‘Papa! Ik heb buikpijn!’ roept de achtjarige Timothy O’Bryan vanuit zijn kamer in zijn ouderlijk huis in het stadje Deer Park in Texas.
Het is 31 oktober 1974, Halloween, en de jongen heeft net een Pixy Stix naar binnen gewerkt: een rietje met zoetzuur snoeppoeder. Die heeft Timothy buitgemaakt toen hij die avond langs de deuren ging.
De jongen strompelt naar het toilet en begint over te geven. Als zijn vader komt kijken wat er met zijn zoon aan de hand is, maakt Timothy stuiptrekkingen.
Er loopt wit schuim uit de mondhoeken van de knul, die happend naar adem in de armen van zijn vader valt. Ronald Clark O’Bryan belt een ambulance, die korte tijd later arriveert, maar het is te laat. Timothy overlijdt op weg naar het ziekenhuis in het naburige Pasadena.
De jongen is vergiftigd met cyanide, en de politie doet er niet lang over om het moordwapen te vinden. Iemand heeft geknoeid met de Pixy Stix van Timothy en er een dodelijke dosis van het gif ingedaan.
In het huis van het gezin O’Bryan in Deer Park slaat Ronald Clark keihard met zijn vuist tegen de muur, terwijl hij roept:
‘Wie zou er nou een kind van acht vermoorden?’
Dat vragen de overige inwoners van Deer Park en Pasadena zich ook af als ze het nieuws horen, dat zich als een lopend vuurtje door de streek verspreidt.
In de pers wordt de onbekende dader al snel ‘The Candyman’ gedoopt, en de politie opent een klopjacht op de moordenaar, die van Halloween een levensechte horrorfilm heeft gemaakt.

Langs de deuren gaan om te bedelen om lekkernijen is een oude traditie. Bij ons gebeurde het vooral met Driekoningen op 6 januari en Sint-Maarten op 11 november, en in andere delen van Europa gingen kinderen in de vastentijd de straat op.
Kinderen bedelen al eeuwen om eten
De traditie om langs de deuren te gaan komt uit het oude Griekenland. Maar pas na een reclamecampagne van Amerikaanse snoepproducenten kregen kinderen zoetigheden mee.
Trick or treat wordt vooral in verband gebracht met kinderen die langs de deuren gaan met Halloween of Sint-Maarten. En die traditie is heel ver terug te voeren.
Een kleine 2000 jaar geleden kregen de bewoners van het Griekse eiland Rhodos kinderen aan hun deur die als zwaluwen uitgedost waren. Als de volwassenen hun geen eten gaven, haalden de kinderen kwajongensstreken uit, zoals het losmaken van de voordeur.
Een vergelijkbare traditie bestond in het middeleeuwse Europa, waar mensen van deur tot deur gingen om voor overleden naasten van de bewoners te bidden in ruil voor een lekkernij, en vanaf de 19e eeuw trekken in delen van Nederland kinderen met Sint-Maarten met lichtjes door de straten.
Emigranten uit Europa namen deze tradities mee naar de VS.
De gewoonte van het uitdelen van snoep met Halloween ontstond echter pas in de jaren 1950, toen de snoepindustrie reclamecampagnes opzette rond het feest. Eerder kregen kinderen vooral munten, speelgoed, noten of zelfgemaakt gebak.
Twee gezinnen gaan de deuren langs
31 oktober 1974 begon als elke andere Halloween-avond in Pasadena, 24 kilometer ten zuidoosten van de grote stad Houston in Texas in de VS.
De regen viel met bakken uit de lucht, en traditiegetrouw was het op straat een drukte van belang. Verklede kinderen, jongeren en volwassenen gingen de deuren langs om snoep te verzamelen.
Onder de vele kinderen waren Timothy van acht en Elizabeth van vijf. Ze waren met hun vader Ronald Clark O’Bryan naar de stad gereden voor de trick-or-treat. Het was de eerste keer dat Ronald er met zijn kinderen op uit was gegaan om snoep te scoren. Hij had zijn vriend Jim Bates en diens twee kinderen meegenomen.
Daynene, de moeder van Timothy en Elizabeth, was er niet bij, maar bracht de avond door met een vriendin.
De kinderen verheugden zich op het snoep. Het gezin had het niet breed, en Ronald had de laatste jaren veel pech gehad op de arbeidsmarkt.
Tussen 1969 en 1974 veranderde Ronald Clark O’Bryan maar liefst 21 keer van baan. Nu verdiende hij 150 dollar per week als opticien bij Texas State Optical – bepaald geen vetpot voor een kostwinner die vier monden te voeden had.

Gekaramelliseerde appels en andere zelfgemaakte zoetigheden werden in de tweede helft van de 20e eeuw minder populair vanwege verhalen over vergiftigd snoep.
Vergiftigd snoep is zeldzaam
De angst voor vergiftigd snoep was groot in de jaren 1970, en veel mensen zijn er nog steeds bang voor, vooral in de VS. Maar eigenlijk hoeven kinderen met Halloween alleen bang te zijn voor buikpijn en gaatjes.
1970: Cocaïne aangezien voor suiker
De vijfjarige Kevin Tonston uit Detroit at per ongeluk de cocaïne van zijn oom op omdat hij dacht dat het suiker was. De familie maakte de politie wijs dat iemand cocaïne over zijn snoep had gestrooid.
1978: Pers gaf snoep de schuld
Patrick Wiederhold uit Michigan stierf na het eten van Halloweensnoep. De media waarschuwden voor gevaarlijk snoep, maar uit sectie bleek dat de jongen van twee een natuurlijke dood was gestorven.
1990: Gevaarlijk lekkers was vals alarm
De pers weet het eerst aan vergiftigd snoep toen de zevenjarige Ariel Katz uit Santa Monica in Californië stierf toen ze langs de deuren ging. Maar ze bleek een hartafwijking te hebben.
2001: Bacteriën veroorzaken sterfgeval
Een meisje van vier uit Vancouver overleed na het eten van snoep met Halloween. De politie vond echter geen aanwijzingen voor vergiftiging, en later bleek een streptokokkeninfectie het meisje fataal te zijn geworden.
Aan voeding voor de ziel was er echter geen gebrek bij het gezin O’Bryan, dat streng christelijk was. Vooral Ronald was een bekend gezicht in zijn woonplaats Deer Perk, waar hij God elke zondag prees als voorzanger in het kerkkoor.
Maar Halloween was traditiegetrouw het domein van de duistere machten, en al snel puilde de snoepzak van kinderen en volwassenen uit. Bij een van de laatste huizen op de route klopten de kinderen vergeefs aan. Ze dropen bozig af, maar Ronald Clark O’Bryan bleef nog even bij de voordeur staan.
Na een paar minuten sloot hij zich weer bij het gezelschap aan met vijf Pixy Stix-poederrietjes in zijn hand. Er was toch iemand thuis geweest, zei hij met een brede grijns op zijn gezicht. Hij verdeelde de buit over de vier kinderen, en toen ze thuis waren, gaf hij het laatste rietje aan een kind dat aanbelde bij de O’Bryans.
Slechts een paar uur later stierf Timothy in de ambulance, vergiftigd door het snoep dat zijn vader bij het laatste huis had gekregen.
Politie zoekt naar giftige rietjes
Het kostte de politie van Pasadena weinig moeite om vast te stellen dat het Pixy Stix-poederrietje het moordwapen was. Na analyse bleek het grote hoeveelheden van het giftige cyanide te bevatten: genoeg om twee volwassen mannen te doden.
Het poederrietje was aan de bovenkant dichtgeplakt, wat een duidelijke aanwijzing was dat iemand ermee geknoeid had voordat het aan het slachtoffer was gegeven. De politie zette onmiddellijk een grote zoekactie op touw in Pasadena om andere mogelijk vergiftigde Pixy Stix op het spoor te komen.
Met hulp van Ronald Clark O’Bryan vond de politie de vier andere rietjes, die ook van boven dichtgeplakt waren. Gelukkig waren de andere kinderen er nog niet aan toegekomen om het dodelijk poeder te eten.
De politie vroeg O’Bryan het huis aan te wijzen waar hij de vijf Pixy Stix had gekregen.

De bedenker van de zoetzure Pixy Stix-poederrietjes, J. Fish Smith, kwam in 1942 op het idee toen hij ontdekte dat veel kinderen pakjes zoetzuur poeder aten dat bedoeld was als ingrediënt voor frisdrank.
Eerst wist Ronald niet meer waar het huis stond, wat de politie verdacht vond. Omdat het zo hard regende had het gezin maar twee straten afgewerkt, dus het moest te onthouden zijn.
Daarop vroegen de rechercheurs O’Bryan de route samen met hem te lopen, en na drie keer herkende hij het huis plotseling. Hij beweerde dat de bewoner het licht niet had aangedaan toen ze aanbelden, maar de deur op een kiertje had geopend en hem de vijf poederrietjes had toegestopt.
De eigenaar van het huis bleek een luchtverkeersleider op William P. Hobby Airport. Hij had de hele avond gewerkt en was pas om 23.00 thuisgekomen, een paar uur nadat hij volgens O’Bryan het giftige snoep had uitgedeeld.
Meer dan 200 getuigen bevestigden dat de man met Halloween had gewerkt, en de politie schrapte hem van de lijst met verdachten. Nu stond Ronald Clark O’Bryan zelf op de eerste plaats.
Levensverzekeringen zijn verdacht
De huiseigenaar met het waterdichte alibi was niet O’Bryans enige probleem. Toen de politie zich verdiepte in de financiën van het gezin, stuitten de rechercheurs op een moordmotief.
O’Bryan stond zo’n 100.000 dollar in het krijt bij diverse schuldeisers. Een deel daarvan was een lening voor een auto, waarvoor O’Bryan de laatste acht maanden aanmaningen had ontvangen.
Dat hij schulden had, was op zichzelf geen moordmotief, maar in januari 1974 had O’Bryan levensverzekeringen afgesloten voor zijn beide kinderen voor in totaal 30.000 dollar per kind. Daarom vroeg de politie zich af of de schijnbaar vrome voorzanger zijn zoon kon hebben vermoord om zijn financiële situatie te verbeteren.
Toen de rechercheurs ontdekten dat O’Bryan op de dag na de dood van zijn zoon om 9.00 uur ’s morgens had geprobeerd het verzekerde bedrag uitbetaald te krijgen, twijfelden ze niet meer. En het hielp niet dat O’Bryan nauwelijks moeite had gedaan om zijn plan verborgen te houden.
De familievader volgde een avondcursus op het plaatselijke community college, en tijdens een les vroeg hij aan de docent:
‘Wat is het dodelijkst, cyanide of een ander soort vergif?’
Er meldde zich ook een medewerker van een chemisch bedrijf in Houston bij de politie, die vertelde dat iemand had gevraagd of hij cyanide kon kopen.
De getuige kon Ronald Clark O’Bryan niet aanwijzen, maar herinnerde zich wel dat de man een blauw overhemd had gedragen. En dat was precies wat hij droeg als hij voor de opticien werkte.
Nu had de recherche genoeg bewijzen verzameld om een huiszoekingsbevel aan te kunnen vragen, en toen agenten het huis van de O’Bryans doorzochten, vonden ze een schaar met plasticsporen van de vergiftigde Pixy Stix.
Candyman krijgt de doodstraf
Ronald Clark O’Bryan werd op 5 november 1974 door de politie gearresteerd, al vijf dagen na de tragische dood van zijn zoontje. Hij bleef volhouden onschuldig te zijn, maar het bewijs tegen hem loog er niet om.
Op 3 juni 1975 verklaarde een unanieme jury O’Bryan schuldig aan de moord op zijn achtjarige zoon Timothy. Aanklager Mike Hinton pleitte voor de zwaarst mogelijke straf.
‘De enig mogelijke conclusie is dat deze man zijn eigen vlees en bloed ombracht voor geld,’ zei de aanklager trillend van woede tegen de jury.

O’Bryan zat diep in de schulden en had een levensverzekering afgesloten voor zijn zoon.
Hinton voegde eraan toe:
‘Besef hoe makkelijk het voor hem zal zijn om een volslagen vreemde te vermoorden voor geld. We zijn het zijn potentiële toekomstige slachtoffers schuldig dit kankergezwel uit de maatschappij te verwijderen.’
De jury en de rechter waren overtuigd, en Ronald Clark O’Bryan werd veroordeeld tot de elektrische stoel.
Executie uitgesteld
Het doodvonnis zou op 8 augustus 1980 worden voltrokken, maar O’Bryans advocaat wist het meerdere keren uit te stellen door in beroep te gaan. Pas op 31 maart 1984 kreeg Ronald Clark O’Bryan zijn laatste maaltijd in zijn dodencel in Ellis Unit in de staatsgevangenis van Texas.
Op dat moment was de elektrische stoel afgeschaft, en O’Bryan kreeg een dodelijke injectie. Voordat het gif door zijn aderen stroomde, sprak hij zijn laatste woorden uit tegen de aanwezigen:
‘Ik vergeef iedereen – en ik bedoel echt iedereen – die heeft meegewerkt aan mijn dood. Moge God jullie allemaal zegenen.’

Texanen organiseerden een Halloween-feest op de dag dat Ronald Clark O’Bryan terechtgesteld werd.
Buiten de gevangenismuren stonden 300 mensen die niet van plan waren om O’Bryan zijn misdaad te vergeven. Ze schamperden ‘trick or treat’ toen het vonnis werd voltrokken. Sommige mensen hadden zelfs zelfgemaakte, enorme Pixy Stix bij zich om de moordenaar belachelijk te maken.
De beruchte Candyman, die volgens aanklager Mike Hilton Halloween voor de hele wereld had verpest, was dood.
MEER OVER DE PIXY STIX-MOORD
- Mike Vance & John Nova Lomax: Murder & Mayhem in Houston: Historic Bayou City Crime, The History Press, 2014
- David J. Skal: Death Makes a Holiday: A Cultural History of Halloween, Bloomsbury, 2022