet de achtervolging in.
Zijn ogen tranen van het gas terwijl hij via een gang de telexruimte in rent, waar hij geschreeuw hoort. Binnen ziet hij bebloede mensen op de grond liggen. Een van hen staat op.
Het is de gijzelnemer die hem bijna gedood had. De man friemelt met een handgranaat. De sergeant schiet hem zonder te aarzelen door het hoofd.
De handgranaat rolt over de vloer, en tot zijn opluchting ziet Palmer dat de pin er nog in zit. Het volgende moment stormen meer SAS-soldaten de ruimte binnen en lijkt het gevecht voorbij.
De elitetroepen hebben de laatste gijzelaars bevrijd, maar ze zijn te laat gekomen om iedereen te kunnen redden.
De terroristen hebben de tijd gehad om op de gijzelaars te schieten, en één van de 15 gevangenen is gedood, terwijl er twee zwaargewond zijn. Nu proberen drie van de daders zich tussen de gijzelaars te verstoppen.

David McNee, hoofd van de politiemacht bij de Iraanse ambassade, ontmoette agent Trevor Lock na de bevrijdingsactie. Lock had zich zes dagen lang zeer moedig getoond.
Iron lady komt op bezoek
Maar ze vallen te veel op door hun legergroene jasjes. Een van hen wordt al herkend en neergeschoten terwijl de eerste gijzelaars de telexruimte uit gaan.
De soldaten ontdekken en doden een tweede als hij bijna op de begane grond is te midden van de gijzelaars. Alleen de jonge Fowzi Nejad weet in de tuin te komen, waar de identiteit van iedereen wordt nagetrokken.
‘Ik ben student,’ beweert Fowzi als een soldaat hem ondervraagt.
‘Nee!’ roept een van de bevrijde gijzelaars, die op de grond ligt. ‘Hij is een van hen. Hij is een terrorist.’ Fowzi wordt afgevoerd en krijgt 27 jaar cel.
De actie is voorbij. Eén gijzelaar is omgekomen, en twee liggen er een paar maanden in het ziekenhuis. Maar de SAS had rekening gehouden met een verlies van 40 procent, dus de actie wordt als een succes beschouwd.
Door te improviseren heeft de SAS zijn motto ‘wie waagt die wint’ waargemaakt. De soldaten leveren hun wapens in bij de politie, die moet onderzoeken of alles volgens de regels is verlopen.
Dan komen de uitgeputte mannen bijeen in hun hoofdkwartier, waar de biertjes klaarstaan. Er zijn er al een paar soldaat gemaakt als de premier binnenkomt.
‘Mijne heren, niets smaakt zo zoet als succes,’ zegt Margaret Thatcher.